het vlakke strand over, tot nabij de plek waar de ebbende baren brulden en schuimden, en riep er den minnaar bij de zoetste namen, en tuurde naar die hoogste golven van verre, als begeerde zij van die onstuimigen haar geliefde terug.
Veel werd er gegeven, machtig veel voor de weduwen en kinderen der verongelukte visschers, en ook voor de weduwe Mar, die in haar zoon Klaas - althans voor een groot deel - haar kostwinner verloren had. De bedroefden, ze kregen geld inplaats van hunne dierbaren weder, en de rijken in de stad meenden dat die armen er beter aan toe waren dan te voren.....?
En Sanne, Sanne miste den beminde dien zij haar jawoord schonk; maar zij, natuurlijk, zij ontving geen zilver - waarvoor zou men háar ook gegeven hebben? - Sanne had zich in haar leed over niets te verblijden, maar treurde, en dacht altijd aan Klaas, die nu zoo diep op den bodem der kille zee temidden van allerlei zeegedrochten lag, voor wie zijn lichaam nu tot spijs strekte. - of.... die misschien ook, nog leefde.... ja waarom niet, misschien door een wonder gered.....?
Niets strekte Sanne tot troost bij haar droevig verlies dan die laatste gedachte alleen. - Maar toch ruim een jaar na dien treurigen morgen, daagde er onverwachte uitkomst voor de dochter van den ouden Jaap, tenminste zooals de dorpelingen zeiden, die er den mond van vol hadden.
Evert de jager, met een gouden band om zijn hoed, en mooie knoopen aan zijn rok die met rood scharlaken versierd was, Evert de jager had aan 't strand gewandeld, en Sanne gezien. Haar terzij gekomen, had hij haar mooie woordjes gegeven, en gezegd meer nog dan Klaas haar voorheen gezegd had.
Veel had Evert gepraat, en van moois en gemak; en de derde maal dat hij haar weer vond, had hij gevraagd om datgene wat Klaas had bekomen.
Gek was ze geweest. Onnoozel bloedje! ‘Nee,’ had ze 'ezayd: ‘Klaes heb ik trouw beloofd en m'n jaewoord 'egeven. Als God 'em rays 'espaerd had..... wie weet'...... wát zou ie zegge!?’
Gek was ze geweest, stapelgek! 'En voornaeme jaeger, jaegervrouw; mooi 'uis! mooie kleeren! as Klaes 'r wat aan had dat z'm bedankte, maer Klaes, kayk, Klaes was zoo dood as 'n pier. - Dat zeiden de dorpelingen.
Maar Sanne..... wilde niet. - Geen smeeken had den jager gebaat. Zes jaren zou ze biddende wachten en haar jawoord gestand doen.
't Was een lente-middag. Met ‘garnaet’ was Sanne naar stad geweest en naderde met haar ledige manden haars vaders huisje.
Ha! 't oude liedje: Klaas is teruggekomen en.....
Mis, Klaas is er niet; maar, kort geleden was er een persoon uit stad gekomen die de volgende tijding aan de weduwe Mar -