Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Metrische gedichten. 1ste Ode aen Vlaanderen. Zie 'k diep somber op 't lot myner gebroedren schaar, O, dan prangt me de smart jammerlik hart en geest; Diep zonk het geslacht, dat vroeger Zoo verheven en edel stond. Toen nog Vlaanderens taal, zuiver en ongemengd, Schrikvol klonk den tiran, die ze verkrachten wou, Toen 't land en de spraak geheiligd En bemind was by oud en jong: Toen 't vlaamsch lied zich verhief tegen den franschen wind, Toen 't goudlaken alhier dracht van den lande was, Toen woonde op den vryen bodem Een geslacht, dat begraven ligt. [pagina 97] [p. 97] Waant niet zonen te zyn dezes verheven volks; Bastaards zyt ge voorwaar, fier op een vreemden tooi, Uwe eigene taal, de glorie Des verledenen kent ge niet. Slechts één land is op aard, waar men de moedertaal Smaadvol onder 't gezwets eener uitheemsche dooft; Ook nadert de wraak des hemels, En verzwonden is 't eene land! Vorige Volgende