Romantische werken. Deel XIII
(1881)–J.J. Cremer– Auteursrechtvrij
[pagina 247]
| |
Brieven uit Nizza (Nice).Nice, 7 Maart 1879.Amice!
In de hoop dat het u niet onaangenaam zal zijn van de boorden der Middellandsche Zee eenige potloodkrabbels van mij te ontvangen, zend ik ze u, met den wensch, dat ze - althans voor een deel uwer lezers - nog wel iets wetenswaardigs mogen bevatten. Misschien zult ge mij benijden, indien ik u zeg, dat wij heden, na ons ontbijt in het ruime Café de la Victoire geheel à l'instar de Paris te hebben gebruikt, op de breede trottoir onder een overdekte kolonnade en met het uitzicht op de altijd drukke Place Masséna, omringd door hooge laurierstruiken, oranjeboomen, palmen en velerlei andere gewassen, een uurtje zitten te genieten bij een frischwarme temperatuur, terwijl een bonte menigte - zelfs tusschen de beide rijen tafeltjes onder die trottoir-kolonnade door - voor onze oogen voorbijgaat. Ja - ofschoon gij niet jaloersch zijt - ge zult mij benijden en ge moogt het vrij, want al werd ons dit nieuwe leven niet zonder uren van angst en smart geschonken, dankbaar mogen we thans een zon zien blinken, die deze kusten, vooral in den winter, tot El Dorado van Europa maakt. Wanneer gij het schoone Frankrijk van zijn Noorder-grenzen tot verre beneden Lyon, onder een dicht sneeuwkleed hebt bedolven gezien, en de sneeuwstorm zelfs nog met hevigheid woedt, als de avond de portierglazen van den nachttrein allengs verduistert; wanneer ge dan voorts na een twaalf uren schuddens en geeuwens, half duttend, half slapend, gedurig wakker geschrikt door een onheilspellend gefluit, wanneer ge dan - plotseling opziende, u verbeelden gaat, dat de glazen der slecht verlichte coupée weer doorschijnend beginnen te worden, en ge - wel schuiverig nog, maar toch opgewekt door het steeds groeiende licht, haastig met het coupée-gordijntje den wasem van het glas verwijdert en den blik naar buiten werpt, waar de morgenschemering gloort, waar heuvels en bergen zich allengskens baden in een fijnblauwen nevel, waar de velden bedekt zijn met het groen van gras en kruid, de | |
[pagina 248]
| |
amandel- en andere vruchtboomen omhuifd met roode en witte bloesems; als ge de witte scherp geteekende woonhuizen met hun platvormige daken al spoedig ziet blinken in de warme stralen der steeds klimmende zon, en de eeuwig groene ceders, met hun breede kruinen op die rotsheuvels aanschouwt: of ook - bij het steeds zuidwaarts snellen, den blik houdt gericht op die velden met de duizenden altijd groene olijfboomen, of de oranje- en citroenboomen met hun krachtig blad en de roode en goudgele appels ertusschen, zie, dan maakt zich een gevoel van u meester, 'twelk ge niet gemakkelijk zult beschrijven, maar u hoe langer hoe meer, vooral met die tegenstelling van de vorige dagen, vol verrukking doet beseffen, dat de donkere lange nacht u, ongemerkt van den barren winter in den zomer heeft verplaatst. Die zomer in den winter, ziedaar wat Nice, nog meer dan eenige andere plaats aan de Middellandsche Zee, tot het vereenigingsoord maakt van allen, die, in ruwer klimaat geboren, zich de weelde kunnen veroorloven, den winter abominable te vinden en hem geheel of tendeele uit hun kalender te verbannen. Nice ligt aan een bocht der zee, die de Baie des Anges wordt genoemd, en is aan de landzijde geheel ingesloten door een reeks van heuvels en bergen, die met hun ontelbare witte landhuizen en villa's zich amphitheaterswijze verheffen en vanverre door de sneeuwtoppen der Alpen zijn gekroond. Verrukkelijk is een vertoeven aan zee! Langs de bocht der golf bevindt zich, boven het smalle, onbegaanbare strand van gladde, grijswitte keisteenen, een breed terras, waarnevens een rijweg, die door de prachtigste hôtels en villa's wordt begrensd. Dit terras - voor 't grootste deel La Promenade des Anglais genoemd - ongeveer een half uur gaans - wordt door de uitmonding van een kleinen bergstroom, le Paillon geheeten, in tweeën gedeeld. Aan de zeezijde heeft dit terras een dichte, altijd groene haag, achter welke de wandelaars zich gaarne op banken of stoelen neerzetten en er door haar beschut worden voor de somtijds vrij koele winden uit zee. Aan de zij van den rijweg heeft dit terras een beplanting van vrij hooge palmen en mirten en oleanders die, - welig groeiend zoo dicht aan zee, wel het bewijs leveren, dat men hier de uiterste grenzen der tropische gewesten reeds zeer is genaderd. Ik waag mij niet aan een beschrijving van de zoo vermaarde kuststad, die sedert de gebeurtenissen van 1859, een Fransche inplaats van een Italiaansche is geworden; en nu - zonder de duizenden vreemdelingen erbij te tellen, een bevolking van omstreeks 55000 zielen heeft. Nochtans wil ik u even doen zien, hoe het zeer breede rivierbed van de Paillon - 'twelk voor 't grootste deel slechts kiezelsteenen en maar zeer weinig water bevat, ja zelfs in den zomer meest geheel en al droog is, hoe die bedding - even- | |
[pagina 249]
| |
wijdig loopend met de zee, totdat het stroompje terhelfte van de stad zich eensklaps zuidwaarts keert om in zee te verdwijnen, hoe die breede keisteenen-rivier de oude stad aan de zeezijde afscheidt van de nieuwe stad - die alzoo achter haar bedding ligt. Evenals de oevers der Seine te Parijs of der Elbe te Dresden, verbinden fraaie steenen bruggen, die omstreeks honderd meter lang zijn, het Nice der oudheid met dat der hôtels en magazijnen der negentiende eeuw. Een dier bruggen, waarop ik juist uit mijn venster het oog heb, en waarop voortdurend het gewemel van rijtuigen en voetgangers wordt waargenomen, verbindt de beide woelige hoofdpleinen; de reeds genoemde plaats Masséna der nieuwe met de Place Charles Albert der oude stad. Maar 't is een wanhopig werk om steden als Nice met slëchts enkele pen- of potloodstrepen aanschouwelijk te willen maken; ik wil u dus slechts schetsen wat mij bijzonder in 't oog viel. Aan Nice's oostelijk einde, juist achter de genoemde kustpromenade (aan deze zijde: ‘Le Quai du Midi’ genoemd) bevinden zich twee rijen zeer lage woningen, meest eenvoudige winkelhuizen of estaminets, waarover, reeds voor vele jaren, omstreeks 250 meters lange asphaltwandelingen zijn aangelegd, welke terrassen - met