Aan den lezer.
Bij het verschijnen van deze Gezamenlijke Werken, is het den schrijver een droeve plicht, den wakkeren uitgever te gedenken, die met zooveel warmte de in 't lichtgave had begeerd en voorbereid, en, reeds voor het verschijnen van dit eerste deel, - in de volle kracht van 't leven - aan de zijnen en zijn werkkring ontvallen moest.
Het welslagen van van Santen's onderneming - wel eens door mij betwijfeld, op grond dat reeds zoo menige uitgave mijner vertellingen, in allerlei vorm en bijeenvoeging, in 't licht verscheen - dat welslagen achtte hij zoo goed als verzekerd; en, nu het al meer en meer blijkt dat zijn vertrouwen niet wordt beschaamd, getuigt zulks op nieuw voor zijn juisten blik, en zijn tact om de uitgaven zijner pers naar de eischen des tijds te doen uitvoeren.
Mijn persoonlijk bezwaar tegen een uitgave van Gezamenlijke Werken, betrof wel 't allermeest een herzien van het niet gering aantal lettervruchten, mijn' landgenooten gedurende een reeks van meer dan vijf en twintig jaren aangeboden. De vertellingen - vooral van den vroegeren tijd - te laten zooals ze waren, daarvan kon zelfs geen sprake zijn; neen, dikwijls zwak, zeer zwak en verouderd zijnde,