van het verleden opwekte, dat Joseph Goerres het in 1807 op zich nam een reeks van 49 Duitse volksboeken te beschrijven. Veel degelijker was de eerste Nederlandse studie, naar Goerres' voorbeeld in 1837 door L.Ph.C. van den Bergh ondernomen, ‘De Nederlandsche Volksromans’, waarin hij deze, ook in verband met hun voorbeelden, ontleedde, terwijl Franz-Joseph Mone het volgende jaar nuttige inlichtingen, vooral van bibliographische aard verzamelde in zijn ‘Übersicht der niederländischen Volksliteratur älterer Zeit’.
Naar het model van de uiterst oppervlakkige studie van Charles Nisard betreffende de Franse littérature de colportage schreef Dr G.D.J. Schotel ‘Vaderlandsche Volksboeken en Volkssprookjes van de vroegste tijden tot het einde der 18e eeuw’ (2 dln., Haarlem, 1873-74), waarin hij letterlijk alle volkslectuur wilde behandelen. Het boek mist echter elke wetenschappelijke nauwkeurigheid en is in grote mate onbetrouwbaar.
Zowel Van den Bergh als Schotel hadden zich veelal moeten behelpen met jonge volksboek-drukken daar de oude moeilijker bereikbaar waren. Hierin werd stilaan voorzien door degelijke tekstuitgaven, waarbij vooral dienst bewezen de facsimile-edities van de firma Nijhoff ('s-Gravenhage, 1898-1910) en bijzonder de reeks van twaalf ‘Nederlandsche Volksboeken’ door de Maatschappij der Nederlands(ch)e Letterkunde te Leiden bezorgd (1902-1941). De impuls hiervoor ging uit van Dr G.J. Boekenoogen, die zelf een rijke collectie volksliteratuur bezat, en zijn kennis op dit gebied samenvatte in een bondig artikel ‘De Nederlandsche Volksboeken’ (Tsch. v. Boek- en Bibliotheekwezen, III (1905), pp. 107-142), achteraf hernomen in een lezing ‘Een en ander over de lectuur van het Vlaamse volk vóór Conscience’ (Versl. Meded. Kon. Vl. Acad., 1912, pp. 677-690). Beide opstellen zijn tot op heden alleszins de beste over het onderwerp. Als aanvulling mag de artikelenreeks van P.L. van Eck Jr vernoemd (‘Nederlandsche Volksboeken’, Taal en Letteren, XIV (1904), pp. 376-388 en 525-556; XV (1905), pp. 340-352 en 533-548; XVI (1906), pp. 49-68. Verder: Den Gulden Winckel, XIII (1914), pp. 40-43), bedoeld als besprekingen van de hierbovengenoemde tekstuitgaven en waarbij hij vooral aandacht besteedde aan de verhouding van de teksten tot hun bronnen.
In de studiën die de folklorist-bibliophiel Emile H. van Heurck aan ons onderwerp wijdde: ‘Voyage autour de ma bilbiothèque’ (Anvers, 1927) en ‘Les livres populaires flamands’ (Anvers, 1931. Een Ndl. vertaling met enkele aanvullingen verscheen: Brussel, 1944), vinden we een overvloed van niet altijd nauwkeurige of volledige bibliographische, geschiedkundige en folkloristische bijzonderheden, naast de korte inhoud der volksboekjes. Een poging om zijn grote feitenkennis in een klare synthese vorm te geven, heeft hij nooit aangedurfd.
Slechts vulgariserende bedoelingen hebben het kleine brochuurtje van Marc Eemans, ‘Grandeur et décadence du livre populaire’ (Bruxelles, 1935), diens artikels ‘Het volksboek en de volksche herleving’ (Dietbrand, Maart 1938, pp. 77-81) en ‘Het Nederlandsche Volksboek’ (Hamer, IV (1943-1944), no 4, pp. 12-13), het artikel van Leo Verkein, ‘Wat zijn volksboeken’ (Debat, 1946, pp. 158-166), zoals ook het essay van Dr C. Kruyskamp, ‘Nederlandsche Volksboeken’ (Leiden, 1942). Een overzicht van de oudste drukken vindt men eveneens bij Wilhelmus Johannes Schuyt, ‘Doctrinael des Tijts’, diss. Utrecht, (Wageningen, 1946), pp. 40-46.
De grote literatuurgeschiedenissen van Jonckbloet, Ten Brink, Te Winkel, Knuvelder en Van Mierlo behandelen slechts oppervlakkig, bondig en soms onjuist de afzonderlijke prozaromans. Kalff blijft hiervoor meer het nalezen waard. In de tweede druk van Van Mierlo's grote literatuurgeschiedenis wordt echter reeds rekening gehouden met de resultaten welke de literatuurhistoricus uit het handschrift van Mijn hier gepubliceerde studie leerde kennen.
Van zeer groot belang zijn algemene bibliographische werken als Brunet's ‘Manuel’, Petit's ‘Bibliographie’, Campbell's ‘Annales’, Nijhoff-Kronenberg's ‘Ndl. Bibliographie, Polain's ‘Catalogue’, de ‘Gesamtkatalog der Wiegendrucke’, en ook meer gespecialiseerde catalogi als die van de bibliophielen Serrure, Waller, de reeds vermelde eerste publicatie van Van Heurck, of de lijst van de firma Fred. Muller, ‘Populaire prozaschrijvers der XVIIe en XVIIIe