Voorwoord.
Dat er onder de talrijke kantscholen die zich in Oost- en West-Vlaanderen bevinden, scholen zijn die ten volle den naam van Liefdadigheidsgesticht verdienen, zal niemand betwijfelen. Ik ken persoonen in de beide Vlaanderen, die sinds vele jaren geld en tijd opofferen aan dergelijke inrigtingen, en dat alleen uit medelijden voor den onbeschaafden stand. Maar ik ken er, in tegendeel, die op eene schandelijke wijze hunnen invloed gebruiken om de kinderen der behoeftigen te hunnen voordeele te exploiteren; want niemand kan ontkennen, dat er in België kantscholen gevonden worden, die de schande uitmaken van een beschaafd land.
Alle Vlamingen, om het even tot welken stand der samenleving zij behooren, wenken te geven, zoo wel over de weldadigheid eener goede, als over de nadeelen eener slechte kantschool, zie daar de taak die ik mij bij het schrijven dezer novelle heb opgelegd.
Slechts handelende uit ware liefde tot de volksklas, heb ik het vertrouwen dat mijn gewrocht de goedkeuring zal erlangen van elken weldenkenden landgenoot.
V.C.