Het socialisme van Willem Drees
(2000)–Hans Daalder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
‘Tot het laatst vervuld van zijn idealen inzake socialisme en democratie’Zo begon de rouwadvertentie die Drees' kinderen in zorgvuldig onderling overleg hadden opgesteld, in het zicht van het naderend einde van hun vader. Hij werd op 17 mei 1988, bijna 102 jaar oud, overeenkomstig zijn wens in stilte begraven.Ga naar eind1 Ruim vijfentachtig jaar eerder was de jonge Willem Drees met het socialisme in aanraking gekomen door contacten met klasgenoten op de Openbare Handelsschool. Zijn politieke verbondenheid met de arbeidersbeweging ging ten minste terug tot december 1902, toen hij de verkiezing van P.J. Troelstra tot Kamerlid meemaakte, tot 1903, in welk jaar hij meedeed aan solidariteitsacties met de spoorwegstakers, tot juli 1904, toen hij zich liet inschrijven als lid van de sdap, die toen nog geen tien jaar bestond. Een maand later, in augustus 1904, zat hij op de tribune van het Amsterdams Congres van de Tweede Internationale, waar vele groten uit de internationale arbeidersbeweging aanwezig waren en onder meer debatteerden over het ‘ministerialisme’. In de 67 jaar dat hij lid was van de sdap en de PvdA, zou hij in en voor de partij vrijwel alle denkbare posities bekleden.Ga naar eind2 En hij zou zich verbonden blijven voelen met de socialistische beweging, ook na 1971, toen hij de PvdA verliet. Lid van ds'70 werd hij niet. Hij speelde met de gedachte lid te worden van een socialistische partij in een ander land, maar zag daar, in tegenstelling tot Alfred Mozer, als te zeer Nederlander toch vanaf. Hij zou zijn positie na zijn uittreden duiden met een door hem vaker aangehaald citaat van Marx. Deze had de Duitse dichter Freiligrath, die evenals hij in ballingschap leefde, een brief geschreven met de aanhef ‘partijgenoot’. Freiligrath had geantwoord dat hij geen lid meer was van een politieke organisatie. Marx schreef terug: ‘Ik ook niet, maar wanneer ik spreek van | |
[pagina 8]
| |
partij, dan bedoel ik partij in de grote historische betekenis van het woord.’Ga naar eind3 In het socialisme van Drees kan men twee elementen onderscheiden: de ideeënwereld en de maatschappelijke beweging. Met het socialistisch gedachtegoed maakte hij al in jonge jaren kennis, toen zijn klasgenoot Eli d'Oliveira, zoon van een diamantbewerker, hem brochures leende. Al in juni 1903 begon hij Het Volk te lezen, toen nog bovenal het ‘kaderblad’ van de sdap. Zodra hij meer ging verdienen abonneerde hij zich op belangrijke socialistische periodieken (Nederlandse en Duitstalige) en kocht hij op veilingen socialistische klassieken en oude jaargangen van tijdschriften. Hij verdiepte zich in de politieke en economische geschriften van Marx: zijn verloofde To Hent drong, enkele maanden na hun verloving, aan op langere brieven, ‘al schrijf je alleen maar hoeveel bladzijden je in “Das Kapital” hebt gelezen’.Ga naar eind4 Uit de nalatenschap van Frank van der Goes kocht hij later de geschriften van Marx die hij nog niet bezat. Een beeld van Jean Jaurès, wiens welsprekendheid op het Amsterdams congres van 1904 diepe indruk op hem had gemaakt, zou decennialang op zijn schrijfbureau staan. Met het werk van de Engelse Fabians, dat door F.M. Wibaut vertaald werd en radicalen en socialisten tot hun activiteit in de gemeenten zou inspireren, moet hij evenzeer al vroeg vertrouwd zijn geraakt. Groot was zijn bewondering voor de dichters Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst, van wie hij veel redevoeringen in opdracht zou stenograferen. Terecht echter heeft Tromp erop gewezen dat Drees zich tijdens zijn actieve politieke leven nauwelijks zou mengen in beginseldebatten, waarin hij ten minste tot de jaren zestig vrijwel altijd ‘in het midden’ leek te staan.Ga naar eind5 Zijn grote kennis van de socialistische klassieken mocht hem inspireren, nu en dan mocht hij in politieke debatten daaruit kunnen putten voor een snedig citaat, pas heel laat in zijn leven zou hij expliciet naar de groten terugkeren en over hen publiceren, als in Lassalle en Marx. Het begin van de moderne socialistische beweging (1967) en ‘Marxisme, communisme en democratisch socialisme’ (1979).Ga naar eind6 Socialisme bestond, zo lijkt het, voor Drees duidelijker in zijn verbondenheid met de socialistische beweging. Als jong partijbestuurder was hij in Den Haag ‘voorzitter van het comité voor arbeiders- | |
[pagina 9]
| |
ontwikkeling toen het Instituut voor Arbeidersontwikkeling [...] nog niet bestond, van een vrouwencontactcommissie, overigens geheel uit vrouwen bestaand, voordat een vrouwenclub tot stand kwam, gedelegeerde in een commissie van advies voor de jeugdorganisatie “Kennis is macht”, toen we nog van geen ajc wisten.’Ga naar eind7 Hij was actief in de partij, de Arbeiderspers, de Centrale. Hij voelde zich hecht verbonden met de vakbeweging en de vara. Ofschoon hij elk muzikaal gehoor miste, trad hij op als feestredenaar op bijeenkomsten van De Stem des Volks en arbeidersmuziekverenigingen. Van een Maastrichtse arbeidersharmonie, De Ster der Toekomst, werd hij beschermheer. Hoe zuinig ook, hij zou deze op eigen kosten in nieuwe uniformen helpen steken. Zijn verwevenheid met de socialistische beweging, nationaal en internationaal, bleef tussen 1940 en 1946 een vast baken. Hij hield midden in het concentratiekamp Buchenwald voor een aandachtig gehoor van medegijzelaars van allerlei richting een 1 mei-toespraak.Ga naar eind8 In augustus 1944 publiceerde hij een illegaal manifest, Na Vijftig Jaar, waarin hij de oprichting een halve eeuw eerder van de sdap herdacht.Ga naar eind9 Mede door hem zou de sdap direct in 1945 herleven, en hij zou pas met de oprichting van een verbrede Partij van de Arbeid akkoord gaan, nadat voldoende zekerheden waren verkregen over het socialistisch karakter daarvan. Meer dan een halve eeuw woonde Drees 1 mei-vieringen bij. Hij zou met smart constateren dat die traditie in Nederland onvoldoende bleef leven. En dat, terwijl de eis van de achturendag, de leus van de eerste 1 mei-bijeenkomst in Parijs in 1890, de absolute voorwaarde was geweest voor de emancipatie van de arbeider: diens ontwikkeling, tijd voor het gezin, ontspanning, kunstgenot, deelname aan het organisatorisch leven. Was het, zoals Meyer Sluyser blijkens een knipsel in Drees' archief het ooit uitdrukte, omdat Nederlanders in tegenstelling tot Belgen voor feestvieren slechts het gevoel hadden van ‘een ons vries garnaal’?Ga naar eind10 |
|