Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Ontoegankelijkheden. Wij dralen aan de poorten van elkanders zielspaleizen en wachten tot de deuren eindlijk opengaan, als Oosterlingen, in berustend peinzen - of met de drift, die vensters in wôu slaan. Daarbinnen troont gebeimnisvolle koning, die ongenaakbaar 't eigen leven voert en slechts verschijnt ten drempel zijner woning, wanneer verlangen naar een gast zijn ziel ontroert. Zoo zijn wij beurt om beurt de onverbiddelijke vorsten, die schuil zich houden, waar geen menschenoog ons doen bespiedt. - Wij vragen niet, wie buiten hong'ren, dorsten - de klacht van andren roert ons wreed hart niet. Vorige Volgende