| |
| |
| |
Bijlage: fragmenten van een socialistisch program uit de bezettingstijd
De hieronder aangehaalde fragmenten zijn ontleend aan:
1 Een nota zonder titel, door Drees van zijn ziekbed af aan zijn zoon Wim gedicteerd op 9 januari 1945 (Archief-Drees, nr. 877). Deze nota zond hij onder meer toe aan de voorzitter van het College van Vertrouwensmannen, L.H.N. Bosch van Rosenthal. Het stuk werd na de oorlog gepubliceerd in Socialisme en Democratie, jrg. 7, 1950, blz. 497-505.
2 De illegale brochure Ordening en socialisatie door een sociaal-democraat, Vrije Gedachten, februari 1945 (Archief-Drees, nr. 304). Kort na de bevrijding herdrukt in de brochure W. Drees, Op de kentering. Het democratisch socialisme en de toekomst, Amsterdam, 1945, blz. 8-14.
3 De illegale brochure Enige richtlijnen voor het in Nederland na de bevrijding te voeren beleid door een sociaal-democraat, Vrije Gedachten, april 1945 (Archief-Drees, nr. 304). Kort na de bevrijding herdrukt in de brochure W. Drees, Op de kentering. Het democratisch socialisme en de toekomst, Amsterdam, 1945, blz. 15-27. Ook herdrukt in: Drees aan het woord. Geschriften en redevoeringen bijeengebracht en ingeleid door K. Voskuil, De Arbeiderspers, 1952, blz. 56-75; en in: Drees. Neerslag van een werkzaam leven. Een keuze uit geschriften, redevoeringen, interviews en brieven uit de jaren 1902-1972 van Dr. W. Drees, voorzien van inleidingen en commentaar van hemzelf en met redactionele medewerking van Paul van 't Veer, Assen, 1972, blz. 116-129.
| |
Het verschil tussen ordening en socialisatie
Er zijn allerlei ordeningsvoorstellen, waarbij het particuliere bedrijfsleven vrijwel over de gehele linie zou blijven voortbestaan, maar in de bedrijfstakken door bedrijfsorganisatie met publiek-rechtelijke bevoegdheden, meer samenhang zou worden gebracht onder toezicht van de Staat die bovendien in meerdere of mindere mate het economisch leven in zijn geheel planmatig zou hebben te leiden.
Het is waarschijnlijk dat men in Nederland aanvankelijk in de laatste richting
| |
| |
zal gaan. Daarin kan een grote vooruitgang liggen, die ook van sociaal-democratische zijde met kracht is te bevorderen, teneinde zover dat langs deze weg mogelijk is, productie en verdeling te richten op de best mogelijke voorziening in de volksbehoeften en het verschaffen van arbeidsgelegenheid voor allen.
Volle verwezenlijking van de socialistische doeleinden wordt daarmede echter nog niet verkregen en de sociaal-democratie kan er dan ook niet bij blijven staan. Het democratisch socialisme onderscheidt zich van vele voorstanders van ordening, doordat het veel verder wil gaan in de aantasting van het arbeidsloze inkomen en het voor een doeltreffende organisatie van productie en distributie uit een oogpunt van gemeenschapsbelang en voor de opheffing der sociale tegenstellingen noodzakelijk acht, dat de voornaamste productiemiddelen gemeenschapsbezit zijn en dat de centrale punten van het bedrijfsleven door de gemeenschap wordt beheerst.
(Ordening en socialisatie, blz. 1-2)
| |
Niet te socialiseren sectoren
De sociaal-democratie beoogt geen socialisatie van heel het bedrijfsleven. Waar klein- en middenbedrijven nog gezonde ondernemingsvormen zijn, die op doelmatige wijze tot de behoeftevoorziening bijdragen, wil zij geen dwang of drang naar socialisering van eigendom en bedrijf. Daar kan worden volstaan met bedrijfsorganisatie, ingeschakeld in het algemene economische plan - in welke organisatie allen, die in het bedrijf werken, vertegenwoordigd moeten zijn en ook de overheid rechtstreeks zeggenschap moet hebben - en daarnaast goede regeling voor de arbeidsvoorwaarden en een sociale wetgeving, die de arbeiders tijdens hun werk beschermt en hun zowel als de kleine ondernemer een inkomen waarborgt, ook als zij buiten staat zijn te werken. [...]
De kunst, het ambacht, een groot deel van de kleine nijverheid, van de kleinhandel en - wat zeer belangrijk is - van landbouw, veeteelt en tuinbouw zullen stellig tot de particuliere sector zijn te rekenen, waarbij overigens behalve aan bedrijfsorganisatie, ook aan de mogelijkheid van coöperatie in verschillende vormen is te denken.