hun steenen kanteelen, waaruit zich van afstand tot afstand de veelal ranke schoorsteenen verheffen - voorheen tot de grootste merkwaardigheden der stad zijn gerekend, doch die, sedert den aanleg der veel lager en dichter aan zee gelegen promenades, schier geheel zijn verlaten. Slechts nu en dan waagt zich nog een nieuwsgierige aan den gloed der zon, door het asphalt weerkaatst, om nog iets meer uit de hoogte, over den grijswitten steen der kanteelen, het prachtige blauw der zee met haar blinkenden golfslag tegen de grijsgroene kust te kunnen genieten. Het inwendige der oude stad is het echte Italiaansche Nizza. Tegen de helling gebouwd, zijn de straten - amphitheaterswijze oploopend, zeer smal en donker, en zóó vuil, dat een Hollandsche huisvrouw - die tegenwoordig den schoonmaak in 't hoofd heeft, er met recht van aan 't draaien zou raken. Maar ofschoon ik niet geloof, dat er in die oude stad met haar hooge, grijze, uiterst schilderachtige woningen en duizend verrassende tafreelen - die men straatinterieuren noemt, veel aan een geregelden schoonmaak wordt gedacht - zoodat de neusorganen er mede dikwijls last lijden; elders wordt er wel degelijk geklopt en geboend en geborsteld. Onder de hooge brugbogen van het genoemde, voor een groot deel droge rivierbed staan de mannen met hun verbrande gezichten, zware knevels, grijze kleeren en veelal roode mutsen te beuken op tapijten waarvan het stof der vreemdelingen in dichte wolken opstijgt. En zie dan, waar het groenglanzige water van het bergstroompje - na de regens der voorlaatste week - nog haastig voortsnelt om | |
[pagina 250]
| |
zich al spoedig geheel te verliezen in zee, daar hurken aan weerszijden van zijn boorden, in grooten getale, jonge en oudere vrouwen neer en strijken met krachtige hand haar groote stukken wit-gele zeep op katoen of linnen, en wasschen, en wringen en spoelen, en spreiden straks de witte en grijze en roode kleedingstukken op het steenen bleekveld der bedding, waarop - behalve de heldere zon - van den heden nochtans gedurig met zware wolken bedekten hemel - ook de vreemdeling een wijle uit de hoogte blijft turen, indien hij althans nog niet te lui is geworden om anderen vlijtig aan 't werk te zien. Voor hem, die eerst sedert een week aan deze zuidergrens van ons werelddeel vertoeft, vernieuwt zich telkens weder die zonderlinge verrukking van zich om dezen tijd van het jaar - b.v. in een dichtbelommerd park bij springende fonteinen met boek of nieuwsblad te kunnen neerzetten, of ook aan het strand de koele zeelucht te mogen inademen, met hetzelfde gevoel van welbehagen als op den schoonsten, doch niet te warmen Juli-dag, aan ons Scheveningsch duin. Wat den bladertooi aan deze zuiderkusten betreft, ik moet bekennen, dat het voor het meerendeel niet het sappige groen van onze boomen en heesters in den zomer is. Ofschoon men de bladvormen veelal met die van onze linden, peppels, seringen, moerbeziën en vele anderen zou kunnen vergelijken, het blijvend blad heeft meer het harde, vaste van onze conifeeren. De olijfboomen zou men bijna voor een soort van knootwilgen houden, nochtans hooger en met hunne takken rechtstreeks aan den stam verbonden en niet gesproten uit den steeds weer besnoeiden moederstronk. Tot de steeds groene boomsoorten, als palmen, olijven, ceders en velerlei dennen, waaronder er zijn, die men treurdennen zou knunen noemen - behoort inzonderheid, als een der grootste en lommerrijkste, de calyptus, die men langs de trottoir alsmede in parken en tuinen veelvuldig ziet. Geheel zonder bast, met zware, bijna candelaberswijze opgaande, even bastelooze takken, heeft de calyptus een dicht loof van blaren die den vorm hebben van zeer groote, doch geheel platte peulen. Wat de boomen betreft, die ook in ons Noorder klimaat worden gevonden, zooals eiken en platanen, ze verliezen in 't late najaar hun blad, doch nu reeds ziet men langs de avenues de lange rijen der laatste in het lichtgroene waas, dat een spoedig ontplooien der blaadjes voorspelt. Wat de kleine heesters betreft, ze zijn reeds alle in 't blad, de rozen vertoonen haar knoppen en bloemen, zoo ook de geraniums, een keur van balsemijnen prijkt om den muziektempel in den Jardin Public, waar een kolossale mirteboom u inzonderheid treft. Waar men ook langs tuinen of parken wandelt, ziet men steeds de rood-gele oranjes en citroenen in hun hooge bladerkroon prijken, en - naar ik verneem, is dit | |
[pagina 251]
| |
alles slechts een schaduw van den rijkdom aan planten en bloemen, die men vindt in de parken der villa's rondom de zoozeer bevoorrechte stad. Bij 't nazien van mijn gekrabbel bespeur ik u slechts een zeer flauwen weerklank te hebben gegeven van 'tgeen hier verrast en bekoort. Misschien schrijf ik u later wat beter en deel u dan eens een enkel tafreeltje uit deze streken mee. Wilt ge alvast een paar bijzonderheden: Wie hier een woning of kamers huurt, moet vooruit betalen, omdat - door de nabijheid van het beruchte Monaco, de verhuurder nooit zeker is, dat zijn huurder, na het verschijnen der huur, geen geruïneerd man zal wezen. Gisteren onder de kolonnade van het genoemde Café de la Victoire nabij een jongen Hongaar gezeten, hoorde ik hem tot zijn metgezel op zeer matwrevelen toon de woorden zeggen: ‘Ah! dans cet enfer de Monaco, on perd tout son argent!’ Nochtans voldeed hij zijn absinth met een biljet van honderd francs in betaling te geven, en kocht van een bloemenmeisje een welrie-kenden rooden anjer en gaf haar meer dan zij hebben moest. Dames, die op diamanten verzot zijn kunnen hier volop gratis genieten, n.l. met het zien van de prachtigste garnituren. Voor een winkelraam zag ik een steen, vieille roche 20½ car. genoteerd fr. 80.000. Twee oorbellen ‘Très-belles roses d' Hollande’ fr. 2200. Twee steenen, oorknoppen nouvelle roche 45 22/23 car. fr. 2500, en twee oorknoppen vieille roche 30½ car. fr. 105.000. 's-Morgens en 's-avonds vooral kunnen wij onze winterjassen en mantels best velen. Men zegt, dat het hier om dezen tijd van het jaar bijna nooit zoo koud was; maar we zitten binnenshuis zonder vuur, zien de vliegen al dwalen en - 's-middags eten we onze doperwtjes van den kouden grond.
Vaarwel! | |
Nice, 13 Maart. 1879.Amice!
