Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Lied eens Landmans. Ik min by rust en vrede Een recht gemoedlik lied; Ware ieder in myn stede, Men bromde of gromde niet. Men zate, Men praatte, Een liefken aan zyn zy'; Men spronge, Men zonge Zich 't gansche leven bly'. Een gaardjen houdt me wakker, En schenkt me zuur en zoet; Ik oogst op mynen akker Een kleinen overvloed; Het groeit er En bloeit er, Waar of ik heen me wend; Genoegen By zwoegen, Het blyft er zonder end. Ik wou in stad niet huizen, Daar huizen haet en nyd; Daar slyt men met te pluizen Den kosteliken tyd; [pagina 30] [p. 30] Daar vindt men, Verzint men De kunst van leêg te gaan: Hier werkt men, Versterkt men By louter goede daên. Vorige Volgende