Alvinus, Stekela, Stekelt, Stekene
Talloze moten en tumuli in Vlaanderen worden in verband gebracht met geesten,
andere weer met Hunne of Hunnen. Deze Alvinusberg is een combinatie van de twee.
Nu eens Hinnenberg (1647), dan weer Alvenberg (1683) en in 1670 ook
Halfhinnenberg; uiteindelijk heeft de volksmond er Alvinusberg van gemaakt.
Terugkeren op je stappen, richting Stekene. Bij het verlaten van de
Hulsterstraat slaan we rechtsaf (Drieschouwen).
Vanouds (1223) een tichelbakkersgemeente, ligt Stekene bezaaid met oude
‘gelaagputten’ (putten die overblijven na de uitdelving
van klei). De meest bekende zijn wel die in de Nieuwstraat en IJzerhandstraat.
Zij zijn nu een natuurreservaat geworden met een aparte biotoop en een
microklimaat. Een aantal toponymisten hebben de naam Stekene proberen verklaren.
Tot heden is er geen steekhoudende verklaring uit de bus gekomen. De enen
meenden dat het kwam van klein Stedeken, omdat tot de 16de eeuw Stekene de
grootste parochie van het Waasland was, anderen meenden het te moeten zoeken in
het feit van het kleisteken. Jozef de Wilde bracht de naam in verband met
‘kene’ (inham). Zonder al te voortvarend te willen zijn,
durven we wijzen op de oudste vermelding van Stekene: Stekela (1223) en Stekelt
(1247). Deze Stekel-stam komt ook voor in Stekel-dijk, Stekel-meet en in een
aantal Engelse toponiemen (als ‘Stick’), die telkens
verwijzen naar ‘water’, kleverig water. Als we daarbij
bedenken dat de oudste benaming van de Alvinusberg
‘Stekelburg’ (1187) is, namelijk de burg achter het
kleverige water, dan durven we te suggereren dat Stekene wel eens zou kunnen
betekenen: ‘de plek aan het kleverige water’. Kleverig
water zou dan slaan op lang stilstaand water, zoals dat mogelijk was in de
Stekense Gavers, die zich uitstrekten van de Kieken-