een weinig uit den weg gaan, en brengt werktuiglijk de hand aan zijn pet.
- Spreekt men hém aan? - Uit een soort van verdooving ontwakende, ziet hij op. En dan:
‘Wat blief - Ja wel juffrouw; armoe ja wel, door ziekte. Maar.... neen, een aalmoes, neen!’
‘Och Abel, neem het aan! Gauw, want papa....’ Nelly zag angstig om.
Maar Abel, neen, dat kon, dat mocht hij niet doen.
‘Je vrouw en je kind zijn immers ziek, Abel? Papa is goed, maar hij kan geen onderscheid maken. Och neem het aan! Gauw Abel, toe!’
Wat klonk die stem hem lieflijk in 't oor. - Maar een aalmoes!
- En toch zijn arme vrouw; zijn kinders; zijn lieve Klaartje:
‘Neen waarlijk niet, juffrouw. U bent een engel van goedheid; God moge uw vader er voor zegenen; maar ik mag het niet aannemen. - Als het een voorschot was, dan....’
‘Maar het is een voorschot. - Ja zeker! Later krijg ik het terug. Neem dan gauw!’ En weder omziende en haar vader bespeurende, die juist uit het pad in de breede oprijlaan komt, stopt ze ijlings haar geldstuk in den vestzak van den bewogen werkman; haalt dan haar zakdoek uit; wuift er mee, en snelt op haar vader toe met den roep:
‘Gevonden, gelukkig gevonden!’
Degen laat zich niet gemakkelijk beetnemen.
‘Jij hebt den kerel geld gegeven,’ zegt hij, nu Nelly hem is genaderd, en ziet haar scherp in de oogen.
‘Ja papa,’ stottert Nelly verrast: ‘maar Abel heeft niets willen aannemen. - Neen, heusch niet.’ En Abel toesprekende, die met de oogen naar den grond maar toch groetend voorbijgaat:
‘Nietwaar Abel, je hebt niets willen aannemen? Niets nietwaar?’
Abel had een zwaren strijd te strijden:
‘Het hart is dankbaar voor 't geen de hand moest weigeren,’ zegt hij, met een blik op het schoone meisje. En dan tot Degen, terwijl hij de pet van het hoofd neemt:
‘Ik bid van God, mijnheer, dat u je lieve kind nooit ziek en zwak zult zien zooals wij ons goede Klaartje.’
‘Dank je schrikkelijk,’ zegt Degen: ‘zoo'n recommandatie van jou is goud waard, waarachtig! - Kom Nelly, 't wordt me te koud met die praatjes.’
Gerrit Abel vervolgt zijn weg. 't Is hem alsof hij vrijer ademt, nu