Gij wilt nog iets meer uit Nice vernemen; welnu, in mijn vorig schrijven sprak ik van de kostbare edelgesteenten, die hier achter de winkelramen zijn uitgestald en steeds met onweerstaanbare kracht zoowel de donkere kijkers van 't Zuiden als de blondlokkige dochteren van Noordelijker streken geboeid houden; ten opzichte van deze on velerlei andere kostbaarheden - waartoe ook vooral diamanten heerenringen en gouden horloges met zware kettingen behooren - | |
[pagina 252]
| |
wordt mij verzekerd, dat men ze hier op onderscheidene plaatsen tegen een uiterst lagen prijs kan bekomen, en wel omdat die voorwerpen de laatste droevige plechtankers zijn geweest, waaraan de slachtoffers van Monaco zich tevergeefs in hun speelwoede hebben vastgeklampt. Uit mijn venster, terzijde aan de straat Charles Albert, heb ik het oog op een zwart bord, waarop met roode letters: ‘Facteurs Express’ staat te lezen, en temidden van andere aankondigingen dier heeren zaakwaarnemers trekt het zwart op wit: ‘Villa à vendre’ niet het minst de aandacht. Naar ik vernam, is het een ‘voorname’ cocotte, die deze villa aan haar bekoorlijkheden was verschuldigd, doch haar eigendom nu à tout prix verkoopen moet, aangezien zij in ‘cet enfer de Monaco’, - volgens onzen Hongaar - haar geheele vermogen verloor. - ‘Verdiende loon!’ zegt er iemand. En de Franschman: ‘Déshabillée! que veut-elle de plus!’ Meer dan ergens elders in Europa worden aan de Baie des Anges alle talen der beschaafde en minder beschaafde wereld gesproken. Russen, Engelschen, Denen, Amerikanen, Nederlanders - ofschoon niet in grooten getale - Turken, Grieken, Duitschers, Zwitsers, Italianen ‘het woelt en krioelt hier alles dooreen’, en het zou al spoedig de Babelsche spraakverwarring wezen, indien het liefelijk vloeiende Fransch niet door al die vreemdelingen werd gehuldigd als ‘la langue du monde entier’ waarop slechts de lords en ladies van tijd tot tijd een uitzondering maken en daarvoor natuurlijk nog wat meer betalen dan de minder preutsche vreemdelingen van het continent. Dat een winterverblijf te Nice niet goedkoop is, zal u geenszins verwonderen, en zulks teminder, indien gij in aanmerking neemt, dat het ‘saison’ er tegen het einde van November begint om in het begin van April te eindigen. Van Mei tot November is Nice bijna even verlaten als Scheveningen of zoo vele andere badplaatsen in Duitschland of Zwitserland in den zomer zijn bezocht. Vele voorname hôtels worden er geheel gesloten en zeer vele groote magazijnen en kunstuitstallingen breken op en trekken naar koeler oorden om er aan badgasten en reizigers de van het zuider stof gereinigde preciosa als hautes nouveautés te doen bewonderen. Met het sluiten van die hôtels verdwijnt ook een groot deel van het heirleger der onbegrepen wezens die men - hoe oud ze ook zijn - garçons blijft noemen, zij vertrekken mede - veelal naar Zwitserland, om er hun dienenden geest in een Schweitzerhof of hôtel Rigi-Kulm, op zóo vele meters boven de oppervlakte der zee te verheffen. Ook de portiers volgen hun voorbeeld en blijven - ofschoon in een geheel andere omgeving, volmaakt dezelfden: behalve dat zij een ander portaal zullen bewonen | |
[pagina 253]
| |
en een anderen hôtelnaam in gouden letters op hun pet zullen dragen. Zooëven sprak ik van nouveautés, maar ontegenzeglijk is het waar, dat wie zich de allereerste voorjaars- of zomer-modes wil aanschaffen, ze het vroegst in Nice of in andere zuidelijke zustersteden zal vinden, inweerwil dat Parijs steeds de modewereld regeert. Doch 't is natuurlijk, dat Parijs 'twelk zich zelf nog gedurende eenige weken ferm in 't bont blijft hullen, het eerst zijn clientèle aan de Méditerranée bedenkt, waar het o.a. heden een dag is - hoewel de wind voor hier zelfs buitengewoon koel blijft - dat een vrij spraakzaam Engelschman er dezen morgen van beweerde, dat men er zóo te Londen geen twintig in den ganschen zomer telt. En nu reeds sedert twee weken zagen we alle dagen de zon aan den diepblauwen hemel - slechts enkele malen voor korten tijd met zware wolken bedekt, doch zonder dat deze vacantie gaven aan de wakkere spuitgasten, die hier van den morgen tot den avond in de weer zijn om het witachtig stofplaveisel van straten en parken en pleinen in een grijsachtigen modder te herscheppen. De trottoirs blinken hel, de blauwe brillen zijn legio, terwijl men ontelbare witte en grijze en roode parasols op alle wegen en niet het minst tusschen 2 en 5 uren op de Promenade des Anglais, tusschen de palmen en oleanders en tegen het blauw der kalme zee ziet wiegen en blinken. De geur van Nice - althans van het nieuwe Nice - is in dit seizoen de geur van - violen. In mijn geheele leven zag ik zoo vele van die welriekende bloempjes niet als hier op éen enkelen dag. Overal ziet men viooltjes, bij een kleurenpracht van velerlei andere bloemen zonder wederga. Van de twintig voorbijgangers - 't zij mannen of vrouwen - zelfs van de zeer eenvoudigen, heeft er zeker éen, aan boezem of in knoopsgat, een tuiltje van groene blaadjes met een centrum van violen. Dat er, behalve in zoo vele bloemwinkels, een schat van kleuren en geuren langs de straat wordt tekoop geboden, behoef ik u niet te zeggen. 't Zij mij vergund u even te verhalen, van welk klein drama een der Nicische bloemenmeisjes vóor luttele dagen de hoofdpersoon is geweest. Rosa Chiappero, een zeventienjarige Nicienne met prachtig zwart haar, met een rozenblos op haar zuidelijk teint, een paar zwarte bijna doorloopende wenkbrauwen, een oogenpaar donker als marmerzwart, doch met al den gloed der Italiaansche zon, Rosa had haar mand met violen-bouquetjes even op een bank van de quai St. Jean Baptiste neergezet, toen een rijzig jong werkman - Philippe Loudello - door een oud man - Philippe's vader - gevolgd, snel op haar toetrad, haar, met bekendschap groetend, toesprak en haar fraai gevormde lippen nog schooner roemde dan de roos | |
[pagina 254]
| |
in het violen-bouquetje, 't welk hij à tout prix van haar begeerde. Mlle. Chiappero scheen het zeer warm te krijgen en trok den rooden foulard los, dien ze om het kwistig in breede tressen gevlochten haar had gebonden: ‘Ah M.'sieur Philippe,’ sprak ze, ‘prenez-un, s'il vous plaît!’ en wierp met een soufflement de phh! haar fraaie kopje een weinig in den nek, alsof ze met niets anders dan met de zonnewarmte te kampen had, en liet terzelfder tijd den rooden foulard naast zich op de bank glijden. Hoelang Philippe Loudello zich nog - bij de geur der welvoorziene bloemenmand, - in de zonnestralen van Rosa's heerlijk oogenpaar bleef koesteren, we weten het niet, maar zooveel is zeker, dat hij - nà zijn bouquetje zorgvuldig met een speld, hem door Rosa gegeven, in het knoopsgat te hebben bevestigd, haar vaarwel zei met den zacht gefluisterden wensch: dat ze hem met de mi-carême ook die andere bloem, - de bloem van haar rozenlipjes zou schenken! Toen Rosa's lange koolzwarte wimpers bij Philippe's zoetklinkende woorden naar omlaag gingen, werd er eensklaps een: ‘Ah mon Dieu!’ uit haar mond vernomen: ‘Ah mon Dieu! le foulard! Hier was hij, en hij is er niet meer!’ ‘Dites..... mon père, tu l'auras vu....?’ riep Loudello; maar rondziende zag hij den toegesproken grijze evenmin als Rosa - steeds zoekende - haar zijden foulard. De oude Loudello moest ongetwijfeld zijn doorgewandeld en zijn weg om den hoek der rue Chauvin hebben vervolgd. Philippe was zeer begaan met het lieve kind en sprak haar geruststellend toe; hij zou niet rusten, eer zij haar mooien doek terug had, 'tzij door de hulp der politie, 'tzij dat hij haar een nieuwen foulard mocht vereeren. - Dat ‘un méchant’ den doek in 't voorbijgaan had weggenomen, zulks leed geen twijfel. Want er woei geen windje en - noch op dit wandelpad naast den rijweg met zijn hooge winkelhuizen, noch in de diepte op het steenachtige bed van den Paillon was hij te bemerken. Toen mlle. Chiappero Philippe's verzekering had vernomen, toen zag ze hem met haar glinsterende oogen, waarin reeds een traantje geblonken had, zóo vriendelijk dankbaar aan, dat mr. Philippe in stilte den eed herhaalde, dien hij zich zelven gezworen had. Met de laatste Carnavalsfeesten heeft hij Rosa voor 't eerst ontmoet, en, toen hij haar, op dien zoeten avond verliet, had hij in stilte gezegd, dat zij zijn vrouwtje moest worden, zoodra zijn patroon hem, terwille van zijn goeden naam en erkende kundigheden, van gewoon ouvrier tot maître d'atelier zou hebben bevorderd. Zeer in de nabijheid der jongelieden, doch voor hen geheel onzichtbaar - nl. om den hoek der reeds genoemde rue Chauvin - had terzelfder tijd de oplossing plaats van het raadsel: waar toch de foulard mocht gebleven zijn! | |
[pagina 255]
| |
Een zeer bejaard man had zich zoo snel hij kon van de quai St. Jean Baptiste, langs wagens en rijtuigen heen, naar de rue Chauvin begeven, en, na een paar maal met een schuwen blik te hebben omgezien, heeft hij een roodzijden foulard uit zijn broekzak te voorschijn gehaald, met het voornemen om hem haastig in den binnenzak van zijn paletot te verbergen. Doch zie, eensklaps verbleekt de nu eenigszins verhoogde kleur van den 78-jarigen man. Een op de quai St. J.B. gestationeerd sergeant de ville had van verre gezien, hoe Monsieur François Loudello - le vieux - den doek van de bank genomen en er zich zeer snel mee verwijderd had. Weinige minuten later berustte het corpus delicti op het politiebureel en ontving de oude Loudello een aanzegging om - als beschuldigd van diefstal op den openbaren weg, des anderen daags ter terechtzitting te verschijnen. - Maar de oude man verscheen er niet. - Hij was ziek! - trèsmalade, le pauvre vieillard! - Doodsbleek verklaarde Philippe Loudello zulks aan den rechter, en roerend was de toon, waarop hij smeekte, dat hij in de plaats van zijn ‘bon vieux père’ zou worden verhoord en, zoo men een altijd braaf en eerlijk oud man moest straffen, omdat hij, kindsch geworden, als een kind had gehandeld, dat men dan hem - Philippe mocht gevangen zetten, ofschoon die smaad hem dan ook zijn naam, zijn eer, zijn toekomst als maître d'atelier, zijn liefde, zijn leven zou kosten! Maar hoe treffend Philippe's pleidooi voor den ouden vader al verder mocht zijn, het recht moest zijn loop hebben, en de arme Philippe barstte in een bitter snikken los, toen hij aan 't einde der zitting den ouden vader tot een gevangenisstraf van 10 dagen hoorde veroordeelen. Bijna stikkend in tranen van smart en verkropte woede, heeft Philippe de rechtzaal verlaten, en, - Rosa voorbijgaande, heeft hij het gelaat met de beide handen bedekt en verzucht: ‘Ah! ce maudit foulard.’ En het eind der geschiedenis! Hij zal ziek zijn en ziek blijven! had Philippe gezworen: ‘In de gevangenis komt le vieux chéri, zoolang ik adem heb, nooit.’ Wordt het laatste bewaarheid, - van die ziekte schijnt de oude man reeds hersteld te zijn; althans, naar men zegt, is de grijze Loudello voor een paar dagen weder in het Parc public gezien, terwijl hij er naast mlle. Rosa met haar bloemen op een bank onder den hoogen mirteboom zat. De punt van den roodzijden foulard kwam uit den borstzak des ouden te voorschijn, terwijl Rosa zelf een witten foulard om haar ravenzwart haar had gebonden. Avec le ciel il y a des accommodements. Men zegt, dat mlle. Chiappero ter elfder ure op den inval is gekomen, van zich te | |
[pagina 256]
| |
herinneren, dat zij tijdens de carnavalsfeesten den foulard aan den ouden Loudello, die hem zoo mooi vond, had toegezegd en - dat de sergeants de ville in last hebben gekregen om, à l'égard du vieux, de vijf vingers voor de oogen te houden. En voorts men zegt, dat de chef van Mons. Philippe - vernemend hoe de brave jongen zich, inweerwil van die gevreesde schande, voor zijn grijzen vader heeft willen opofferen, hem met den 1sten Mei tot maître d'atelier zal verheffen, en dat met de mi-carême, le bon et beau Philippe van de lippen der schoone zwartoog het roosje zal plukken, waarvan de geur zich steeds zal vernieuwen en even duurzaam zal zijn als de kleur van le foulard du vieux père Loudello. | |
Nice, 24 Maart 1879.Amice!
Het komt mij bijna onmogelijk voor om in dit seizoen uit Nice te schrijven, zonder van den zomer te gewagen, die hier telkens meer bekoort en verrukt. ‘In 't volle groen! Met bloemen zonder tal!’
Ik vermoed, dat de Baie des Anges zijn naam is verschuldigd aan de onzichtbare nabijheid ‘dier zalige hemellingen’, gelokt en onweerstaanbaar geboeid door den bloemengeur, die van zijn oevers opstijgt. Met de mi-carême, wanneer onze jonge vriend Loudello van madlle. Chiappero een ander langgewenscht bloempje zal ontvangen, dan moet er een bouquettenfeest plaats hebben, en waarschijnlijk zult gij daar later van hooren, voor 't oogenblik moet ik u een bouquet doen zien, dat hier voor een paar dagen onder een der kolonnades van de Place Masséna veler aandacht trok. Stel u een bouquet voor, waarvan de uiterste rand uit frischgroene varen bestaat; naast, of tegen die varen, een cirkel van ruikende viooltjes en het middenrond gevuld met witte camelia's en andere witte bloemen, waaronder hyacinten. Eenvoudig zult ge zeggen. Maar de afmeting! Zoo iets zag ik nooit: het bouquet had een omtrek van drie meters en een middellijn van éen meter en dertig centimeters, terwijl ik omstreeks honderd witte camelia's in het centrum geteld heb. Hoe de zangeres Madlle. Ciuti, voor wie het bouquet als Aïda bestemd was, er haar dankbare révérence mee zal gemaakt hebben begrijp ik niet, want de persoon, die dit niet alledaagsche huldeblijk aan de succursale der bloemisterij ter tijdelijke uitstalling | |
[pagina 257]
| |
