Gekende werken

[p. 175]

Twee kleinere gedichten

[p. 177]

 

De Droeue eua // na het blyde aue riep⁽¹⁾¹

 

eer voer euam / aue de scepper sciep

 

hoe wel aue / mids eua /// vore en na was

 

want aue / was als eua / voer der creacie sliep

5

voer euam / aue // jnder prouidencien diep

 

aue / om eua / eer eua / eua / was

 

eua / van aue / midts tviants ra was⁷

 

Den nootelijken oorspronc want om eua / aue⁸

 

sonder aue / moest eua / daert sonder ghena was

10

Dus moest eua / na aue / alst wel spa was

 

en wy met euam / na aue / roepen me

 

want euam suuerde Aue / A / ve

Jant gracie maria en wilt beschermen⁽²⁾
vanden viant jn dit dal vol dolacien²
Dalendighe die op v roepen en kermen
weerde suuerste / moeder / maeght / vol gracien

(1) Zie: D^r W. Van Eeghem, Rhetores Bruxellenses, p. 443.

1 Droeue, bedroefde; aue, omzetting van het woord Eva, als naam gebezigd voor Maria, tevens met toespeling op de begroeting van den Engel: Ave Maria! Veelal worden Eva, de eerste vrouw, die het menschdom in ellende bracht, en Ave, de tweede vrouw, die de menschheid redde, tegenover elkaar gesteld (Mnl. Wdb., I, 486).

7 ra, list.

8 nootelijk, noodzakelijk.

(2) Zie: D^r W. Van Eeghem, l.c., p. 443.

2 dolacie, droefheid (Meyers Woordenschat, 120). Komt niet voor in Mnl. Wdb. noch in Kil.