Weerlichten(1925)–Marie Cremers– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Aan Lizzy Ansingh. Sprookjesrijke Lijs, in je droompaleis klinken zilvren klokken, ruischen popperokken op een tooverwijs. Grillige tafreelen rijzen ten tooneele, een mysteriespel. Paradijzige hemel, rozig kleurgewemel en gracieuse hel. Droomgod komt gevlogen langs mijn wondrende oogen op een zwaan bij nacht, heerlijker en mooier dan Ole Luköje'r ooit heeft uitgedacht. Was niet Heinrich Heine, de ironisch-fijne, je bewondering? Zong je niet zijn liedjes, Schumann-melodietjes, achttienjarig ding? [pagina 26] [p. 26] Heks en fee, godinnetje, allerliefst vriendinnetje van mijn kindertijd, ik breng deze ovatie aan je geest en gratie vol van dankbaarheid! Vorige Volgende