satijn der banier met zijn zilveren letters is door een zwart floers omgeven; maar nochtans komt die kleur - evenals die blinkende harp-knop erboven - steeds zeer duidelijk uit tegen den vaalblauwen toon van dat monument, den langzaam wegschuivenden wagen.
En de golvende schaar, wier aanblik het hart met weemoedigen ernst vervult, zij getuigt het mede dat er in dezen lente-morgen geen gewone begrafenis plaats heeft. Immers, 't zijn niet enkel mannen en jongelingen die den wagen volgen. Neen, meer dan dertig meisjes en jonge vrouwen gaan met kloppende harten mede, om aan een afgestorvene die haar zoo lief was, nog een laatste hulde te brengen, en straks bij de versch gedolven groeve saam te stemmen in het lied waarvan de slotzàng luidt:
Op den krans dien we u vlochten,
Tot den morgen die u wacht.
Goeden nacht! Goeden nacht!
Hoor, het geboem-bam der torenklok dreunt nog voort. En zie, de lijkkist van de zwarte sprei ontdaan, staat reeds boven de groeve.
Met bevende hand heeft een der meisjes een frisschen lauwerkrans op het deksel der kist gelegd, terwijl een jonge vrouw van de andere zijde genaderd, er eene van immortellen daarnevens plaatst.
't Is nu dominee Hoogerberg die op de lijkkist toetreedt en straks, na een korte inleiding, zijn hartelijke toespraak aldus vervolgt:
‘Ja, een wolk nam hem weg van deze aarde. Nog ruischt ons de Hymne in de ooren die hij deed klinken toen twee geliefden zich voor het oog des Almachtigen hadden vereenigd, en hij, instemmend met hun blijdschap, als een andere David heerlijke tonen lokte uit zijn verheven speeltuig. En, - dat die tonen de laatste zouden zijn! Velen onzer wisten het ternauwernood dat hij zich ongesteld gevoelde op dien morgen, en geen enkele was er die vermoeden kon dat reeds de kille hand des doods hem had aangegrepen toen nog zijn vingeren het orgel deden juichen: “Loof, loof den Heer mijne ziel!”
Hij is niet meer! De man die op het gebied der heerlijke toonkunst zulk een leven in onzen doodslaap wekte; die gedurende een zevental jaren ons en onze kinderen voorging waar het de verhevenste der kunsten gold; hij is van ons heengegaan: een wolk nam hem weg voor onze oogen. - Dat hij leeft of leven zal in een betere wereld, ter eindelooze volmaking, het is onze hoop, ons blij vertrouwen. Maar, als ik de tranen zie, jongelingen en maagden, de tranen die u vloeien langs de wangen, terwijl wij ouderen ze zelfs met moeite bedwingen of niet bedwingen kunnen, dan zeg ik