De mooiste liedjes(1980)–Louis Davids– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Brief van Mientje uit Soerabaja Ik heb de pen maar weer es effe opgenome, Om je te schrijve dat het heel goed met me gaat. Wat ben ik blij dat ik de beene heb genomen, Want anders zat ik non nog in de Kinkerstraat. Heusch, Indië zus, dat is een fijn gezegend landje, Ik kan je raaie zus, kom hier gerust naar toe, Je hoeft geen vinger in koud water hier te steke, Voor 't kleinste kleinigheidje hè je een baboe. Je weet mijn man is in positie in de rubber, Zoo een betrekking noemen ze hier een employee, Die arme bliksem werkt zich op het veld de blutter, Maar as dr wat verdiend wordt deelt ie dr van mee. De koelies magge Willem allemaal graag lije, En als ie opklimt wordt ie administrateur, Zus, as ik dat beleef dan ben 'k zoo rijk as Rotschild, En kom ik in mijn eigen auto voor je deur. Het is wat fijn hier Zus, want Willem z'n collega's, Die noemen me hier allemaal beleefd ‘Mevrouw’, Ze mosten weten dat ik uit de Kinkerstraat kom, Ik laat ze zoo maar smoezen Zus - ik hou me lou. Iedere vrouw is hier in Indië een Dame, Als je het ziet leg je te rollen van de gijn. Die schele Kee, die bij ons in de straat gewoond het, Die loopt hier 's avonds rond: zóó dik in het satijn. [pagina 31] [p. 31] Je het geregeld een bestekkie as een sultan, Mijn potje doet het kokkie en ze kookt fameus. As ik wat hebben wil, dan gil ik effen ‘djongos’ En dalijk staan er twee Javanen voor mijn neus. Het zijn net kinderen, het binnen goeie sulle, Ze zijn gehoorzaam onderdanig en gevat, Maar toch mot ik ze stevig in de gaten houe, Ze hebben gist're stenga roepia gejat. Je gaat hier iedre dag, nou zeker tweemaal baaje; Nou ik ben dol op water, meid, ik vin het best, Maar je gaat hier niet in zoo'n witte kuipie sitte; Je gooit hier kleine emmers water op je test. En de Javanen baajen zoo maar in de kali Mannen en vrouwen door elkaar, dat hindert niks. Verbeeld je zus, dat je in de Keizersgracht doet; Vlak voor me huis heb ik geregeld een bèn-miks. Seg Sientje, he je wel es rijsttafel gegete? Nou ik bezweer je dat je dat es proeve mot. Ik heb gehuild - een uur heb ik geen raad gewete Van dat genieene heete gloeie in m'n strot. Het is een hutspotje van vijfentwintig schale, As je d'r aan gewoon ben, meid, dan is het fijn, De eerste keer het Wim de dokter motte hale, Ik heb gewoon legge krimpe van de pijn. [pagina 32] [p. 32] Mijn Willem zeit, dat Indië d'r b'roerd an toe is; Het vollek wordt hier zoo venijnig opgestookt. Dat doet die Dekker en die rooie Abdoel Moeis; Ik denk, dat die hier nog een leelijk pijpie rookt. Ze wille hebbe, dat de Gouverneur ze anpakt Want de Javaan is voor de politiek niet rijp; En Willem zeit onze G.G. is veel te ethisch 'k Mag lij e dat ik vet word als ik het begrijp. Je krijgt de senuwe hier meid van de miskiete, Gut-gut wat steke je die salamanders vuil. Ze komme ied're nacht geregeld op visite Op ieder plekkie van mijn lijf heb ik een buil. Je slaapt hier heelemaal verstopt in de vitrasie; Dat heet de klamboe, meid het is zoo'n raar gezicht 't Is net een poppenkast en as ik in rn'n kooi kruip Dan zeg ik: poppetje gezien - en kassie dicht. Nou, Zus, het spijt me maar ik kan niet langer schrijve, Want ik mot aanstonds op visite met mijn vent. Ik mot me kappe, want het is een hooge oome; D'r is receptie strakkies bij de Resident. Doe alle kennisse de hartelijke groete, 'k Hoop jullui allemaal over vijf jaar te zien. En geef een fijne lange zoen van mijn an moeder God segen jullui allemaal: Je zuster MIEN Vorige Volgende