De Nederlandse volksboeken
(1977)–Luc Debaene– Auteursrechtelijk beschermdA. 1. Titelbeschrijving.DIE HISTORI || VAn BUEVIJNE VAn AUSTOEN WT ENGELAnDT GHEBOREn. VOL WOnDERLIJKE AUENTUREn || VOL STRIJEN. VOL AMOUREUSHEYT. ENDE VOL VAN VERRADERLIJEN || [In fine:] GHEPRENT THAnTWERPEN AEN DYSEREn || WAGHE BY MY IAN VAN DESBORH [sic] || INT IAER ONS HEEREN. M. VIJFHONDERT || ENDE .IIIJ. ||
(NK 1085) (Hamburg SB) in-fol.
Daar de tijdsomstandigheden ons verhinderden die druk in te zien, gebruikten we: [Houtsn. met dubbele rand rondom:] EEN SCHOONE HISTORIE VAn || [gewone letters:] BUEVIJN: DES GRAUEN SONE VAn AUSTOEN: || WT ENGHELANT GHEBOREN. DYE WELCKE VEEL WONDERLIJCKE AUONTUREN (IN || ZIJN LEUEN) VAN STRIJDEN: AMOREUSHEYT: ENde VERRADERIJEN GHEHADT HEEFT. ENde | HOE HI NAEMAELS TROUWEDE DIE SCHOONE SUSIANE: DES CONINCX DOCHTER VAn | ERMENIEN: DIE WONDERLIJCKE FORTUYNEN GHEHADT HEBBEN. ENDE DAER || NAE CONINCK VAN ENGHELANDT GHECROONT WERT. || [Houtsneden: randje - links: ridder met schepter; linker benedenhoek: hazewind - rechts: dame met valk in rechterhand; linker benedenhoek: hert - randje] || ¶GHEPRINT THANTWERPEN OP DIE LOMBAERDE VESTE | INDEN || WITTEN HASEWINT BY MY IAN VAN GHELEN. || [versierde balk] || | |
[pagina 42]
| |
[In fine:] ¶DIT BOECK IS GHEUISITEERT. BY MEESTER IASPAER DE MERA. BY DYE .K. || MAIESTEYT DAER TOE GECOMMITTEERT ENDE DAER BI GHECONSENTEERT DYE TE || MOGHEN PRINTEN. GHEGEUEN TOT BRUESSELE |INT IAER ONS HEEREN || .M.CCCCC.LII. DEN .XX IIIJ. OCTOBRIS. || GHETEECKENT BY DEN SECRETARIS M. PHILIPPUS DE LENS. || ¶ GHEPRINT THANTWERPEN OP DE LOMBAERDE VESTE | INDEN WITTENHASEWINT BY || MY IAN VAN GHELEN, ANNO .M.CCCCC. ENDE LXIII. || [vo: wapen der Van Ghelens omringd door versieringsbalken]
('s-Gravenhage, Mus. Meerman) in-fol. | |
2. Tekstuitgave:Editie der kapittelopschriften en twee fragmenten van de oudste druk: Bolte Johannes, Buevijn van Austoen, (Beiträge zur Geschichte der erzählenden Litteratur des 16. Jahrhunderts, II), in TNTL, XII (1893), pp. 311-319. | |
3. Literatuur.Becker Philipp August, Beuve de Hantone, (Berichte über die Verhandlungen der sächsischen Akademie der Wissenschaften zu Leipzig. Philologisch-historische Klasse, 93. Band. 1941. 3. Heft), Leipzig, 1941. Boje Christian, Ueber den altfranzösischen Roman von Beuve de Hamtone, (Beihefte zur Zeitschrift für romanische Philologie, herausgeg. von Dr Gustav Groeber), Halle a.S., 1909. Doutrepont G., Mises en prose, pp. 36-41. Stimming Albert, Der festländische Bueve de Hantone. Fassung I, II, III. Nach allen Handschriften mit Einleitung, Anmerkungen und Glossar zum ersten Male herausgegeben, (Gesellschaft für romanische Literatur, Bd. 25, 30, 34, 41, 42), Dresden - Halle, 1911-1920. Verdere literatuur bij Stimming, Bd. 42, pp. 313-338 (passim) en Becker, p. 7 en passim voetnoten. | |
B. Inhoud.(Opmerking: De kapittelopschriften zijn niet genummerd; daardoor hebben wij volgens onze druk wel eens een andere indeling dan in Bolte's opgaven.) Prologhe. 1. Vrome formule. Lof van Maria. 2. Vss: dit is een nieuwe stof. 3. Waarschuwing tegen onvoorzichtige liefde. 4. Toepassing op het geval van deze historie. - I. 5. Guydo, graaf van Austoen, huwt op gevorderde leeftijd en krijgt een zoon, Buevijn. 6. Guydo trekt naar een feest bij zijn zwager, bisschop van Keulen. 7. Daar wordt de gravin verliefd op hertog Doyoen van Nayanzon. 