Voorwoord
Naar ik meen is dit de eerste poging, een historisch-critisch overzicht te geven van de Nederlandse kinderliteratuur. Het boek draagt daarvan duidelijk de sporen: het is uiterst subjectief en uiteraard onvolledig. Aan het eerste is niet te ontkomen, wanneer bij de beschouwing en de ordening van een in de loop der eeuwen opgestapeld feitenmateriaal een persoonlijke maatstaf wordt gehanteerd: wie als principe aanvaardt, dat ook een kinderboek een kunstwerk moet zijn kan èn om die stelling èn om de toepassing er van met recht worden bestreden. Ook de onvolledigheid is een noodzakelijk gevolg van deze waardering: veel van wat alle artisticiteit mist, kan worden genegeerd en aan de vergetelheid prijsgegeven. Maar ze is daarnaast toe te schrijven aan de onmogelijkheid voor één mens alles te kennen en alles te overzien - vrij veel is ontoegankelijk, verloren misschien en ondanks het feit, dat honderden en honderden boeken in de loop der jaren werden gelezen en beoordeeld, bleef heel wat onbekend en daardoor wellicht onbesproken. Terwijl èn dit tekort èn de subjectiviteit van axioma, interpretatie en beslissing, pas kunnen worden opgeheven door de studie en de waardering van velen. Maar er moest ééns worden begonnen en toen mij het verzoek bereikte, een studie over dit onderwerp te schrijven, heb ik gemeend, niet te mogen weigeren; pionierswerk heeft naast de moeilijkheden zijn bijzondere bekoring.
In de ‘Inleiding’ heb ik rekenschap afgelegd van de beginselen, die mij bij de beoordeling en de schifting hebben geleid. Bij het eigenlijke overzicht is er naar gestreefd, de kinderliteratuur te plaatsen in het kader der Nederlandse letterkunde - ik heb mij daarbij zoveel mogelijk aangesloten bij Kalff, De Vooijs, Van Mierlo e.a. De nog levende auteurs, voor zover die naar mijn mening tot de besten behoren en/of een grote populariteit genieten, heb ik zelf aan het woord gelaten; zij zonden mij zo goed als zonder uitzondering een korte autobiografie met een aantal bibliografische gegevens, een medewerking, waarvoor ik niet dankbaar genoeg kan zijn. Over enkelen, die overleden zijn, konden nabestaanden mij waardevolle inlichtingen geven. Naast hen ben ik dank verschuldigd aan de heer P. de Zeeuw JGz., die een overzicht gaf der protestantschristelijke kinderliteratuur en aan vele anderen, die mij materiaal verschaften. Door al deze steun heeft het werk veel aan waarde gewonnen.
Aan het overzicht is toegevoegd een aantal korte monographieën over klassieke kinderboeken, die ons uit het buitenland hebben bereikt. Bovendien een jaartallentabel, waardoor de ontwikkeling van de literatuur voor ons kroost en de plaats van de uitheemse klassieken in die evolutie duidelijker uitkomen, en ten slotte een eenvoudige bibliographie.