(Ordening en socialisatie, blz. 2)
| |
Socialisatie en democratie
Handhaving van de particuliere eigendom en van het particulier bedrijf over de gehele linie zou een wezenlijke democratie in de weg staan, de duurzaamheid van ordening en geleide economie twijfelachtig maken en het kapitalis- | |
| |
me met zijn sociale tegenstellingen en zijn sociale onrecht bestendigen.
Als het bank- en credietwezen, de grondstoffenvoorziening, de grote monopolistische bedrijven, ‘de poliepen’, de internationale concerns in handen blijven van de grote geldmagnaten, dan zal hun economische macht zich telkens weer doen gelden op een wijze, die de democratie verzwakt en doorkruist. De banden, die hun worden aangelegd (niet tijdelijk, door een dictatuur, onder oorlogsomstandigheden - en dan nog! - maar blijvend, in een democratie, waar altijd alles ter discussie staat en waar het voortbestaan van grote geldmachten betekent, dat dezen ook grote middelen ter beschikking staan om de publieke opinie te beïnvloeden) zullen als het er op aan komt weinig afdoender blijken dan die, waarmee Gulliver door de dwergen gebonden werd.
Anderzijds zal het voortbestaan van de particulieren eigendom b.v. van de grond, ook als die niet door de eigenaar zelf wordt bewerkt, en van de volks-woningen, betekenen, dat het aantal belanghebbenden bij het opheffen van beperkingen ten aanzien van pachten, huren, verkoopprijzen aanzienlijk is. De ervaring leert, dat, hoezeer men ook gemeenschapszin moge trachten te wekken, dergelijke grote groepen hun belangen als recht gaan zien en zodra de toestand weer iets beter wordt met kracht zullen ageren voor het losser maken van de bepalingen, die hun arbeidsloos inkomen begrenzen.
Het ligt voor de hand, dat grote kapitalisten dit verzet van de kleine bezitter zullen weten aan te blazen.
En vermindering van sociale onrechtvaardigheid door terugdringen van het inkomen uit kapitaal tegenover het inkomen uit arbeid zal onder deze verhoudingen nu eenmaal slechts kunnen geschieden door winst-beperking en belastingheffing, waardoor telkens weer een tegenstand zal opleven, die zou wegsterven als de bronnen van de particuliere rijkdom niet meer vloeien, omdat de gemeenschap ze blijvend aan zich heeft getrokken.
(Ordening en socialisatie, blz. 2)
| |
In publieke eigendom te brengen sectoren en bedrijven
Bank en credietwezen
De circulatiebank moet in elk geval een gemeenschapsorgaan zijn. Zij zal verder het bank- en credietwezen hebben te controleren. De grote banken, waarvan de functie overigens in belangrijkheid zal teruglopen naarmate de socialisatie verder vordert, kunnen op den duur tot vertakkingen van de circulatiebank worden. De hypotheekbanken en het verzekeringswezen komen voor socialisatie in aanmerking. Naarmate de sociale verzekering zich uitbreidt zal de volksverzekering daarmee grotendeels kunnen samenvloeien, terwijl de aanzienlijke kapitaalsvorming van de levensverzekering in het
| |
| |
algemeen ook in het totale credietwezen moet worden betrokken. Naarmate grond en woningen in toenemende mate gemeenschappelijk eigendom worden, zal de functie der hypotheekbanken in omvang afnemen.
| |
De energievoorziening
Alle levering dus van kracht, licht, warmte. Naast electriciteit en gas, die reeds grotendeels in handen van publieke lichamen zijn (maar welker bedrijven in groter verband moeten worden samengebracht), de mijnen, waarbij naast de Staatsmijnen nog een belangrijke particuliere exploitatie is, die in het Staatsmijnbedrijf moet worden opgenomen, het hoogovenbedrijf (met walswerk) waarbij enerzijds de energievoorziening betrokken is, anderzijds aanknopingspunten worden verkregen met de grote metaalindustrie, waarvan op den duur ook socialisatie te overwegen is. In het hoogovenbedrijf is de Staat reeds financieel geïnteresseerd. Hij heeft er echter weinig in te zeggen. Het bedrijf zou als geheel aan de Staat zijn te brengen, natuurlijk in een soepele exploitatievorm. De petroleummaatschappijen (tot gemengde bedrijven te maken, waarin Nederland en Indonesië samen de meerderheid moeten hebben).
Het vervoer, waarbij te onderscheiden valt, in zoverre de spoorwegen reeds publiek bedrijf zijn en verder kunnen gaan in het tot zich trekken van het aansluitende autovervoer, het vliegverkeer (waarin de P.T.T. sterk geïnteresseerd is) ook publieke dienst dient te zijn, terwijl de internationale scheepvaartlijnen wellicht het best gemengd bedrijf kunnen worden en daartegen b.v. bij binnenscheepvaart en wilde vrachtvaart ruimte kan blijven bestaan voor betrekkelijk zelfstandige ondernemers in het kader van een algemeen plan.