8. Vss: dialoog gravin - Doyoen: wanneer zij hem haar liefde verklaart, zegt hij haar man te vrezen. 9. De gravin vraagt hem deze te doden. 10. Einde van het feest; terugkeer naar huis. - II. 11. De hertog komt bij de gravin. Een hinderlaag wordt voor de graaf voorbereid. 12. De gravin houdt zich ziek. 13. Vss: dialoog graaf - gravin: zij vraagt hem op jacht te gaan. 14. Tijdens de jacht wordt de graaf vermoord door de hertog, Fromont en Ate. 15. De tijding wordt door een ontsnapte ridder in de stad gebracht. Vooral burggraaf Seghebalt van Grimmerstoel is verstoord en legt een klacht neder bij koning Ridtsaert van Engeland. Doyoen vlucht uit het land. 16. De gravin roept hem echter bij zich. Hij wil haar slechts huwen als haar zoon Buevijn gedood is. 17. Zij beveelt Seghebalt haar kind te vermoorden, doch deze houdt hem in zijn kasteel met zijn eigen zonen Diederic en Gwide. 18. Doyoen weet dit en klaagt bij de gravin. 19. Deze doet Seghebalt beloven Buevijn vóór hun ogen in het water te werpen. - III. 20. Op raad van zijn vrouw maakt Seghebalt een wassen pop met Buevijn's klederen. 21. Hij werpt deze in het water. 22. Hij voedt Buevijn samen met zijn eigen zonen op. 23. Nu wil de gravin het huwelijk met de hertog doordrijven. 24. Vóór de koning zweert de hertog onschuldig te zijn aan de dood van de graaf. 25. Op het huwelijk komt Buevijn en slaat Doyoen neer. 26. Hij weet te ontsnappen. Woede op Seghebalt die hen bedrogen heeft. - IV. 27. Onder voorwendsel haar zoon naar de koning van Schotland te willen zenden, verkrijgt de gravin haar zoon. 28. Zij zendt hem op een schip met opdracht aan de verraders Ate en Fromont hem te verdrinken. 29. Deze verkopen hem echter. 30. Vss: Jammerklacht van Buevijn, de kooplui troosten hem. 31. Buevijn wordt verkocht aan de koning van Armenië, en wordt stalknecht van diens dochter Su- | |
[pagina 43]
| |
siane, om 't paard Arondeel, door koning Brandimant geschonken, te bewaren. 32. Bij een steekspel krijgt Buevijn van Susiane de toelating tegen een uitdager te kampen; hij overwint hem. 33. Vss: Dialoog Susiane - Buevijn: zij voelen sympathie voor elkaar. Buevijn verklaart zijn afkomst. Hij wordt haar kamerling. 34. En is in haar en 's konings gunst. - V. 35. Seghebalt, nu Buevijn niet in Schotland is, daagt Doyoen uit en brengt de klacht vóór de koning. 36. Uit vrees voor de bedreiging trekt Seghebalt naar Frankrijk en sticht er de stad Stapels. - VI. 37. Sultan Brandimant eist tevergeefs Susiane ten huwelijk. 38. Daarom valt hij Armenië binnen en bedreigt de hoofdstad. 39. Susiane vraagt Buevijn haar verdediger te zijn en slaat hem ridder. 40. Vss: dialoog Buevijn - Susiane; de ridderslag. 41. Buevijn is leider van een groep ridders. 42. De voorbereidselen tot de strijd. 43. Vss: Dialoog: Koning - Susiane - Buevijn: de koning vraagt wie aan het hoofd van haar groep staat. Buevijn neemt van haar afscheid. 44. De strijd. Dappere daden van Buevijn die ten slotte de sultan gevangen neemt. 45. De Saracenen worden verslagen. 46. De sultan onderwerpt zich en wordt vrijgelaten. - VII. 47. Susiane op Buevijn verliefd. 48. Vss: dialoog Susiane - Buevijn: zij zegt hem te beminnen, maar hy vindt haar eerst te hoog voor hem. 49. Twee verraders beweren bij de koning dat Buevijn Susiane verkracht heeft. 50. Op hun raad zendt de koning Buevijn naar Brandimant met een brief om hem daar te doen doden. 