kwam brengen, bezweek haast onder zijn last en beet zich vergenoegd op den forsch vooruitspringenden knevel, toen hij de monster-cornet met haar geurenden inhoud stevig en wel op de leuningen van een drietal stoelen geplaatst had. Ofschoon het bezichtigen van kerken in den regel niet tot mijn liefhebberijen behoort, tenzij er kunstschatten te bewonderen zijn, zoo bekroop mij Zondag ll. toch de lust om - na een vluchtig kijkje in de Notre Dame de Nice te hebben genomen, er mij des namiddags nog eens heen te begeven. Op muren en pilaren stond het volgend Avis te lezen: ‘Dimanche à trois heures et demi un sermon de charité sera prêché par sa Grandeur Monseigneur l'évêque de Nice, pour les besoins du Diocèse et en particulier pour l'oeuvre si important des vocations ecclésiastiques.’ Zeer tijdig er heengegaan, bekwam ik, inweerwil van een buitengewoon groote opkomst, een uitmuntende plaats, zeer in de nabijheid van het weelderig met bloemen versierde hoofdaltaar en tevens van den kansel, waarop de bisschop zijn preek zou houden. Wie aan onze deftige of - vooral in onze R.-K. kerken, veelal fraai gesneden houten kansels gewoon is, wordt onwillekeurig op 't zonderlingst getroffen door dien preekstoel, geheel bekleed met rood damast en dito fluweel, terwijl gouden belegsels en franjes er kwistig zijn aangebracht. De vesperdienst, waarop ik niet had gerekend, duurde mij wel wat lang. Nadat hij geëindigd was, opende een ‘Suisse’ die een rood gewaad, met goud-zilveren borduursels en epauletten, een grooten steek met witte veer en een soort van lans met vergulde piek in de hand droeg, den stoet van priesters en koorknapen - altemaal in roode en witte dienstkleederen die den bisschop van Nice tot achter den preekstoel vergezelden. Een oogenblik later zag ik het neerhangend rood damast in het fond van den preekstoel vaneengaan en den bisschop - Mons. Balin, in een straal van het hooge kruisraam achter den stoel, in den kansel treden, waarna de draperie zich weder achter hem sloot. Vele stoelen, die front naar het altaar hadden gemaakt, werden nu eenigszins schuin, terzij naar den redenaar gekeerd; de ‘Suisse’ voerde de priesters en koorknapen naar de hooge ruimte bij het altaar terug, waar zij allen plaats namen, en - de bisschop begon zijn rede. - Het was voor hem een plechtig en ernstig oogenblik. Zijn ziel was bedroefd. Hij - de bisschop van Nice, - hij moest met smart getuigen! dat men hem priesters vroeg, en hij er geen had te geven. - Er waren gemeenten in zijn bisdom, die verzonken in de onwetendheid, voortleefden zonder God, zonder vergiffenis hunner zonden en zonder de genademiddelen der Heilige Kerk te ontvangen. | |
[pagina 258]
| |
- O! terwijl er in deze tijden vorsten waren die de priesters verdreven, moest de bisschop van Nice vragen: Geeft ons priesters! - Maar hij vraagt ze niet aan zijn hoorders. Hij weet wel, dat ze hem hun zonen niet zullen geven; neen, hij vraagt de hulp, de milde hand der schare, opdat men ginds op de bergen ga zoeken en vragen, en voorzeker de armen en eenvoudigen zullen hun zonen met liefde zenden in den wijngaard des Heeren! - In deze heilige ure heeft de bisschop zich voorgesteld om te spreken van de hooge roeping en het eminente standpunt des priesters. Het zij mij vergund de - letterlijk door den bisschop gesproken woorden onvertaald te doen blijven. - Z.E. vervolgde zijn rede. ‘Vóor alles en vóor alle schepselen bestond God; oneindig in grootheid, oneindig in liefde. In den beginne besloot ce grand Dieu om hemel en aarde te scheppen. Als een verheven artist il prit palette et pinceaux en maakte het kunstwerk, les cieux et la terre. Aan het prachtig tafreel ontbrak in 't einde niets dan een sprank der Godheid zelve, en, - een laatste coup de maître voltooide het geheel; de mensch was geschapen. Maar ziet, de duivel - jaloersch op het werk, 'twelk hij zag, bracht den mensch ten val. Nochtans Gods goedheid was onbegrensd. Zijn eigen Zoon moest van den hemel nederdalen om den mensch te behouden, ja hem op aarde reeds grooter te maken dan hij tevoren geweest was. Die verhevener mensch is de christen. Doch boven den christen staat de priester! Le prêtre mes frères, cette main de poussière, wat is hij groot, wat is hij machtig! De helden en wijzen en kunstenaars der oudheid, wat zijn ze! Wat zij deden of wrochtten het is voor 't meerendeeel vergeten, vernietigd. Maar wat de priester werkte aan de zielen der gemeente, het ging niet verloren, het leeft in den hemel! Keizers en koningen der aarde, wat zijn ze! De machtigste zelfs, die de geheele wereld aan zijn schepter verbindt, o, op zijn beurt ziet hij zich straks overwonnen, beroofd van macht, van glorie en kroon. Maar de kroon van den priester blijft! blijft eeuwig in den hemel! Hoe zal ik u de grootheid des priesters schetsen, mes frères, vervolgde de bisschop: hij overtreft die der hemellingen, la puissance des Anges! Wat kunnen de engelen voor het arme menschenkind doen! Helaas! - Maar de priester, is hij niet l'intermédiaire - de middelaar Gods en der menschen? En gij, o liefelijke heilige Moedermaagd! Wanneer wij de hooge | |
[pagina 259]
| |
waardigheid van den priester schetsen en zijn macht boven de uwe verheffen, o, gij weet het, dan doen wij niets te kort aan onze liefde en vereering voor u. Ja, de priester staat hooger dan gij. Voorzeker, gij hebt het leven geschonken aan den Zoon des menschen, maar de priester, - schenkt hij in het misoffer niet iederen dag van nieuws afaan het leven aan den Heiland der wereld! O prêtres de notre Seigneur, que vous êtes nobles et puissants! Ja, meer vermoogt gij op aarde zelfs dan Jezus, de Heer, die u het recht schonk om in Zijn naam de zonde te vergeven en aan het sterfbed de zielen te redden van een eeuwig verderf. De priester, mes frères, is hij niet de hoogste macht op aarde! Oui mes frères le prêtre c'est Dieu!’
Van commentaren onthoud ik mij. Ik gaf slechts hetgeen ik hoorde, maar geloof zeer zeker, dat zelfs onze R.-K. landgenooten de preek, van monseigneur Balin wel wat door de zuiderzon gekleurd zullen vinden. De bisschop, wiens kleeding bestond uit den violetkleurigen schoudermantel op de zwarte soutane met een summarium of overkleed van geborduurd neteldoek - had bij iedere gesticulatie een zeer grooten prachtigen diamant aan zijn vinger doen schitteren, en toen hij nu ten slotte zijn toehoorders nogmaals zeer dringend had opgewekt tot het geven van milde bijdragen ten behoeve van de zoo bitter noodlijdende kerk, toen had ik hem wel willen vragen, of hij zelf niet zou vóorgaan met het werpen van dien kostbaren steen op een der zilveren schalen - waarmee na zijn: Ainsi soit il! een aantal jonge en ook enkele oudere dames de kerk doorkruisten. Maar ik geloof, dat die vraag minstens toch zeer onbescheiden zou zijn geweest - immers wie onzer is gewoon den arme, den blinde, den kreupele zoo aanstonds zijn kostbaarheden in den schoot te werpen! Ik schrikte. Ternauwernood was de bisschop weer door de roode draperie van den preekstoel verdwenen of een zwaar orkest op het Koor viel oorverdoovend in, en terwijl de Turksche muziek er dapper op losbeukte, meende ik - ook straks in een solo cornet-à-piston, zeer duidelijk Verdi uit zijn opera's te herkennen. Bij het uitgaan van de kerk trof het mij, bij een zoo groote schare, die gedurig door den bisschop: mes frères was betiteld, zoo weinig mannen te zien. Ik geloof getrouw aan de waarheid te blijven, indien ik verzeker, dat van de honderd personen er ongetwijfeld tachtig vrouwen waren. Een allervreeselijkst geschuifel, veroorzaakt door het onophoudelijk in- en uitloopen van kerkbezoekers, het veelvuldig gefluister en zelfs eenige malen het geschrei van zuigelingen, dit alles maakte het den bisschop kwaad genoeg en dwong hem tot het krachtig uitzetten van zijn stem, waardoor zij niet altijd harmonisch klonk. | |
[pagina 260]
| |
Nice, 26 Maart 1879.Amice!
