Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Aan de Dwepers. Ook ik geloof in Liefdes overwinning omdat zij sterker is dan nijd en haat. Ook ik werk mee aan menschheids groote ontginning en aan het gronden van een beet're toekomststaat. Maar immer boeien zal mij 't leven om het leven; de werk'lijkheid is vol van wissdend gespeel. Ik kan mijn droomen niet fanatisch geven aan ééne leuze, 'k zie van ieder deel het eigen worst'len. Ik min de contrasten van licht en donker en van groot en klein: het leven herbergt ongedroomde gasten, die wonderlijker dan onze idealen zijn. - O, waarom ben ik zwak? - de wereld met haar steilten en gevaren, met haar bont leven en haar wisselende schijn, zal voor mij immer 't zoet van de verboden vrucht bewaren. - Ik moet met mijn bescheiden deel tevreden zijn. Vorige Volgende