Monopolistische bedrijven als de Margarinetrust (eventueel, in verband met internationale belangen, ook weer als gemengd bedrijf), zeer grote ondernemingen met belangrijke internationale verbindingen als Philips, Aku, ook in de vorm van gemengd bedrijf.
Onder ‘gemengd bedrijf’ hier steeds te verstaan handhaving van de vorm van de naamloze vennootschap, met aanvaarding van vertegenwoordiging van particuliere belangen, terwille vooral van de samenhang met buitenlandse bedrijven, maar met overwegende zeggenschap van de Overheid in de benoeming van de leiding en in de algemene beginselen ten aanzien van het beleid.
Gedacht kan verder worden behalve aan de reeds genoemde grote metaalindustrie, ook aan de grote scheepsbouw, de grote textielfabrieken, e.d.
Hier nadert men overigens de gevallen, waarin ook een bedrijfsorganisatie grote betekenis kan hebben, wat niet het geval is bij vrijwel monopolistische ondernemingen.
(Ordening en socialisatie, blz. 3; gecursiveerde passages vetgedrukt in origineel)
| |
| |
| |
Bedrijfsorganisatie: overheid, ondernemers en arbeiders
Wij zijn het er over eens, dat de bedrijfsorganisatie dan niet enkel uit vertegenwoordigers van ondernemers en arbeiders moet bestaan, maar dat er een sterke vertegenwoordiging van het algemeen belang moet zijn, die zelfs de leiding moet hebben. De bedrijfsorganisatie moet ook veel meer zeggenschap hebben dan bij de meeste voorstanders van ordening in de bedoeling ligt, zodat het mogelijk is de bedrijfstak als geheel zo doeltreffend mogelijk op de voorziening in de behoeften te richten - een overgangsvorm tussen particulier en gesocialiseerd bedrijf.
(Ordening en socialisatie, blz. 2)
| |
Ordening op lokaal niveau
Ook bij de belangrijke plaatselijke verzorgingsbedrijven (b.v. bakkerij, melkvoorziening, bouwbedrijf, brandstoffenhandel), waarbij wat de laatste drie betreft natuurlijk ook een regeling over het land nodig is, kunnen zowel socialisering, gemengd bedrijf als samenvatting in een bedrijfsorganisatie met sterke invloed van de gemeente in aanmerking komen, terwijl ook de coöperatie hierbij een belangrijke plaats kan innemen.
(Ordening en socialisatie, blz. 3)
| |
Grondeigendom en volkswoningen
Wat eigendomsverhoudingen betreft, de grond, in de eerste plaats voorzover hij niet door den eigenaar zelf wordt gebruikt, en de volkswoningen zullen eigendom van Staat, gemeente, of (wat de woningen betreft) van verenigingen moeten worden. [...]
In de Wieringermeer is gebleken, hoe goed een systeem van verpachting vanwege de staat, met een keuze uit de beste boeren, kan werken, en de woningbouwverenigingen geven een voorbeeld van collectief beheer vanwege de bewoners. Aan den grondgebruiker is natuurlijk, zolang hij de grond goed bewerkt, een vast gebruiksrecht toe te kennen, niet minder waarborgen biedend dan de eigendom. Meer waarborgen zelfs dan met hypotheek bezwaard eigendom, zoals alle eigen grond, tengevolge van deling van een boedel tussen erfgenamen dreigt te worden.
(Ordening en socialisatie, blz. 4)
| |
| |
| |
Mogelijke tegenstand en grenzen aan de nationale staat
De socialisatie, zoals wij die m.i. hebben te bepleiten, zal veel meer tegenstand ontmoeten dan, aanvankelijk, ordening en planning. Bij krachtige actie en goede argumentatie zal het echter mogelijk zijn ook een stevig stuk socialisatie te bereiken.
In het oog is te houden, dat veel van het economische beleid, dat wij wensen, op den duur niet op nationale basis kan worden voltooid, maar in internationaal verband moet worden ingeschakeld.
(Ordening en socialisatie, blz. 3)
| |
Na de bevrijding te treffen maatregelen
Financiën
Wil Nederland de ontzaggelijke financiële lasten, die uit de oorlog voortvloeien, kunnen dragen, armslag verkrijgen voor een goede sociale en culturele politiek, en tevens verhinderen, dat de enorm toegenomen bankbiljetten circulatie blijvend tot grote prijsopdrijving leidt, dan zullen dadelijk ingrijpende maatregelen moeten worden genomen.
