balkon der zieltogende, het Venetiaansche volkslied op de Adriatische bruid.
Maurits voelde den zachten vingerdruk zijner gade, terwijl de samengesmolten stemmen der zangers klonken:
‘En van haren blanken sluier
Een doodskleed makende.....’
Hij sidderde.... De hand zijner geliefde werd koud. Men ontstak de lijktoortsen. De toekomende gravin van Eylar was een lijk.
Veertien dagen later volgden de zes getrouw geblevene pleegvaders, vergezeld van al de mannelijke afstammelingen der familie van Eylar het gebalsemde lijk der vondeling, dat naar Holland overgebracht, onder de grafgewelven van het edel geslacht der graven van Eylar en Hardestein werd bijgezet.
De vlaggen en wimpels, die voor de bruiloft van Maurits en Nicolette hadden gewapperd, werden voor altijd weggeborgen. De bedrukte weduwnaar had plechtig beloofd, nimmermeer de hand weg te schenken, die aan zijne eerste geliefde had toebehoord.
Madame-mère toonde eene diepe droefheid over het verlies der schoondochter, en zelfs mevrouw Mietje bleef niet onverschillig bij de dood van haar, die door de gansche gemeente werd betreurd, maar vooral in de pastorie heerschte diepe rouw. Juffer Leentje was ontroostbaar en de Dominé zag zijne schoonste hoop vernietigd; de hoop, om zijne levensdagen te slijten in de nabijheid der beminnelijke pleegdochter. Voortaan leefde hij met zijne zuster in ongestoorden vrede. De pleegvaders Hoogenberg, Zevenaar, Donia, Bol, van Eylar en Galjart onderhouden sedert den dood van Nicolette eene onafgebroken briefwisseling. De blijde