Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 3de Ode. Lief is der beek murmlend gelisp, liever is My een lied, dat met kracht verheven en bly 't hart ontvlamt; Geen ééntonige zangwys, Maer een gestadig verandrend koor! Zanger is hy, wie me verwerpt, zeker niet; Het moerassengekwaak behaagt hem alleen, ook versmacht Zyn droefkryschende longpyp Tusschen het riet van zyn waterplas! Zou ik niet vry, trots het gevreesd dwanggezag, De betoovrende snaar van Griek en Romein tokkelen? 'k Prys, trots rechter en langoor, 't Oude, herlevende maetgezang. [pagina 99] [p. 99] Laak me wie wil, wyl ik het eerst hier te land Een geöefender oor, een fyner gevoel vergen durf; Oostwaarts blonk my de lichtstraal: Sints is me klaarder het moederlied. Vorige Volgende