Gedichten(1850)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina III] [p. III] Geen rijmloos onrijm, geen berijmde rijmlarij. Geen graenlooze aer, ten hollen stroohalm opgeschoten! Maer kernvol zij het dicht, in welken vorm gegoten; 't Sta liks, door geest en leest geschroefd, op stalen pooten, En, metrisch al of niet, ik heet het poëzij. Dr J. NOLET DE BRAUWERE VAN STEELAND. [pagina IV] [p. IV] Alleen filomeelen bezielen het bosch, En houden den wandlaer gekluisterd. Zy gorglen, en orglen, en schateren los, Door stille verrukking beluisterd. Toch belge den wandlaer het neuriën niet Van 't nederig muschjen, verborgen in 't riet, Waer 't windjen door fladdert en fluistert. Pr. Van Duyse, Vad. poëzy, 1, 44. [pagina V] [p. V] Myner beminde echtgenoote Melanie Maillart deze toeeigening. Mag die Erde sich verschwdren; Ist nicht Lieb' ein Talisman? Treue Herzen, sie gehören Für die Ewigfeit sich an. Erd' und Himmel mag zerfallen, Vom Zerstörungshauch verweht, Wenn die Liebe über allen Trümmern trinmphirend steht. Hadermann. Nog buldren 's werelds onweêrvlag en. Dat ook de koenste zou vertsagen; Nog juicht der helle vreugdgejoel In 't walgelike straatgewoel; Nog legt de booze list en lagen Om deugd en luister weg te vagen; Ik zinge, ver van 't schandtooneel, Myn lied in 't stille lustpriëel. [pagina VI] [p. VI] Het Ongenoegen moge huilen, Om wellust, goud en rykdom pruilen, Het wensche vry, te zyner eer, De ryken laag, de hoogen neêr; Ik zal by myn gelieven schuilen, En nimmer 't huislik heil verruilen Met lage drift en laffe zucht Naar paradyscher appelvrucht. Geen koning kan 't geluk vergrooten, Dat ik sints jaren heb genoten, En nog geniet, in min en trouw, By myne stilgeprezen vrouw! Des heb ik in 't geheim besloten De liedjens, mynen harte ontsproten, Te wyden aan de dierbre vrouw, Myn lust in heil, myn troost in rouw. Wen woester nog en wrok en veede Zich over de aarde heen verbreedde, Dan vonde ik tegen 't stormgedruis Een schuilhoek in myn needrig huis; Des zy dit boek te dezer stede Een denkmaal van des huizes vrede; Ontfang de zangen, die ik biê, Als liefdedenkmaal, Melanie! Vorige Volgende