De vijver
In onze tuin, heel in het begin,
Is een vijver met kleine visjes.
Waterlelies drijven er in,
En aan de kant bloeien gele lisjes
Naast een blauwe vergeet-mij-niet.
Maar dat is alles nog niet, wat je ziet!
Als je zo stilletjes ligt te kijken,
Dan gaat het heus op een sprookje lijken!
Je ziet, in het water, de wolken glijden,
Trilt het, dan schiet er een visje, goud,
Voorbij, daar benee in het koele woud
Ze zoeken elkaar, en een salamander
Gluurt er voorzichtig uit het riet,
Maar schrikt een beetje, als hij me ziet,
Dommerd, ben je nu bang, voor mij?
Daar is een tor, en opeens springt een kikkert
Met een plons in het koele nat.
Daar duikt hij onder een groot, groen blad.
‘Kwak’ - zegt hij, ‘Kwak’ en hij kijkt me aan,
Of hij denkt, dat ik hem zal verstaan!
Ik doe of ik weet wat hij zeggen wil,
En knik hem toe, en dan is hij stil - -
En op het vlak van onze vijver,
Glijdt er zo'n kleine, vlugge schrijver,
En schrijft iets, zó moeilijk, dat ik het niet spel,
Maar toch - een béétje begrijp ik het wel.
|
|