51. Onderweg komt Buevijn bij een pelgrim, die hem naar zijn afkomst vraagt. 52. Vss: dialoog Buevijn - pelgrim: zij spreken over de graaf van Austoen en de pelgrim waarschuwt hem om de brief. 53. Susiane is ondertussen bekommerd: 54. Vss: haar bezorgdheid. - VIII. 55. Buevijn komt bij de sultan. 56. Vss: de brief: Buevijn moet gedood worden. 57. Vss: Dialoog: sultan - Buevijn: hoe heeft Buevijn zulks verdiend? 58. De sultan steekt Buevijn in de kerker waar Buevijn gekweld wordt door ‘venijnige’ dieren. Zeven jaar blijft hij daar. - IX. Koning Yvorijn vraagt Susiane ten huwelijk. Zij weigert. 60. Vss: dialoog Susiane - haar vader: op conditie dat wanneer Buevijn terugkeert het huwelijk ontbonden wordt, aanvaardt zij. 61. Het huwelijk te Mombrant. 62. Door de kracht van een toversteen bewaart zij haar maagdelijkheid. - X. 63. Wanneer de sultan na zeven jaar Buevijn nog levend vindt wil hij hem laten doodschieten met pijlen. 64. Op raad van zijn neef stelt hij dit uit tot overmorgen. - XI. 65. Buevijn doodt zijn bewakers, neemt een paard en een harnas en ontkomt uit de stad. 66. Sultan Sadony met zijn gevolg snelt hem 's morgens achterna. 67. Buevijn wordt slapend aangetroffen. 68. De sultan rijdt hem alleen tegemoet. 69. Tweegevecht; sultan gedood. De anderen vallen hem aan. Hij ontkomt. 70. Brandimant, verwittigd, rijdt nu naar Jerusalem, waarheen Buevijn gevloden is. 71. Hij vindt hem vóór een rivier; tweestrijd; de sultan wordt gedood. 72. Door een wit hert geleid, ontkomt Buevijn op het paard van de sultan door de rivier. - XII. 73. Buevijn komt op het kasteel van een vreselijke reus en wordt door de portier gewaarschuwd. 74. Buevijn doodt de reus en geeft het kasteel aan de portier. 75. Verder in een bos, terwijl hij slaapt, komen er vijftien moordenaars; door zijn paard wordt hij gewekt en ontkomt met ere. 76. Hij gaat naar Jerusalem, biecht bij de patriark en verneemt dat Susiane gehuwd is. 77. Als een pelgrim gaat hij te voet naar Mombrant. - XIII. 78. Daar vraagt hij zijn waard om inlichtingen. 79. Vss: Dialoog Buevijn - waard: vóór de maaltijd ontvangt Susiane de pelgrims. 80. Vss: (gedeeltelijk refreinvorm.) Beurtelings uiten Susiane en Buevijn een klacht, de eerste op de stok Tot ic troost hebbe van buevijns monde, de tweede op de stok Voor dat ick mijns vaders doot gewroken hebbe. Zij geeft hem aalmoezen. Herkenning. Zij verhalen elkaar hun avonturen. 81. Samen vluchten zij 's nachts. - XIV. 82. Overdag blijven zij in een bos. Buevijn doodt een ever. 83. Terwijl hij water gaat halen overvalt een leeuw de schildknaap Bonifoot en twee paarden; gelukkig komt Buevijn tijdig om Susiane te redden. 84. Vanuit hun toevluchtsoord, een rots, bemerken zij de reus Aertsepaert die hen voor Yvorijn komt zoeken. 85. Buevijn overwint en onderwerpt hem. 86. Om brood uitgestuurd, doodt Aertsepaert een heremijt die hem voor een duivel aanziet. 87. Zij vinden te Akers (St-Jan Acco) een schip. 88. Yvorijns schepen sluiten hen in. De | |
[pagina 44]
| |
