Een woord vooraf
De ‘Atlas van de Nederlandse Klankontwikkeling’, oftewel ANKO, wordt niet alleen uitgegeven door de Dialectencommissie, maar deze commissie heeft er ook het initiatief toe genomen. Dat was in 1964 en het voorstel is uitgegaan van Prof. Dr. B. van den Berg. Verder heeft de commissie zich als commissie niet zo veel met de ANKO bemoeid, maar de keuze, de bewerking en de toelichting van de kaarten overgelaten aan het hoofd van het Dialectenbureau Dr. Jo Daan en haar medewerkster M.J. Francken. Het is gezien deze gang van zaken logisch dat de auteurs in hun inleiding zelf hun werkwijze verantwoorden. Mijn introductie zij dan echter daarnaast een complementaire verantwoording van het plan.
Het Dialectenbureau van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen heeft sinds het werd ingesteld - nu al weer ruim 40 jaar geleden - materiaal verzameld, maar tot publicatie van taalkaarten op grond van dit materiaal is het pas geleidelijk aan gekomen. Het initiatief tot de ‘Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland’, waarvan de eerste aflevering in 1939 verscheen, is genomen door Prof. Dr. G.G. Kloeke. Het was zijn eigen materiaal dat hij tot kaarten verwerkte of liet verwerken en het resultaat kon met recht de ‘Leidse Taalatlas’ genoemd worden. Pas in 1944, bij mijn aankondiging van de derde aflevering, in NTg 38, 43, kon ik schrijven: ‘te beginnen met deze aflevering heeft de atlas zijn specifiek-Leids karakter verloren, want naast 13 kaarten die tot de Leidse reeks behoren vindt men er hier ook twee van de “Akademiereeks”, bewerkt door de secretaris van het Amsterdamse dialectenbureau Dr. P.J. Meertens en zijn medewerkster J.C. Daan. Naar mij is meegedeeld zal de volgende, de vierde aflevering geheel gevuld worden met kaarten van de Amsterdamse reeks.’ En zo is het inderdaad gegaan: de Dialectencommissie van de Akademie en