Ludolf met de kromme vingren
Gaf de leus bij steek en worp:
('t Was de deftigste van 't dorp,
Zo er Lamfried niet mocht zijn.)
Was zijn vader, half een Waal,
Die geboren was t'Absdaal,
En zijn moeder hiet Ogeernen,
Fabrikante in houtlanteernen.
Een van de dorpers is dus afkomstig van Absdale - of het nu Lamfreit of Hughelijn
was, is in de Middelnederlandse tekst niet uit te maken. We geven hier de
voorkeur aan Hughelijn (net zoals J.F. Willems in zijn hertaling van 1834, hier
geciteerd naar de Ooievaarreeks). De Reynaert-dichter lacht zich dan wel een
kriek bij de gedachte dat die met de kromme benen de zoon is van die met de
kromme vingers. De familieverwantschap zou hier dan uitgedrukt worden door een
spottende fysieke vergelijking. In elk geval komt ook Absdale niet groots uit
deze scène. Zoals in een hoofs gevecht uit de ridderroman, wordt hier
(parodiërend) de afstamming van ‘ridder’ Ludolf
besproken. De hele passage is een groteske beschrijving van de door Willem
verfoeide dorpelingen.
Naar het waarom van Absdale moeten we raden. Het was alleszins een kleine,
landelijke plaats met hoogstens enkele huizen. In de 13de eeuw was het eigendom
van de abdij van Cambron (Henegouwen). Alleen de Absdalepolder lijkt
geschiedenis te hebben gemaakt door de voortdurende indijkingen en
overstromingen.
In het centrum aan de linkerzijde zien we een ommuurde hoeve, met een beetje
verbeelding het geboortehuis van