kracht van de reus overwint deze. 89. Ten slotte reizen ze naar Keulen, waar de bisschop Buevijn over Doyoen bericht geeft. - XV. 90. De bisschop geeft Buevijn een leger mede om het onrecht te wreken. 91. Susiane blijft met Aertsepaert in Keulen. 92. Vss: dialoog: Susiane - Buevijn: zij laat hem ongaarne vertrekken, doch hij laat zich niet bepraten. 93. Buevijn met zijn volk gaat zich in dienst van Seghebalt stellen, en zegt dat hij Gheraert heet. 94. Zij slaan Doyoen terug in Austoen en veroveren Grimmerstoel. 95. Doyoen komt hem met een leger tegemoet; hevige strijd. 96. Ate wordt gevangen genomen. 97. De strijd gaat voort. Ook Fromont wordt gevangen gezet. 98. Doyoen trekt zich in Austoen terug. - XVI. 99. Doyoen is mistroostig. 100. Vss: dialoog Doyoen - zijn vrouw: vermoeden dat Gheraert Buevijn is. Zij zou deze wel vergiffenis schenken. 101. Hij slaat haar vergramd. 102. Als pelgrim vermomd gaat hij naar Grimmerstoel waar een waard hem inlicht over wat er gebeuren gaat. 103. 's Morgens vraagt hij Gheraert om een aalmoes, doch deze stelt het uit tot na de mis. 104. Doyoen volgt van verre de pijniging van Ate en Fromont en vlucht dan. 105. Daar ze de pelgrim niet terugvinden, vermoeden ze wel dat het een spion was. 106. De twee verraders worden in tonnen met nagels gerold, daarna hun wonden met zout ingewreven en dan worden ze onthalsd. Hun aanbod van grote rijkdom had Seghebalt niet kunnen vermurwen. - XVII. 107. Seghebalt's vrouw herkent Buevijn aan een litteken. Nu moet hij zich wel bekend maken aan Seghebalt. - XVIII. 108. Buevijn reist naar Keulen. 109. Een hertog uit Saksen was op Susiane verliefd geworden. 110. Valselijk liet deze aan haar berichten dat Buevijn verslagen was. Susiane is zeer bedroefd. 111. Vss: Zij treurt. Hertog en bisschop troosten haar. De hertog vraagt haar tevergeefs ten huwelijk. Zij staat hem haar reus af. Nu zal de hertog haar wel winnen! 112. Hij maakt de reus dronken en schaakt Susiane, die hij in de kerk voert om haar te huwen. 113. De reus wordt wakker juist als Buevijn de stad binnenkomt. De reus breekt uit zijn kerker en samen met Buevijn trekt hij naar de kerk waar het opzet verhinderd wordt. 114. De reus wordt gedoopt. 115. Buevijn keert met 5.000 soldeniers naar Engeland terug. - XIX. 116. Buevijn trekt met zijn volk op tegen Doyoen. 117. Na wisselende krijgskans wordt Doyoen verslagen, vooral dank zij Aertsepaert. 118. Vss: Doyoen jammert. 119. De reus achtervolgt hem tot op zijn kasteel, daar echter wordt hij ingesloten, gekwetst, breekt weer los, laat zijn wonde door een geneesheer verzorgen, keert naar zijn leger terug, overmeestert onderweg hertog Griffoen die Doyoen met een leger ter hulp trekt. 120. Vss: jammerklacht van Doyoen. - XX. 121. Doyoen verwerft door geld invloed aan het hof van de koning van Engeland en doet Seghebalt en Gheraert (d.i. Buevijn) ter verantwoording roepen. 122. Als Seghebalt aldus in moeilijkheden is, maakt Buevijn zich bekend. 123. Een tweestrijd Doyoen - Buevijn zal beslissen wie in zijn recht is. 124. Vss: dialoog Doyoende gravin: hij heeft vrees; zij zal in het geheim gewapende mannen klaar houden. 125. Doyoen zweert: vss: de eed. 126. Als hij het kruis wil kussen, draait dit zich om. 127. De kamp. Als Doyoen in moeilijkheden is, vallen zijn gewapende mannen Buevijn aan. Aertsepaert komt ertussen en wordt na lange strijd gedood. Toch worden Doyoen's mannen verslagen. Doyoen bekent geheel zijn schuld, allen worden gehangen, en Buevijn's moeder in een klooster gestoken. 128. Nu wordt Buevijn graaf en huwt Susiane. 129. Feest. Ieder keert naar zijn land terug. - XXI. 130. Buevijn wint in een snelheidswedstrijd met zijn paard Arondeel de prijs. 131. Op aanstoken van hertog Alevijn vraagt de zoon van de koning hem het paard te verkopen. Tevergeefs. 