Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] De Zaden. Wij zijn als boomen. Zaden strooien wij achteloos zooals het oogenblik het eischt. Waar zal de wind die fijne kiemen gooien? Zij fladderen en linken waar zijn wil 't hun wijst. De boom geeft wat hij is - meer kan hij niet; en argeloos vergaat zijn bloem om vrucht te dragen. Voor wie? - Waarvoor? - de vogel zingt zijn lied zonder naar wie zijn zang ontroert te vragen. Wat wij bestemden voor den een, baat vaak den ander. Het leven geeft en neemt wat ons niet hoort. Wij lachen, schreien, spelen met elkander en strooien zaden - naar 't den wind bekoort. Vorige Volgende