Gedichten
(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
Waar 'k my wend, is er leven
Eener bruischende jeugd,
En het vurigste streven
Naar de vluchtige vreugd.
Ach myn hart is een droefheidsbron,
Nimmer straalt er de lentezon.
Zoet en liefelik streelde
Eens myn wangen de min,
Eene zee was de weelde
En - ik stortte me er in.
Ach myn hart is een droefheidsbron,
Nimmer straalt er de lentezon.
|
|