132. Hij gaat in de stal om het paard te nemen. Het paard doodt hem. 133. De woedende koning verbant Buevijn uit het land. 134. Vss: dialoog Buevijn - Susiane - Diederick (zoon van Seghebalt): klacht om hun rampzalige toestand, Susiane is zwanger. 135. Zij rijden tot in een woud. 136. Vss: dialoog Susiane - Diederick - Buevijn: haar uur om te baren is gekomen. Met takken zal Diederick een huisje maken en haar helpen. 137. Vss: refrein: Buevijn's gebed; begin: Ick sal nu bidden ghetrouwelijck op stok Laet haer verbeyden een salighe ure. 138. Nu komt Diederick bij hem en zegt: vss: twee jongens zijn geboren. 139. Vss: Buevijn looft Maria. 140. Buevijn gaat met beide kinderen | |
[pagina 45]
| |
op zoek naar een voedster. 't Ene kind wordt echter door een griffoen weggedragen naar Armenië, waar de koning het vindt en opvoedt, het andere wordt door een schipper medegenomen, die het in zijn bootje vond liggen waar Buevijn het even had neergelegd. 141. Vss: klacht van Buevijn. 142. Vss: Diederick zoekt kruiden voor Susiane. - XXII. 143. Koning Yvorijn is reeds lang op zoek naar Susiane en landt nu juist te Buenen (Boulogne) waar hij Susiane in het bos vindt; hij voert haar mee. 144. Buevijn en Diederick treuren om het verlies van de kinderen. 145. Vss: zij vinden dat ook Susiane weg is. 146. Zij zoeken. 147. Vss: Diederick tracht Buevijn te troosten. 148. Zij reizen naar waar sultan Brudilant de koning van Siviliën belegert om diens dochter Macadose te hebben. - XXIII. 149. Zij gaan zich in diens dienst stellen. Zij vechten dapper tegen de Saracenen: Buevijn wordt opperbevelhebber. 150. Buevijn doodt de sultan. De strijd moet echter ophouden als de koning, gewond, in de stad terugkeert. 151. De Saracenen breken op. - XXIV. 152. De stervende koning biedt Buevijn zijn dochter en het koningschap aan. 153. Op raad van de bisschop aanvaardt hij op conditie dat, zo hij Susiane weervindt, die trouw voorgaat. Zij baart hem twee zonen. - XXV. 154. Seghebalt ontmoet Susiane in de kerk in Provence en bevrijdt haar van de Saracenen. 155. Zij begeven zich naar Siviliën, waar juist Buevijn de bruiloft houdt. 156. Vss: zij vragen Buevijn om eten; hij vindt haar stem aan die van Susiane gelijkend. 157. Diederick geeft aan Seghebalt dertig gouden bizanten omdat hij zo goed zijn vader gelijkt. 158. [Blad 1 ontbreekt; we vullen aan volgens fragment bij Bolte:] XXVI. Hoe Susiane in eens speelmans gelijckenisse voor Buevijns tafel een liedeken speelde, daer alle die geschiedenisse van hem beyden inne begrepen was, ende hoese Buevijn kende, ende hoe Diederick ooc Segebalden kende. 159. Dialoog vss: erkenning Buevijn - Susiane.] 160. Het huwelijk van Buevijn met Macadose moet ontbonden worden. 161. Seghebalt kleedt zich nu als ridder. 162. Vss: dialoog Seghebalt - Diederick: herkenning. 163. Zo zijn allen herenigd. - XXVII. 164. Koning Yvorijn, woedend om Susiane, verwoest Armenië en bedreigt de hoofdstad. 165. Diederick huwt Macadose en bewaart het land voor haar en Buevijn's kinderen. 166. Buevijn en Diederick, verwittigd, trekken de koning van Armenië ter hulp. - XXVIII. 167. Buevijn komt in het geheim 's nachts aan land en overvalt de Saracenen. - XXIX. 168. De Saracenen van de emir trekken zich op een kasteel terug, Buevijn lokt hen buiten en verslaat hen. 169. Daarna ondergaat ook Yvorijn zwaar verlies. - XXX. 170. Verzoening van de koning van Armenië met Buevijn; zijn kind wordt hem daar weergebracht. 