Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] ‘St. Julien l'Hospitalier.’ Vergeef mij dat ik niet zoo schoon ben als mijn zieledroom het wenscht te zijn, vergeef mij dat ik aardsch ben, zwak en vol gebreken. Gij hebt mij liefgehad - uw hart was mijn, - - als gij terug ziet, laat mijn onvolkomenheden zich niet wreken. Gij hebt mij liefgehad boven de twijfelingen van 't kil verstand en trots mijn andere natuur. De gloed van de eeuwigheid verbrandt van stervelingen de zonden en de smetten in zijn louterende vuur. Ik, arme, eenzaam-kranke ben door u bemind. uw ziel is met mijn ziel tot God gerezen, voor alles wat ons scheidde, doof en blind. Gij hebt mij liefgehad met heel uw wezen. O, twijfel niet als gij mij aardsch en klein en vol gebreken weervindt, nu Gods glorie niet meer zont. Laat mij in uw herinn'ring de melaatsche zijn uit de legende, - gij de zwerver die hem niet schuwde en in zijn plaats den Christus vond. Vorige Volgende