Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Pijnboomen. I Op den zandgrond zijn stugge boomen, die uitdagend en eenzaam staan; als slangen, den grond uitgekomen, doen hun grillige vormen aan. Zij strijden voor eigen leven, hun groen is niet vriendlijk en zacht, de dennen met draken-poten en kronkelige loten in haar paarsige schubbenvacht. Maar er is iets trouws en eerlijks in hun geplaagde pracht: voor mij zijn zij iets heerlijks van stoere kracht. II Leven dat wreed is, dat ijskoud en heet is, woelt in de kronklende fonklende dennen, worstelt en windt zich in duizend wrongen. In bogen en sprongen wringt en dwingt 't overend zich, als verterend vuur dat woedend verslindt en hatend bemint. Vorige Volgende