En Bronsberg - als er dan gewacht wordt, en het vasthouden aan bezwaren den schijn zou geven alsof men een aanstaanden schoonvader wantrouwde, terwijl men toch bekennen moest dat het gesloten engagement met Degen's dochter, de belangen der beide vennooten als 't ware samenvlocht, dan - enfin, dan neemt men de pen en......
Bronsberg heeft toen het contract ‘ter and're’ geteekend.
Maar zie, juist daarom is het nu wel degelijk en waarachtig zijn eigen schuld; en heeft dat gastronoompjen gelijk, dat de jongste compagnon een gek is, of - dat hij een gek is geweest tenminste.
‘Watblief?’ zegt Degen terwijl hij aan de koffietafel gezeten, een groene trommel opent en er een onderzoekenden blik in werpt.
‘Niets;’ zegt Bronsberg.
‘Ik dacht dat je wat zei;’ herneemt Degen, terwijl hij eerst een papier met een stuk amandeltaart, een tros druiven en twee prachtig gekleurde perziken, en daarna een tweede met een paar malsch gesmeerde broodjes en een koud patrijsje uit de trommel naar boven haalt.
't Is weer stil in de kamer; alleen het lekken der filtreerkan, en het smekken van den oudsten patroon breken de stilte.
Het hindert Bronsberg volstrekt niet dat de oude heer hem heden, zelfs niet pro forma, het een of ander uit die trommel presenteert, ofschoon hij weet dat de dames op Reespoor bij het vullen ervan, wel degelijk aan den jongen compagnon denken.
Zie, het laatste vleugeltje van den patrijs is door Degen met den grootsten kluif-ernst verorberd. - Iemand zoo ingespannen te zien eten; half zuchtend, half steunend, lijdend onder de vermoeienis! In vroeger jaren zag Bronsberg gaarne te Amsterdam in Artis het voederen der dieren. Zoo'n leeuw of tijger met den klauw op het lillend stuk vleesch.
- Maar, een compagnon? Bah!
Degen strijkt met beide handen het servet langs den glimmenden mond; en dan, na een fikschen slok sherry - want een paar koppen koffie drinkt hij gewoonlijk tot besluit - herneemt hij, het punt in quaestie weer opvattend, ofschoon nu, door het genieten, in een mildere stemming gebracht:
‘Om je de onhoudbaarheid van je stelling duidelijk te maken, zou ik je alleen op zoo'n patrijs kunnen wijzen.’ Degen wees tegelijk op het karkas van zijn slachtoffer: ‘Als jij met je communistische stelsels 't gemeene volk woudt laten eten en drinken zooals wij, dan zou onze Lieve Heer, naar mijn berekening, voor een schraal beetje hoenders gezorgd hebben. En,’ Degen stak nu zijn hand naar den schoonsten perzik uit: ‘dan dienden er wel zooveel perziken als aardappelen, en zooveel kastdruiven als grauwe erwten te groeien.’ En blazend: ‘Watblief?’