Wouter Glover heft een geldzak omhoog, en zegt:
‘Hier zijn vijf en twintig gulden!’
Een luid gemompel dat al spoedig in een oorverdoovend geraas ontaardt, doet Glover met overwegende stem stilte gebieden.
- Men luistert opnieuw.
‘Je hebt gelijk mannen. Dát meende ik ook: Wat zijn vijf en twintig gulden om bij een werkstaking aan zes en negentig huisgezinnen het noodige te verzekeren!
- Was ik nog spinner, en had ik mijne arme moeder niet, ik zou 't erop wagen, en liever doodhongeren dan mij aan den bloedhond te verkoopen. - Maar, vader Abel heeft gelijk: als men vrouw heeft en kinders, dan moet men voorzichtig zijn.’
Binzer schreeuwt nu:
‘Zal men mij niet gelooven! Is het mijn belang dat de Kromvelder's spek en vleesch in den pot krijgen! Ontving ik geen brief waarin te lezen staat, dat men zal helpen zoolang als het noodig is. Heb ik geen geld! - Kan ik geen geld krijgen zooveel als ik wil!’
‘Laat zien! Voor den dag er mee!’ roepen eenige stemmen.
De vijftien gulden die Binzer nog geen half uur geleden van Elie Mager ontving, zijn voor een gansch ander doel bestemd dan nu zal worden voorgewend. Peters de voerman had een klein wagentje dat heelemaal dicht kon.... en, als men bij Willem Schol in het Wapen van Amsterdam te Wasikveen geen guldens liet kijken, dan zou hij ‘mijnheer en mevrouw Binzer-Degen’ zeker geen nachtlogies geven. Nochtans die vijftien gulden komen Binzer nu opperbest te stade. Zij kunnen vertooning maken.
‘Geld? Zooveel als je wilt!’ herneemt hij luider, terwijl hij de rijksdaalders triomfeerend omhoog houdt en er mee rammelt dat de omstanders er raar van om 't hart worden.
‘Hoeveel heb je dan nog beschikbaar baas Binzer?’ roept Glover.
Er volgt een doodelijke stilte. Binzer aarzelt. Nu roept hij:
‘Nog honderd gulden heb ik voor jelui thuis. En als je schrijft dan komt er dadelijk zooveel als je wilt.’
Een jubelend: ‘Strikken, strikken!’ ging er nu uit de menigte op.
Abel wil spreken maar kan zich niet doen verstaan.
‘Ik zeg.....’ schreeuwt Glover.
‘Stilte!’ roept men.
‘Ik zeg,’ herhaalt Wouter: ‘laat baas Binzer ons dadelijk de honderd gulden hier brengen, met den brief erbij, dan hebben we zekerheid. En als jelui dan vóor strikken bent, dan - laat het zoo zijn! - Onze eisch was groot, maar de ellende is nog grooter!’
Bij Glover's woorden is Binzer zeer wit geworden. Op de mogelijkheid van zulk een voorstel heeft hij niet gerekend. Tot nu toe hield hij zich achter de schermen; heden als met geweld op de planken