Gezangen ter geestelyke inhuldinge van de godlievende jongkvrouwe Maria Crajenschot(1758)–Joanna Crajenschot– Auteursrechtvrijals heilgenoote der ursulinnen, op het beggynhof, in Amsteldam, den XXVsten van louwmaand, MDCCLVIII. Vorige Volgende [Folio A2r] [fol. A2r] Gezangen ter geestelyke inhuldinge van myn godlievende moeye jongkvrouwe Maria Crajenschot. Is 't my vergund den dag te aanschouwen Dat een Maria zegepraalt? Dat myne Moey den prys behaalt, Die God schenkt aan 't welzalig Trouwen? ô Ja; zy treed op Begga's Hof, Tot 's Allerhoogstens eere en lof. Geliefde Dag! zo welgekomen! Die myne Moeder juist verjaart: Is my die zegen dan bewaard? Mag ik u eeren, zonder schroomen? En op het veld van myn papier Nu planten juichende Eerlauwrier? Ik strooij de reine Maagdenpalmen Voor Jesus uitverkooren' Bruid: Mogt dit myn laage Zanggeluid Verzeld zyn met der Englen galmen! Dan wierd Mariâ's Naamgenoot' Naar waarde niet te veel vergroot. [Folio A2v] [fol. A2v] Van 't Tiengetal, zo lief verkregen, (Waarvan 'er Agt nog levend zyn:) Zien we u in 's Hemels zonneschyn Ons voortreên op de zuivre wegen Van Sions Diamant Gebouw, Door een volmaakte liefde en trouw. Dus volgt myn Moey de regte gangen Van haare Nicht, naar 't Heilig Choor, Daar zy haar' vryën staat verloor, Om Jesus in de plaats te ontfangen: Wat schoone ruil! wat zielsgewin! Zo ryst de geest ten Hemel in. Grootmoeder, welke blydschaps traanen Verheugen U op deezen stond? Och! mogt uw zegenryke mond Voor my den weg tot zingen baanen! Kom, zend een wensch my over Zee, En sterkt myn waare liefdensbeê. Zwol zal in Amsteldam dan spreeken, Tot blydschap van ons aller Bloed. Dan zagt ik zie hoe elks gemoed My toont daar van een zéker teken: Myn's Vaders Geest, geheel voldaan, Wyst my daartoe de regte baan. Myn waardige Ooms en lieve Moeyen Versterken myne zang daarby; God geeve dat zy altoos bly Meer Spruiten in dat Hof zien bloeyen; Waardoor de Stam van Crajenschot Verkryge een dubbel zalig Lot. [Folio A3r] [fol. A3r] Berminde Moey, wil dit bemerken, Wanneer gy by het Altaar knielt! Vind U door 't heilig Lam bezield, Het geen U altoos moet versterken! Verheug U in dien Bruidegom, Door 't Eeuwig zalig Wellekom. Ik smeek den Oppervorst der troonen Dat hy U nimmermeer verlaat! Dat gy uw Geestelyken Staat Met Gouden Palmen ziet bekroonen! En dat ge, door den tyd voldaan, By Jesus zult ter Bruiloft gaan. Dan moogen duizende van Reyen U leiden voor dat Aangezigt, Door onvergangklyk Maatgedicht, Dat U onsterflyk kan verblyen: Alwaar gy krygen zult, ten loon, Van God de schoonste Zielenkroon. JOANNA CRAJENSCHOT. Vorige Volgende