‘Nu ja, van mijn kant is er geen quaestie van. Pa en ma hebben geen sous! en tante in Den Haag heeft haar fortuintje in een levensverzekering gestoken. Als de goeje ziel morgen sterft: La bonne nuit ses écus!’
‘Nee Eva, je bedriegt je; ik heb geen....’
Eva legt hem snel de hand op den mond: ‘Stil, niet jokken. Foei, die guldens- en stuiversberekeningen à la Zonsberg, zouden den besten en verstandigsten mensch van de wereld ten laatste in de war brengen. Wat je me verbergt, je doet het op aanraden van het gepensionneerd reliek....’
‘Eva! zóo niet!’
‘Pardon, op aanraden van Rechtsomkeert met de leege tasch, marsch! Volgens het mooie systeem: Eet alle dagen beschimmeld roggebrood zoo hard als een keisteen, dan zal beschimmeld wittebrood zoo hard als een baksteen, taart of pastei voor je wezen.’
‘Eva, Eva!’
‘Heb ik er iets aan miszegd lieve August, dat ik je voor den besten verstandigsten man van de wereld houd - met een klein deukje door een schriele opvoeding misschien? - Toen we op de catechisatie eens den tekst behandelden: “Geldgierigheid is de wortel van alle kwaad,” toen heb ik er tegenover-gesteld: “Royaliteit is de moeder van alle deugd,” en, dominee en al de meisjes hebben er toen met sympathie om gelachen. Jij bent au fond royal mijn beste man, ik weet het bij ondervinding; maar zeg dan nu ook ronduit dat je die dubbeltjes- en centen-uitzuinigings-manie zult zien af te leeren; dat past niet wanneer men....’
‘Maar Eva, ik bezweer je....’
‘Tuterletuterletu!’ roept Eva zoo hard mogelijk, als wilde zij een valschen eed voorkomen. En dan vleiend: ‘August, als je me nu waarlijk liefhebt, veins dan niet langer. Of je arm of rijk bent, ik heb er je even lief om, dat weet je; maar, nu je het bent, toon me nu ook, door het te erkennen, dat je me heelemaal vertrouwt. Als je het niet waart dan zou je immers wel de domste man van de wereld moeten zijn. Welk verstandig mensch zou er huizen koopen zooals dit, en het meubileeren zooals wij deden, wanneer hij er niet zeer warmpjes inzat. O, ik heb het al begrepen toen je in Parijs, voor mijn toilet en diamanten, zooveel meer kondt uitgeven dan het totaal van je reisgeld bedroeg!’
't Was Helmond bij Eva's laatste woorden alsof hij door een wesp werd gestoken. - Dát was te veel!
Alleen ter wille van háar wier oog hem liefdevol moet toelachen, aan wier boezem hij zoo gaarne rust, en van wier heerlijk mondje hij zoo graag een zoeten kus ontvangt, slechts om haar gelukkig en tevreden te zien, heeft hij dat fatale woord gehouden, en, toegegeven, telkens meer. En nu zegt hem diezelfde mond dat hij een