ontmoette nog geen 5 of 6 jarig kind, dat lezen kon, en het boekje in handen kreeg, of het leerde de lesjes eerlang van buiten; meermalen hoorde ik een of ander derzelve, door hen bij en op gelegenheden toepassen. Ook beoogde ik bij de vervaardiging niet bij uitsluiting dadelijk leering, d.i. zoodanige toepassing, die op het kind nederkomt. De kundige onderwijzer weet door vragen en vertellen uit te breiden en naar gelang der omstandigheden toe te passen.
Wordt het slechts gedeeltelijk zoo gunstig ontvangen, als ik het uit en met warme liefde voor de nog schuldelooze lieve kleine schreef, dan zal de uitgever over het vertier, en ik over het besteden mijner tusschen oogenblikken wel voldaan zijn.
20 Maart, 1827.
De Schrijver.