Romantische werken. Deel 4: Boer en edelman, Emma Berthold en De lelie van 's-Gravenhage
(1878)–J.J. Cremer– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Voorrede.Wanneer de avond met zijn valen sluier het aardrijk bedekt, en de heerschende duisternis de verven kleurloos heeft gemaakt, dan schuift de kunstenaar zijn palet tot den volgenden ochtend ter zijde, en verschaft zich eene uitspanning naar welgevallen. Deze uitspanning, geachte Lezer, mocht ik in het stellen van het volgende verhaal vinden; ik heb mij daartoe de lange avonden van den vorigen winterGa naar voetnoot1) ten nutte gemaakt, en bied U thans, met de bede om toegevendheid, mijn eerste lettervrucht aan. ‘Doch waarom plaatst gij uw naam op het titelblad?’ - Ja, geachte Lezer, de geëerde Uitgever moge u deze vraag beantwoorden; ik heb mij naar zijn goedvinden geschikt, en moet zelf de gronden billijken, die hij voor zijn verlangen heeft aangevoerd. Hoewel de jonkvrouw die in de volgende bladen eene hoofdrol speelt, in de wandeling de hagenlelie wordt genoemd, zoo oordeelde ik het toch beter, om den eenigszins oneigenaardigen indruk van dat woord, mijne heldin op het titelblad de Lelie van 's-Gravenhage te noemen. Enkele drukfouten houde men ons ten goede en beschouwe dit werk met een oog der toegevendheid.
DE SCHRIJVER.Ga naar voetnoot2) Huize: den Oldenhoff, te Driel bij Arnhem, Juni 1851. |
|