Teneinde de hoogte van de vermogens en van de behaalde oorlogswinst vast te stellen, beslag te kunnen leggen op de eigendommen van Duitsers, landverraders, profiteurs en geroofd geld, dat naar het buitenland is meegenomen, waardeloos te maken, zal het nodig zijn alle bankbiljetten, effecten enz. ter inwisseling of afstempeling te doen inleveren.
Opheffing is geboden van het bankgeheim en van alle belemmeringen ten aanzien van het nauwkeurig vaststellen van vermogens en inkomens.
Op de financiële noodmaatregelen moet volgen beperking van de geldcirculatie door vaststelling van een groot deel van de zwevende koopkracht.
Belasting tot een zeer hoog percentage van al wat iemand door de oorlog heeft gewonnen.
Verder een ingrijpende vermogensheffing. (Het treffen alleen van de in de oorlog verworven vermogensvermeerdering zal in de verste verte niet genoeg opbrengen. Bovendien zou het in hoge mate onbillijk zijn wel kleine, in deze jaren verkregen vermogens, grotendeels op te eisen, maar zeer grote, reeds vroeger bestaande vermogens onaangetast te laten.)
Maatregelen tegen kapitaalvlucht.
Herziening van het onder de bezetting ingevoerde belastingsysteem.
Handhaving van een sterke belasting van de winsten der ondernemingen, echter met inachtneming van de noodzakelijkheid van herstel en verdere ontwikkeling van het bedrijfsleven.
Handhaving ook van de gedachte van belasting zoveel mogelijk aan de bron
| |
| |
en van sterk progressieve inkomstenbelasting.
Verschil in tarief naar de aard van de inkomstenbron.
Sterke beperking van het erfrecht.
Vorming uit successierechten en eventueel Staatserfrecht van een socialisatiefonds of van een fonds voor andere kapitaal-doeleinden.
(Enige richtlijnen, blz. 3)
| |
Economische planning
Zo spoedig mogelijk, zij het aanvankelijk schematisch, zal een algemeen economisch plan moeten worden opgemaakt dat de wederopbouw omvat en de richtlijnen daarvoor geeft, maar zich niet tot de wederopbouw in technische zin beperkt.
De mogelijkheden van de Nederlandse economie in de eerste jaren zullen moeten worden geschat: welke productie er kan zijn voor de voorziening in eigen behoeften, welke exportmogelijkheden zich na enige tijd zullen voordoen (bij voorkeur door het afsluiten van langlopende overeenkomsten, die een vaste grondslag geven), welke invoer wij ons in verband daarmee en met de nog beschikbare deviezen zowel als met verantwoord geachte buitenlandse credieten zullen kunnen veroorloven, en zoveel meer. Daarbij komt de vraag op welke hoogte men zal trachten de gulden te stabiliseren en in samenhang daarmee op welk prijzen- en kostenpeil men zal trachten zich te richten.
Dit alles sluit in, in elk geval voorlopig, centrale beheersing van in- en uitvoer, van beslissingen over credieten, over toewijzing van grondstoffen en machines (in de eerste plaats ten bate van die bedrijven, die in de meest dringende behoeften voorzien en de meeste werkgelegenheid bieden). Beheersing ook van prijzen, winsten, rente, huren, pachten, lonen.
(Nota 9 januari 1945)
| |
Verhoudingen binnen ondernemingen
Bij openbare zowel als particuliere ondernemingen andere verhoudingen binnen de bedrijven dan tot nu toe golden.
| |
Ondernemingsraden
Een betrekken van de werkers van hoog tot laag bij het bedrijf op een wijze, die hen doet gevoelen, dat met hen, met hun rechten, belangen, en gevoelens, rekening wordt gehouden, maar dat zij dan ook medeverantwoordelijk
| |
| |
zijn en dat een goede vervulling van hun taak een maatschappelijke plicht is. O.a. in bedrijven van enige omvang invoering van ondernemingsraden voor georganiseerd overleg tussen de ondernemer en vertegenwoordigers van het personeel.
(Enige richtlijnen, blz. 5)
| |
Sociale zekerheid
Uitbreiding van de sociale verzekeringen en van de sociale voorzieningen, opdat bestaansmogelijkheid gewaarborgd is bij het ontbreken van gelegenheid tot arbeiden (bij werkloosheid, b.v. door seizoenoorzaken en nooit geheel te vermijden schommelingen; bij ziekte, invaliditeit en ouderdom veel afdoender dan thans) niet alleen aan loonarbeiders maar ook aan zelfstandigen die daaraan behoefte hebben. Regelingen dus in de geest van het Plan-Beveridge, al zal de methode hier anders kunnen zijn, in aansluiting aan wat reeds bestaat. Inzonderheid verbetering van de ouderdomszorg is urgent. Daarbij zullen bedrijfsverantwoordelijkheid en staatspensioen zijn te combineren.
(Enige richtlijnen, blz. 5)
|
|