171. Een bestand wordt voor twee maanden gesloten, beide legers worden versterkt. - XXXI. 172. De indeling van de legers. 173. Zeven dagen duurt de geweldige strijd. - XXXII. 174. Yvorijn, gevangen, wordt Balam gedoopt en geeft zijn dochter Belefluer aan Buevijn's zoon, de jonge Buevijn, ten huwelijk; ook zijn land wordt bekeerd. 175. De verraders die er schuld aan hadden dat destijds Buevijn werd weggestuurd, worden gehangen. 176. Na de dood van de koning van Armenië volgt Buevijn hem op. - XXXIII. 177. Seghebalt gaat naar zijn land, vindt zijn vrouw stervend, en sterft zelf een jaar daarna. 178. Diederick reist naar Keulen waar hij Buevijn's zoon vindt en herkent door de schipper die hem als boreling had meegevoerd (ook aan een kruis dat hij van de geboorte af tussen de schouders had). 179. Samen gaan zij naar Frankrijk. 180. Hij brengt de jongen, Ghijs, bij zijn ouders. De visser en zijn vrouw worden beloond. - XXXIV. 181. Buevijn erft de Engelse kroon. 182. Na alles geschikt te hebben, reist hij, met Diederick en Boudewijn, zijn zoon bij Macadose, naar Engeland. - XXXV. 183. De kroning in Engeland. 194. Susiane dankt God: 185. Vss: Dankgebed. 186. Voorspoedige regering, al Buevijn's zonen zijn nu koning. - XXXVI. 187. Na zeven jaar wordt Susiane erg ziek. Buevijn doet zijn zonen komen. 188. Vss: dialoog Buevijn - Susiane: hij bidt voor haar, zij neemt afscheid. 189. Allen zijn bedroefd om haar. 190. Vss: dialoog: Buevijn - Ghijs, haar zoon - diens broeder - de bisschop van Cantelberch - Susiane - een andere persoon: haar laatste ogenblikken; afscheid. 191. | |
[pagina 46]
| |
Zij sterft. - XXXVII. 192. Dye conclusie: Na Susiane's begrafenis wordt Boudewijn, Buevijn's zoon, koning. Buevijn wordt heremiet. Zijn kinderen regeren voorspoedig. Vrome wens. | |
C. Herkomst.Het wijd verspreide verhaal van Beuve of Bueve de Hantone of Hamtone (= Southampton) is van Franse oorsprong, waaruit het in zeer uiteenlopende redacties verspreid werd. Men onderscheidt een festländisch-französische en een anglo-normandische vorm van het gedicht, waarvan de eerste de grootste invloed had en voor ons alleen van belang is omdat onze prozaroman er toe behoort. Drie verschillende ‘Fassungen’ kenmerken deze groep, ze werden alle uitgegeven door Stimming. Becker zocht een weg om het oorspronkelijke gedicht uit Fassung II en III te voorschijn te halen (pp. 8-26), de ‘Urabfassung’ ervan zou tussen 1215-1225 liggen en geschreven zijn door de feodale heren van het Zuidwesten, afhangend van de koning van Engeland (ibid., p. 25). Over de oorsprong der sage bestaan vele en zeer uiteenlopende theorieën; Stimming die deze aan een grondig onderzoek onderwerpt, sluit zich aan bij Boje: het oorspronkelijk gedicht moet het werk zijn van één dichter, die zijn verhaal opbouwde met allerlei ‘Motive’ - Boje ontleedt er 31 - die in een groot aantal middeleeuwse ridderromans en andere literatuur zijn aan te wijzen, waarbij mogelijk Huon de Bordeaux een bijzondere invloed heeft uitgeoefend. Het tweede deel, ‘die Fortsetzung’, met name de gebeurtenissen na de bestraffing van Doon de Mayence, is jonger (midden XIIIe eeuw) en kan in verband staan met de Eustachius-sage (cfr voor dit alles Boje, pp. 59-132; Stimming, Bd. 42, pp. 313-325, en Becker, p. 26 en 30-38). In aansluiting aan de Fassung II