Reeds sedert vele weken verkondigden reusachtige aanplakbiljetten, dat er onder bescherming van den hier bestaanden Cercle de la Méditerranée, tegen 20 en 21 Maart Les Régates zouden plaats hebben. En de toebereidselen tot dat zeefeest werden mede reeds sedert dagen gemaakt. Een groot gedeelte van de zeer lange Promenade des Anglais werd door een planken schutting van den rijweg afgescheiden, welke schutting slechts in het midden een opening heeft ter plaatse, waar een breede houten brug, met vele vlaggen versierd, het prachtige gebouw van den Cercle - over den rijweg heen - met tribunes verbindt. Die tribunes, aan de zeezijde tegen de steenen helling, over een lengte van meer dan 100 meters opgericht, werden van boven met blauw katoen bekleed, teneinde de houders van kaarten à 10 francs, niet gehinderd door een te felle zon, het schouwspel te doen genieten van een stoom- en zeil- en roeiwedstrijd op de blauwe wateren der Middellandsche Zee. Aan de hooge staken, die zich bij honderden boven de tribunes en ook aan de achterzij van het afgezette wandelpad tusschen de palmen en oleanders verheffen, wapperden, mede reeds sedert eenige dagen, kleine vlaggen van allerlei kleur, ofschoon ze niet meer behoefden te verhalen, dat het een internationaal feest zou zijn, aangezien de programma's met zeer groote letters verkondigden, dat Le Prince de Gales de hooge beschermheer was, men elkander zelfs vrij stellig verzekerde, dat Son Alt. Royale ongetwijfeld in eigen persoon de feesten zou bijwonen. Voor den wedstrijd van stoombooten van alle natiën, alsmede voor zeil- en roeivaartuigen werden door velerlei corporaties en particulieren prijzen uitgeloofd. Volgens het Plan et Parcours des Régates zouden de stoomschepen den 20sten van Nice vertrekken, eerst met een wending zuidwestwaarts, om dan - wat verder van de kust, in rechte lijn oostwaarts koers te zetten naar het wat meer in zee vooruitspringend Monaco. Den volgenden dag - 21 Maart - zouden de stoomers langs denzelfden weg terugkeeren, terwijl de kampioenen der zeilen roeivaartuigen wat dichter nabij de kust den wedstrijd zouden houden. Vier observatiebooten moesten in zee stationeeren. Eén het dichtst bij de kust juist tegenover het gebouw van den Cercle M.; éen op het punt, vanwaar de stoombooten, nà den Z.-W. tocht, rechtstreeks oostelijk koers naar Monaco zullen zetten; éen ongeveer ter helfte van Monaco en de vierde aan de ree van Monoca zelf. Zóo was alles bepaald en geregeld. Maar helaas! het eerste alhier zeer schitterend te vieren Internationale Zeefeest zou het lot deelen van zoo vele Nederlandsche zomerfeesten in de open lucht! | |
[pagina 261]
| |
Bijna drie weken achtereen scheen de zon met helderen glans, maar als zij hier schuilgaat en een ZO. wind - de Libeccio, een wind uit Libye - de zwarte wolken voortzweept en wolken stofs doet opstuiven, zoodat hij straten en pleinen in grijze nevelen hult; wanneer dan na het vallen van enkele zware regendroppels al spoedig plasregens neerstorten, die slechts een oogenblik verminderen om door nieuwe stroomen uit de sluizen des hemels te worden gevolgd, dan verwondert men zich niet, dat men de straten, die met fijngeklopten kalksteen gemacadamiseerd zijn, in ware modderwegen ziet verkeeren, terwijl slechts de huurkoetsiers - allen met een paraplu boven het hoofd - den zilverstroom des hemels zegenen, waardoor ook het zilver der vreemden nog wat milder in hun zakken vloeien zal. In den nacht van 18 op 19 Maart hadden wind en regen de feestcommissie reeds doen voorhoofd-rimpelen. Op Woensdag den 19n Maart floot de Libeccio met zóoveel kracht, dat hij de palen der tribunes aan zee deed kraken of neerwierp, het blauwe doek ter wering van 't zonlicht vaneen scheurde en ginds en her in flarden deed vliegen hoog door de lucht. De regen viel steeds bij stroomen. ‘Un temps du diable, mon s'r!’ zei de hôtelhouder Platel, toen we des avonds, omstreeks zeven uren, zijn salle à manger verlieten. ‘Et les Régates, mon s'r Platel!?’ ‘Ah! ze zijn tot aanstaanden Maandag uitgesteld. We zijn niet gelukkig met onze feesten van 't jaar. Vóor het Carnaval hadden we prachtige dagen, maar niet zoodra zouden de feesten beginnen, of daar kwam gedurig de regen, en nu, le temps se moque des Régates!’ ‘Als het hier regent, dan schijnt het raak te zijn!’ ‘Ah si; les averses sont souvent d'une violence extrême comme les pluies des régions tropicales. On compte avoir 55 à 65 jours parfaitement beaux dans chaque saison, et pourtant, malgré la rareté des pluies, la quantité d'eau qui ce précipite annuellement dans le bassin de Nice, est supérieure à la masse liquide qui arrose chaque année les campagnes du Nord de la France; tandis qu'à Paris la moyenne est de 54 cent., elle est à Nice de 70 cent.’ Als men, naar buiten ziende, de zware droppels in dichte massa's zag neergutsen, dan kon men aannemen, dat M. Platel die wijsheid uit een even degelijke bron had als de bron overvloedig mocht heeten, die nu den meestal schier drogen Paillon met twee fiksche stroomen door zijn steenen bedding deed bruisen. Terwijl het zoo regent, maar de zachtste weersgesteldheid u toch volstrekt niet belet om na het diner, bv. van 8-9 uren onder de arcade - of kolonnade - van het café de la Victoire uw demi-tasse te gaan gebruiken, zie ik een der hoofd-garçons contre-maître genoemd, met een geweldig blond oog en een zeer gehavenden neus ces Messieurs en Mesdames bedienen. | |
[pagina 262]
| |
‘Hoe ben je aan die illustraties gekomen?’ vroeg ik hem bij 't schenken van onze café au lait. ‘Le diable de comte! Hij kwam dronken hier. Nadat hij la gentille dame au comptoir beleedigd had en ik hem weigerde absinth te schenken, maar hem de deur wees, stiet hij mij op 't hevigst met de vuist in het oog en kwetste mij bovendien gevoelig met den grooten steen van zijn ring. Maar nog denzelfden avond zat hij au violon en kan nu 15 dagen zijn roes uitslapen, eer hij tot zijn etat normal d'ivrogne mag terugkeeren. Mauvaise clientèle, m'sieur!’ Weinige oogenblikken later las ik in ‘Le Progrès de Nice’ een bijna eensluidend verhaal, nl. van zekeren nommé Landino, die den kastelein Palmieri van de Brasserie du Littoral - omdat hij den dronkaard niet meer schenken wilde, met een glas op het hoofd had geslagen. - En iets verder: ‘La nommée Marie M.... a été arrêtée pour ivresse scandaleuse.’ En weer iets lager, 'tgeen ik ter wille van de eigenaardige wijze van vermelding letterlijk afschrijf: ‘Arrestation. - M. Pierre G...., le jour de la Mi-Carême, se dit: Il pleut, mais c'est pas une raison pour ne pas se divertir un peu; si on se mouille à l'extérieur, il faut réagir et s'humecter à l'intérieur. Il a tant réagi que la réaction ne s'est terminé que le lendemain au violon.’ Men ziet het, dat er niet alleen in ons dierbaar Nederland aan Bacchus wordt geofferd, en ofschoon ik bekennen moet meermalen zwaaiende personen in echt vroolijke stemming te hebben ontmoet, ja dikwijls een niet onharmonisch gezang uit hun mond heb vernomen, het meegedeelde bewijst genoeg, dat een ‘kwade dronk’ ook in het zuiden niet zeldzaam is. Is de smaak voor geestrijke dranken al tamelijk gelijk aan die in ons lieve vaderland, het politiek leven is hier in 't Zuiden oneindig meer ontwikkeld. Bij duizenden worden de exemplaren van Fransche nieuwsbladen - van allerlei vorm en politieke kleur, langs de straten verkocht en veelal gelezen. Mannen en zelfs vrouwen van allerlei stand ziet men met een nieuwsblad op banken gezeten of langzaam lezende voortgaan. De vele zoozeer uiteenloopende richtingen dier bladen vinden alle ook hier hun aanhangers, en 't is wel een wonder, dat men bij de heftigheid, waarmee bijv. ‘een Progrès de Nice’ zijn tegenstander ‘Le Journal Niçois’ bestrijdt, onder hun trouwe, zoo licht ontvlambare volgelingen niet meer van moord en doodslag verneemt. Dat het peil van ontwikkeling bij al dat politieke leven hier hooger dan bij ons zou staan, ik betwijfel het zeer. Aan meer dan twintig, meest welgekleede inwoners van Nice vroeg ik naar den naam van een hoog opgroeiend heestergewas, 'twelk men hier overal ziet en welks bladen in vorm en kleur aan onze linden- en | |
[pagina 263]
| |
moerbezie-blaren herinneren, terwijl het een overvloed van lieve witte bloempjes met gele harten draagt. De antwoorden klonken steeds uiterst beleefd, maar ik kreeg niet anders te hooren dan een: ‘Ah mille pardons! Je ne saurais le dire!’ of iets van dien aard. Een der garçons van het meergenoemde Café, waar zeer hooge exemplaren van die struiksoort tusschen de kolonnades bloeien, keek óok zeer verwonderd bij mijn vraag en had ze blijkbaar nog nooit opgemerkt; intusschen hij kende een monsieur très-savant, en, - gisteren gaf hij mij een klein plankje waarop die geleerde geschreven had: Sparmagnia. Op den 20sten Maart - den eersten dag waarop de nu uitgestelde Régates zouden hebben plaats gehad, moesten de blauwe wateren der Middellandsche Zee inplaats van een feestvierende kust te besproeien veler harten met diepe wonden slaan. 't Is u bekend, dat het stoomschip l' Arrogante, - een instructieschip van Toulon nabij de zee van Porquerolles - zijnde een der drie ‘îles d'Hyères’, - heeft schipbreuk geleden en vijftig mannen en jongelingen er hun dood in de golven moesten vinden. En onder de honderden te Toulon, die zich hadden voorgesteld om op dien dag het feest in ‘Nizza la bella’ te gaan bijwonen en er het vroolijk gewemel van stoomers en zeilers en roeiers op de Baie des Anges te genieten, o, ze bleven verre van de schoone stad, maar ze tuurden met starren blik op diezelfde zee, aan wie ze hun dierbren terugvroegen, 'tzij met een traan of een zucht of - met een ‘Ah, ces eaux maudites!’ op de lippen. Met betrekking tot de hevigheid van den storm zegt ‘le Journal de Nice’: ‘Sur la rade des îles d'Hyères l'Arrogante reçut l'ouragan, qui de mémoire des plus vieux marins de nos côtes a dépassé en violence tous ceux enregistrés jusqu'à ce jour.’ Nader iets over de feesten en - over Monaco. | |
Nice, 29 Maart 1879.Amice!
‘Nizza la bella’ was op Maandag den 24sten Maart werkelijk de lachende schoone, blij glanzend van feestvreugd, onder een hemel van 't diepste blauw. Van heinde en verre waren nog altijd vreemdelingen toegestroomd. Wie zich echter had voorgesteld de stad, die voor het eerst haar Régates zou vieren, met vlaggen en groen en bloemen getooid te zien, hij zou zich zeer vergist hebben, want, zoomin aan publieke | |
[pagina 264]
| |
als aan particuliere gebouwen was er het geringste spoor van te ontdekken. Slechts aan zee waren het gebouw van den Cercle de la Méditerranée, de houten brug van zijn balcon over den rijweg tot aan de tribunes en die lange tribunes zelven met vlaggen versierd, zoodat de aanblik uit zee wel het verrassendst moet geweest zijn. - En het feest? - Inweerwil van alle ophemeling geloof ik te mogen zeggen, dat het zoo goed als mislukt is. - Door de zeeramp der ‘Arrogante’ van Toulon was het reeds kleine getal van vijf stoomschepen, die aan den wedstrijd zouden deelnemen, nog tot drie verminderd - want Toulon, in diepen rouw, had zich teruggetrokken - en de toeschouwer zag dus slechts die drie booten, soms op vrij verren afstand, tweemaal in een zeer grooten kring voorbij het gebouw van den Cercle stoomen, alvorens koers naar Monaco te zetten. De voorste bleef de voorste, en de achterste de achterste. Onwillekeurig - en natuurlijk zeer ongepast - kwam mij het rijmpje in de gedachten: Drie oude wijven; ze konden mekaar niet krijgen; enz. enz. De zeil- en roeiwedstrijd was dien dag vrij aardig - inzonderheid voor hen, die de schepen of roeiers kenden; maar op die groote en grootsche zee werd alles zoo klein en zoo nietig. En van de duizenden, die men op de tribunes had verwacht, waren er zoo vele honderden, en van de duizenden, die het buiten de tribunes evengoed of misschien nog veel beter zagen, waren er weer honderden, die het wel heel mooi of aardig vonden, maar toch reeds lang vóor het einde de kust door den Jardin Public of langs de zij der hooge Terrasses verlieten. ‘En avant, pour la gymnastique!’ zei een roodbroek tot zijn kameraden; en dat laatste wil zeggen: Met den gezwinden pas! Ongetwijfeld heeft het groote vuurwerk, 'twelk des avonds op zee zou worden ontstoken, wel een belangrijk deel in de aantrekkingskracht tot het feest gehad. Toen het des avonds negen uren terdege donker was - want dikke wolken hadden zich in den namiddag weder saamgepakt - toen was het aantal menschen uit de uitgestrekte wandeling aan zee zeker even ontelbaar als het starrenheir, 'twelk zich nu achter die wolken verschool. De tribunes met hun verlichting à giorno waren slecht bezet; ik geloof, dat het aantal gekleurde ballons dat der bezoekers nog overtrof. De feestcommissie, met haar hooge gasten, bevond zich meest op de breede brug van het gebouw, naar het strand. Tuurde men op de zee, dan zag men.... een nachtelijk duister. Allengskens echter daagden er van de linkerzijde - om den hoek van den vuurtoren, zeer van verre, eenige roodlichtende bollen op, die veel overeenkomst hadden met groote, vanbinnen verlichte | |
[pagina 265]
| |
