Gedichten
(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 123]
| |
Van uw geheimst gefluister;
Wat ik beproef,
Klinkt wel niet droef,
Maar 't mist en kleur en luister.
Gy, lieve dichters, kent de kunst
Te wurgen en te moorden,
Gy wint een wereldwyde gunst
Door kracht en macht van woorden;
Van nyd verstik
Jan Simpel ik,
Bazuint ge uw slachtakkoorden.
Gy, lieve dichters, zingt zoo lief,
Gy ryt uw hart aan stukken,
Gy huichelt ons een zielengrief,
Die vast ons moet verrukken.
Gy draagt in 't leed
Een bloemenkleed,
En danstet nog op krukken.
Gy, lieve dichters, nuchter, koel,
En toch doortrapt, doorslepen!
Ik gaf schalmei en zielgevoel
Om al uw flinke grepen,
Want op myn riet
Wordt maar een lied
Voor kinderen gepepen.
|
|