werd in het midden der XVe eeuw een Franse prozabewerking gemaakt, waarvan nog twee handschriften bekend zijn (cfr Boje, pp. 6-7 en Doutrepont, Mises en prose, pp. 37-40); de oudste druk, in-fol. dezer prozaversie verscheen circa 1500: [fol. b1 ro] ‘¶ Le liure De Beufues || De hantonne. || [In fine:] ¶ Cy finist le liure intitule beufues de || hantonne nouuellement imprime a pa- || ris pour anthoine verard marchant | li- || braire demourant a paris en la rue sainct || iaques pres petit pont a lenseigne saint || iehan leuangeliste ou au Palais au pre- || mier pilier deuant la chappelle ou len chan || te la messe de messigneurs les presidens.||’ (Pellechet, no 2259; Boje, p. 8) (Parijs Bibl. Nat.; Aix; Berlijn StB; Modena Bibl. Palatina). De Franse prozahandschriften hangen samen met de festländisch-französische Gestalt der sage (en wel met de vers-hss PRW; cfr Boje, pp. 13-14), de druk sluit er zich eng bij aan en is haast woordelijk gelijk aan hs. p 1: Parijs, Bibl. Nat. fr. 12554 (anc. 5345); hs p: Parijs, Bibl. Nat. fr. 1477 (anc. 7553) is echter iets korter (cfr ibid.). Het Ndl. volksboek nu wijkt naar vorm heel wat van de Franse prozaroman af, naar kapittelindeling eensdeels, maar anderdeels vooral om de delen in verzen, dikwijls in dialoogvorm. Boje vergeleek de Ndl. tekst met de verschillende vormen van de Franse redacties en schrijft hierover als volgt:
‘Dabei fält zunächst auf, dass die niederländische Bearbeitung viel kürzer ist als alle festländisch-französischen Fassungen, sodass die meisten Merkmale fehlen, an denen man die einzelnen festländisch-französischen Fassungen unterscheiden kann. Andrerseits hat die niederländische Bearbeitung allein folgende zwei Episoden: 1) C (6) v B. Brandimant liess den gefangenen Buevijn an einen Baum binden, um mit glühenden Pfeilen nach ihm zu schiessen. Auf dem Rat eines Neffen aber schob er die Prozedur hinaus, bis alle Verwandten versammelt wären. Ein Gemeinplatz, vgl Enfances Vivien S. 39. Fierabras 59. Huon 181. Floovent 26. Gaufrey 48. Doon de Maiance 294 (nota: cfr de bedoelde edities ibid., pp. 51-59). - 2) G (4) v B. Aetsepart erhield in den Kämpfen gegen Doyoen einen Pfeilschuss, wurde von einem meester Branduculus geheilt und zwang einen gefangenen Verwandten des Doyoen, den Arzt fürstlich zu belohnen. Ob diese beiden Episoden sowie die durch-gehende Kürze des Textes dem niederländischen Bearbeiter oder dem Verfasser seiner französischen Vorlage zuzuschreiben sei, ist natürlich an sich nicht zu unterscheiden. Eine weitere Eigentümlichkeit des niederländischen BH aber, den befremdlichen Namen ‘Buevijn’ van nämlich K III v kurz hintereinander gefunden ‘Austoen’, kann ich als Willkürlichkeit des niederländischen Bearbeiters erweisen. Ich habe | |
[pagina 47]
| |
Bevis, Buevijn, Beuis, und ebenso Bira 4 und F (6) va 37 Hampton (in ynghelant) statt des allgemeinen Austoen. Es ist also sehr wahrscheinlich, dass auch die andern Eigenheiten, die nur der niederländische BH, aber keine Fassung der festländisch-französischen BH, noch überhaupt ein Text des BH aufweist, ebenfalls der Willkür des niederländischen Bearbeiters zuzuschreiben seien’ (ibid., pp. 16-17). Boje onderzoekt verder welke trekken die de festl.-franz. Fassungen ondereen onderscheiden in het Ndl. voorkomen: zij zijn alle terug te vinden in de versie PRWfp, het Ndl. behoort dus tot die ‘Gestalt’ (ibid., p. 17).
