Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Wat wil ik zijn? Wat wil ik zijn? - Niets dan een hart dat luistert naar iedren harteklop in al wat leeft; dat niets ontgaat in wat daar zwijgt of fluistert, - of liegt, wijl het voor eigen waarheid beeft. Ik luister, luister, stil en zelfverloren, tot ik een klare spiegel ben voor elk bestaan, wiens effen oppervlakte niets kan storen, hoe fel-bewogen ook de levensgolven gaan. Tot ik den zang geleerd heb van het ééne Leven, die ééne harteslag van heerlijkheid en pijn, tot ik dat ééne accoord kan wedergeven, waar vreugde en smarten één verrukking zijn. Tot ik zal staan temidden van de wereld, en toch kan keeren tot haar versten grens, tot Liefde-in-Alverstaan mijn wezen heeft doorpereld. Voer mij tot godd'lijkheid, maar laat mij levend mensch! Vorige Volgende