Daar bij die molen
We beklimmen de wal (rechts rond de Dobbele Poort) en krijgen een mooi uitzicht
op de stadskern, de wallen, de gracht en het ‘buitenland’.
Ve wandelen tot aan de ronde stenen stellingmolen uit 1792. De molen, nu
eigendom van de gemeente Hulst, is ‘maalvaardig’ en is
tijdens het weekeinde te bezichtigen. Samen met de basiliek bepaalt deze
korenmolen de ‘skyline’ van het stadje. Hier krijgt men
ook een goed beeld van het ravelijn (halvemaanvormig of hoekig bolwerk dat
diende om een poort te dekken en dat dus steeds buiten de wallen lag) met
contrescarp (buitenboord van een vestinggracht). De 17de-eeuwse vestingbouwers
zijn werkelijk ingenieus te werk gegaan. We trekken verder over de wallen die nu
een rustig wandelparadijs zijn geworden. Misschien kijken we toch nog eens
‘achter rugghe’ en als we even het bouwjaar van de molen
vergeten en in onze fantasie de nacht laten neerdalen, dan zien we misschien
Tibeert de kater hier de worst van de slapende molenaar stelen, zoals hij dat
aan Nobels hof getuigt:
Die worst was mine, al en claghic niet.
Ic hadse bi miere lust ghewonnen
Daer ic bi nachte quam gheronnen
Omme bejach in eene molen,
Daer ic die worst in hadde ghestolen
Eenen slapenden molen man. (A 116-21)
We vervolgen langs het Galgebolwerk en de Bagijnepoort, het Doelenbolwerk en het
Oude Molenbolwerk, het Solms Bolwerk en voorbij het Prince Bolwerk dalen we af
en wandelen tot aan de Gentse Poort. We betreden deze indrukwekkende bakstenen
poort, die in zijn huidige vorm dateert van 1780. Onmiddellijk rechts: Reynaert
de vos! De pelgrim staat er uitdagend voor koning Nobel, komend uit Waas, langs
de belangrijkste invalsweg als een toeristisch visitekaartje. Het monument toont
Reynaert de vos aan het hof, voor Belijn de ram, Canteclaer de haan, Cuwaert de
haas, Tibeert de kater, Bruun de beer en Isegrim de wolf. Links op het monument
staan de Hulsterse torens (de oude torenspits van de Sint-Willibrordus en het
stad-