Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Engel der Lente. Een engel verliefd in den mei en zyn pracht Ruischt neder op 't aardsche gewemel; De sterren doorvonkelen helder de nacht Verheffend de blikken ten hemel. En de engel beveelt aan een korreltjen zaads, Op vlerkjens naar 't kerkhof te dwalen: ‘Waar 't maagdeken rust, daar verkies dy een plaats, En bloei er als lelie der dalen!’ En de engel beveelt aan een stengeltjen teêr Te wassen en hooger te groeijen: ‘Du staats in het woud eens, den reizer tot leer, Als kruis op de rotse te gloeijen!’ En de engel beveelt aan het klimop nog kleen Te rekken zyn vattende handen, ‘Eensdeks du hier puinen van brokklenden steen, Dra storten die marmeren wanden!’ [pagina 19] [p. 19] En de engel verdwynt met de sterren der nacht, En ryst met de hope ten hemel: De dood en de liefde doorweven de pracht Der lente in het aardsche gewemel. Vorige Volgende