oranjes. Bij twintig- en dertigtallen, slingerswijze, doch zeer onregelmatig op- en neerdobberend, namen zij al meer en meer in aantal toe, en eindelijk - steeds voorwaarts trekkende - formeerden zij twee rijen juist tegenover het feestgebouw, 'twelk nu inderdaad op 't prachtigst met gas en velerlei kleuren was verlicht - en tevens flankeerden zij de twee nog onzichtbare schepen in zee, waarop het vuurwerk zou worden ontstoken. De wind werd vrij koel. Van tijd tot tijd vielen er eenige verontrustende regendroppels. ‘La pièce!’ zei er een; maar slechts het gebruis van den zwaren golfslag op het keien-strand gaf antwoord. En, de zóo vele honderd lichtende oranjes bleven op- en neerdansen zonder dat er van de schuiten zelf, waarop ze wiegden, noch van al de roeiers, die er met een tamelijk bewogen watervlak te kampen hadden, het geringste kon worden waargenomen. ‘La pièce!’ Nog altijd dansten de oranjes en brak de golfslag met geweld op het strand. Maar hoor, het signaal wordt gegeven. Aan het groote water zal een hulde worden gebracht door het vuur; en de mensch zal juichen, want: de negentiende eeuw is trotsch op de beide broeders, die hen doen voortsnellen op de wiek van den stoom! En...................... Een vijfhonderdtal vuurpijlen schoot sissend en met ontzettend geraas gelijktijdig ten duisteren hemel op. Een vuurbouquet van millioenen roode, blauwe en allerlei andere bloemenkleuren ontplofte in het als vanéen scheurend zwerk en daalde in gouden en purperen en zilveren regens, hel blinkend neer. De zee tot aan den verren horizon was helder verlicht, de kust met haar ademlooze duizenden met een tooverachtig daglicht gekleurd. En terzelfder tijd ontbrandde het vuur van een vijftigtal groote pektonnen, die zich - een pyramide formeerend - uit zee verhieven. En van dien reusachtigen vuurtoren schoten twee rosse bliksemschichten naar rechts en naar links en raakten de hooge masttoppen van twee fregattenGa naar voetnoot1 die in hetzelfde oogenblik elkaar met een oorverdoovende kanonnade in de schitterendste kleuren bestookten en de kust deden daveren van het geweld hunner slagen. De strijd was geweldig! Maar zie: - Eensklaps sloegen de trotsche schepen in lichter laaie van rood en van wit en van blauw. En de zee weerkaatste in duizenden prachtige tinten die vlammen en vonken: robijnen, safieren, diamanten en............. | |
[pagina 266]
| |
Ik vraag u wel om verschooning! Dit alles zag ik slechts in mijn verbeelding. Misschien is het niet mogelijk om op onze Nederlandsche kust een vaar-wedstrijd op groote schaal te doen plaats hebben; maar kon dit zoo wezen, dan houd ik mij overtuigd, dat althans zeerzeker het gemeentebestuur van 's-Gravenhage voor zijn groot stedelijk Badhuis te Scheveningen iets anders zou ontsteken dan 'tgeen de Franschen hier: Superbe! Splendide! en ik weet niet wat meer noemen. Het vuurwerk bestond in een vuurpijl. - Hê! - Nóg éen. - Hê! - En nog éen; enz. - Een donderbus; een wiel; een donderbus; een vuurpijl. - Weer een wiel.... Maar genoeg. Het slottableau was een scheepje in Bengaalsch vuur, met - pief - paf, knap! - Uit! - Ik verzeker u, dat een gewoon Donderdagavond-vuurwerk even mooi is als het vuurwerk der groote Régates te Nice, behalve - dit moet gezegd worden - het niet onaardig gehobbel der oranjes en het werkelijk prachtig weerspiegelen van een veelkleurig vuur in de golvende zee. En de afloop van den stoom-, zeil- en roeiwedstrijd op den tweeden feestdag? - Helaas, te twee uren stak er weder zulk een hevige wind op, dat de kampioenen, - vooral de roeiers, onmogelijk den kamp konden wagen of voleinden en zoo snel mogelijk de haven trachtten te bereiken. Twee zeilschepen verloren hun masten; vele kleine vaartuigen kregen averij, en éen hunner werd zelfs door een hevigen windstoot omver geworpen. Te vijf uren zag men tusschen de hooggekamde golven nog een paar kleine booten, die - worstelend met het onstuimig element den bijna gezonken confrater op sleeptouw hadden.... Gelukkig had de bemanning van het scheepje zich weten te redden. Maar toch, om denzelfden tijd zag men langs den Paillon een brancard zeer langzaam in de richting van het hospitaal verdwijnen. Het heeft zich helaas bevestigd, dat een matroos er zeer slecht aan toe is. Nogmaals moest nu de laatste wedkamp worden uitgesteld; maar - toen hij Donderdag den 27n plaats had, toen waren de oogen van inwoners en vreemdelingen vrij wat minder naar zee dan naar de landzij gekeerd. Geen wonder: Op de Promenade des Anglais - den rijweg naast het wandelpad aan zee - daar zou de ‘Bataille des Fleurs’ worden gehouden. - Had reeds de Carême zijn fête des fleurs gehad, de Mi-Carême moest die evenzeer hebben. En dat was aardig, smaakvol, allerliefst! Op dien breeden rijweg met zijn palmen en oleanders langs de zee was het een onafzienbare reeks van open rijtuigen, vele op het | |
[pagina 267]
| |
kwistigst met groen en met bloemen versierd, die elkander stapvoets voorbijreden. Het aantal bouquetten, veelal aan de zijden of ook geheel rondom de landauers en calêches tentoongesteld, maar voor 't meerendeel binnen die rijtuigen in langwerpige manden opeen gehoopt, is niet te bepalen. Prachtig was de versiering van sommige equipages, die aan de voornaamste villa-bewoners toebehoorden, of ook van die, waarin slechts enkele ‘dames’ waren gezeten. Wij zagen een landauer, die behalve de wielen geheel onder groen en bloemen was verscholen. Verbeeld u, dat de tuigen van sommige paarden geheel in een bloementuig waren herschapen, en dat o.a. de reepen (of lederen treklijnen) uit een vaste aaneenschakeling van fonkelend roode camelia's bestonden. Welk een weelde van bloemen! In Maart! En de bataille? - Bij 't zien van vrienden of bekenden werpt men elkander in 't voorbijrijden om strijd zijn ruikers toe, en ook de onbekenden worden niet altijd vergeten. Wie den rijksten oogst hebben, dat zijn misschien wel de arme stakkers, die telkens toeschieten om de geurige projectielen, welke hun doel hebben gemist, soms niet zonder eigen gevaar voor een verpletteren onder hoeven of wielen te bewaren. O! als er eens geen andere batailles dan zulke batailles werden geleverd! En - zou er zulk een, in ons lieve - des zomers zoo bloemrijke Nederland, niet op haar plaats zijn!? ‘Nice leeft van feesten!’ zei mij een inwoner. ‘In den zomer hebben we zelfs la Fête des Boîteux et Bossus! 't Is zeer eigenaardig. Alwat maar op den naam van gebrekkig kan aanspraak maken, trekt dan naar de bekende Promenade en vertoont zich aan hun - op dezen dag vrij wat minder interessante natuurgenooten.’ Maar hiermee eindig ik niet. Weet ge wie de voornaamste, zoo niet de eenige grootheid van Nice op kunstgebied is geweest? Het was de kunstschilder Carel Van Loo (Carle Vanloo), de zoon van een Nederlandsch timmerman. En - was het niet aardig, dat bij die Régates toch de allereerste prijs voor stoombootvaart werd behaald door een Parijzenaar, wiens naam wel duidelijk den Nederlander verraadt, Monsieur d'Outhoorn! En dan, - het doet het vaderlandsch hart zoo goed, ook hier steeds weder de werken van onze eenige oud-Hollandsche schilderschool te zien en te hooren bewonderen. - Noblesse oblige! Maar ook, hier - in het land der bloemen, leeft Holland met eere: In de breede Avenue de la Gare - de lange hoofdstraat van Nice, - is een groote bloemisterij, en voor de vitrines zag ik prachtige Azalea's, met de namen in top: Eugène Mazel, François de Vos, Le roi d'Hollande. |