Dit belet niet dat zelfs in details het Ndl. volksboek voortdurend met de Franse prozaroman verschilt. Enkele voorbeelden: hoe de gravin met Doyoen in betrekking komt (Ndl. Kap. I t.o.v. Fr. fol. I vo -II vo), hoe de twee kinderen van Buevijn en Susiane van hem verwijderd geraken (Ndl. Kap. XXI-XXII t.o.v. Fr. fol. LXXXIII vo-XC ro) en Buevijn's avonturen in betrekking tot Macadose (Vaucadoce) (Ndl. Kap. XXIII-XXIV t.o.v. Fr. fol. XCII ro-XCVIII vo). Wie beide prozaromans naast elkaar legt bemerkt onmiddellijk dat de Nederlandse in geen geval een vertaling van de Franse zijn kan. Er is dan een dubbele mogelijkheid: ofwel benuttigde de Ndl. auteur een andere bron (een Mndl. gedicht?), ofwel kende hij het verhaal van de Franse prozaroman, doch schreef hierover een versie die slechts wat de hoofdlijnen betreft gelijkaardig is, en voor de uitwerking en bijzonderheden een oorspronkelijk karakter aannam. Boje waagde het ook niet het Ndl. op fp (Frans proza) te laten teruggaan, maar op een onbekende bron, die een gemeenschappelijke Vorlage met het Fr. proza zou gehad hebben (cfr zijn ‘Filiationstabelle’, p. 22). Met zekerheid kan hier moeilijk iets worden uitgemaakt. | |
D. Eigenaardigheden.Doch zelfs in dat geval moet worden aanvaard dat de bewerker van ons volksboek persoonlijke verdiensten toekomen, daar staan de vele verzen borg voor, zoals uit de inhoudsopgave hierboven duidelijk blijkt. Deze zijn zeer nauw met het verhaal zelf verbonden, nemen er een wezenlijke plaats in en kunnen moeilijker gemist worden dan dit bij sommige andere volksboeken het geval is. Enkele keren zijn het monologen. Meestal echter zijn het samenspraken, zelfs daar waar in het XIIIe hoofdstuk het bij uitzondering toch eens twee refreinen zijn die er door elkaar zijn gevlochten en waarboven de schrijver zegt: ‘Hier na volghen twee Refereynen waer af deen veers Susiane al speculerende seit tegen haer selven met vierighen verlangen nae troost van lieve te verwerven. Ende buevijn dies ghelijcx oock seyt een ander refereyn | dienende ter materien vander Historien verclaringhe’. Dit geldt ook voor het gebedrefrein (Kap. XXI) en Susiane's lied (Kap. XXVI). In de door Bolte gepubliceerde fragmenten vindt men o.a. een aantal verzen waaruit de waarde van deze moge blijken; zij behoren tot de goede rederijkersproducten en munten uit door een frisse dramatische vorm. Bovendien zijn ons geen oudere zuivere prozaromans bekend waarin rederijkersverzen werden opgenomen - misschien is de Strijt van Roncevale ouder, doch de zestien rederijkersverzen die daarin voorkomen zijn dan nog elders ontleend. Zo luidt deze prozaroman van 1504 mede een nieuwe verhaal- en bewerkingsvorm in, die echter toch in zekere mate wordt voorafgegaan door de half-historische, half-romantische Destrucyen van Troyen (circa 1500). | |
E. Latere drukken.Een volgende editie, in-fol., verscheen te Antwerpen bij Adriaen van Berghen op 23 October 1511 (NK 3159) (Wenen StB). Kalff (Gesch. Ndl. Lett. 16 E., I, p. 382, nota 1) wijst op een editie: (in fine:) Hans van Liesuelt. Ghesworen boeckprinter op die Camerpoorte in den Schilt van Artois. Int j. O.H. 1552. 23 Oct. (Parijs, Bibl. Arsenal). Over een editie van 1556 cfr Mone, Uebersicht, p. 62 (hij verwijst naar Schmidt, Wien. Jahrb. 31, p. 134). - Let op de approbatie van 24 October 1552, welke voorkomt in de hierboven opgegeven fol.-druk van 1563, Antwerpen, Jan van Ghelen. |
|