Woord vooraf
Dit boek is géén geschiedschrijving, noch een ‘objectieve’ analyse van het universitaire bedrijf zoals zich dat na 1945 in Nederland heeft ontwikkeld. Het is evenmin een volledige autobiografie, intellectueel of anders. Het bevat, zoals de ondertitel aangeeft, universitaire herinneringen van één gewoon hoogleraar. Deze zijn naar beste weten, maar zonder aarzeling subjectief verteld, al zijn bepaalde onderdelen mede gebaseerd op archiefstukken en persoonlijke aantekeningen die ik maakte in de tijd dat een aantal van de hierna beschreven gebeurtenissen plaatsvond.
Het panopticum ontstond uit een serie bijdragen (ruwweg de eerste hierna volgende zeven hoofdstukken) gepubliceerd in het tijdschrift Maatstaf tussen februari 1994 en februari 1995. Ik schreef deze vignetten met twee ogenschijnlijk tegenstrijdige opvattingen: enerzijds een onmiskenbare vereenzelviging met een vakgebied en met het universitaire bedrijf, nationaal en internationaal, anderzijds in de overtuiging dat het alleen goed verkeren is in de universiteit indien men af en toe op afstand de merkwaardigheden van het optreden van mensen in universitaire rollen blijft zien. Ik vond, zo zal de lezer blijken, het gemakkelijker de eerdere decennia ‘sine ira et studio’ te beschrijven dan de periode daarna. Dat ondanks tal van positieve ervaringen de latere periode voor mijzelf, en dus onvermijdeljk ook voor de lezer, er een werd van toenemende vervreemding en minder amusement, is kennelijk onderdeel van het verhaal.
Het boek bevat geen noten, wel een uitvoerige inhoudsopgave, een chronologie van gebeurtenissen en beleidsontwikkelingen, en een register. Niet-politicologen zullen het aantal namen van door mij genoemde vakgenoten uit binnen- en buitenland hier en daar, in het bijzonder in de hoofdstukken 11 en 14, soms te talrijk vinden. Mijn hoogleraar pers, propaganda en openbare mening, K. Baschwitz, leerde ons echter dat mensen zo geïnteresseerd zijn in mensen dat zelfs een krantenkolom die louter gevuld is met wisselende bladzijden van het telefoonboek, nog zijn lezers zou weten te vinden. Waar of niet, het gaat om personen met wie ik nauw heb mogen samenwerken en die mijn herinneringen kleuren.