Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Visscher. Zitten wy in 't avondrood Langer niet te rooken, Vlug de netten naar de boot, En in zee gestoken! - Vrouwen, slaat de kinders gê, Als we visch vergaren; Bidt, dat wy met Gods genê Veilig herwaart varen. Elk een touw nu, elk een mand, En vooruitgetreden, Vrolik naar het wachtend' strand Met verhaaste schreden! Morgen snelt er visch op visch Onzen netten binnen, Dat we voor een week gewis Kost en kleeding winnen. [pagina 170] [p. 170] Wenscht ons nog een warm vaarwel Met een kusjen teeder! Vóór wy op het golvenspel Wieglen op en neder! En dan zitten wy weêr hier Aan een pyp te rooken, En er wordt by 't potjen bier Van ons reis gesproken. Ziet hoe op den hoogen vloed Onze schuiten dansen, En in 's avonds laatsten gloed Nog bekoorlik glansen. - Kinders, vlytig opgelet, Wordt u iets bevolen, Leest ook gy een vroom gebed, Dat we niet verdolen. Vorige Volgende