Uit blanke steden onder blauwe lucht
(1994)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermdIIIDe tweede belangrijke periode, de Gothische, boeit ons daarna: zij ligt in de eerste helft der zesde eeuw, en haar held is Theodorik de Groote, die reeds in 488, na zijn zege over de Gepiden, met zijn Gothen Italië binnen valt, waar Odoaker zich een koninkrijk heeft gesticht zonder dat de Oost-Romeinsche keizer, te Konstantinopel, dit heeft durven verhinderen. Theodorik is nauwlijks een Barbaar: Theodorik, als knaap, vertoefde tien jaren aan het Hof te Konstantinopel als gijzelaar, en de Oost-Gothische vorstenzoon ademde, met de Latijnsche beschaving, de onwrikbare overtuiging in, dat slechts zij de wereld beheerschen kon. En hoewel de jonge prins Goth bleef, en terugsmachtte naar zijn eigen volksstam, die reeds van den Donau af, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door Hongarije Zuidwaarts drong in dien geheimzinnigen drang des trekkens, die het mysterie blijft der volksverhuizing, gevoelde hij reeds toen, dat alleen de Latijnsche geest zijn volk zoûGa naar voetnoot98 kunnen bezielen om het een blijvende woonplaats te doen veroveren binnen de grenzen van het onmetelijke, steeds nog overeind torenende Romeinsche Rijk. Theodorik, terug tusschen zijn stamgenooten, wijst hun zelve dat tooverland aan, Italië, en doet den Keizer te Konstantinopel weten, dat, als diens vazal, hij Italië zal bevrijden van Odoaker. Inderdaad slaat Theodorik Odoaker bij Verona en overvloeien de Gothen Noord-Italië: Odoaker vlucht in het sterke Ravenna, poogt van daar uit, te vergeefs, Milaan te herwinnen, maar is genoodzaakt op nieuw in Ravenna terug te trekken. Een driejarig beleg volgt. Ten Zuiden der stad, haar zwakste punt, in het mijlenlange pijnwoud legeren zich de Oost-Gothen, telkens door Odoakers troepen overvallen. Maar Theodorik, ook ter zeezijde, sluit Ravenna af met een vloot. Het einde is nabij. De aartsbisschop is middelaar, de stad geeft zich over. Er schijnen eenige dagen geweest te zijn, dat Odoaker hoopte nog mederegent te zullen blijven aan de zijde zijns overwinnaars. Maar in het paleis ‘ad Lauretum’ genaamd, laat na die dagen van weifeling, Theodorik Odoaker grijpen en steekt hem als hij zijn wachter ziet dralen, zelve het zwaard in de borst. ‘Waar is God?!’ roept stervende hem Odoaker, verwijtend toe. ‘Gij hebt niet meer, dan wat gij mij toedacht!’ antwoordt Theodorik. De Gothen roepen Theodorik uit als koning van Italië: hij heerscht drie-en-dertig jaren lang, en zijn regeering is de vrede voor Italië en de Gothische oppermacht in geheel Westelijk Europa. Van dezen Gothischen groei en bloei de sporen in Ravenna na te gaan, is thans ons doel. Een der belangrijkste overblijfselen is zeker wel de kerk van Sant' Apollinare Nuove, destijds de Arianische kathedraal der Gothen, want de Gothen hingen de Ariani- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sche leer aan, steeds door de Romeinsche en Konstantinopolitaansche autoriteit als kettersch gedoemd: wij herinneren ons het mozaïek in het Mauzoleum, waarop vermoedelijk de Arianische dogma's werden verbrand.Ga naar voetnoot99 In hunnen godsdienst alleen bleven de zich Latinizeerende Gothen Gothisch: in alle andere kultuur werden zij Romeinsch: zij namen de antieke staatsinrichting over, zij inden gelden volgens het antieke belastingwezen, zij waren wel genoodzaakt hun primitieve Gothische adatsrecht geheel ondergeschikt te maken aan het Romeinsche recht, dat alleen antwoord gaf op de ingewikkelde vragen, voor welke zij, naïeve overwinnaars, plotseling kwamen te staan, nu zij zulk een verfijnd samengesteld rijk beheerschten als het Romeinsche, en Theodorik, half reeds Latijn levende volgens Latijnsche zeden, dragende Latijnsche kleederdracht,Ga naar voetnoot100 ging hen voor. Maar zij behielden hun voorvaderlijk geloof aan de Arianische waarheden. Wij zien niet meer de Arianische hoofdkerk als zij was in de Gothische periode. Na Theodorik is alles wat herinnerde aan het kettersche Arianisme verwijderd geworden. Maar toch zijn enkele curieuze mozaïeken verschoond, en onder deze boeit ons vooral het mozaïek van het Paleis van Theodorik. Het is allerbekoorlijkst, omdat het zoo naïef is. Zuilenbogen en zuilen, gelijkvloers, daarboven een tweede verdieping met boograam aan boograam, in het bovengedeelte des boogs een traliewerk, en dan de gordijnen, die tusschen de zuilen der eerste verdieping hangen, aan ringen, ter zijde opgenomen, niet anders dan wij heden ten dage nog onze gordijnen opnemen, links en rechts, en andere gordijnen, tusschen lagere zuilen, vastgeknoopt in het midden en dus neêrhangend met een zwaren plooienbundel in het midden van den doorgang. Om die gordijnen is het mozaïek ons zeer belangwekkend, zij getuigen, dat in die dagen, in de opene doorgangen tusschen de zuilen, vlak aan de straat, gordijnen werden gehangen, vermoedelijk ter wering der felle zon, en alle deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gordijnen geven aan het paleis een aspekt, van buiten zeer behangen te zijn, aspekt, dat wij ons nooit hadden verbeeld aan een antiek Gothisch paleis, zoo dit mozaïek het ons niet vertoonde. Ook de mozaïeken, naïef, die de havenstad Classis afbeelden, die Ravenna afbeelden met hare koepels en wallen, maar zonder torens, zijn belangrijk en dateeren van dien Gothischen tijd. De andere mozaïeken echter dateeren uit latere eeuw; zij werden in de plaats gesteld der kettersche Arianische voorstellingen, die men toen, later, verwijderde, (vermoedelijk in de zevende eeuw) en zij stellen voor optochten van heiligen, van maagden, die hunne kransen en martelkroonen Christus en Zijne Moeder komen bieden. De maagden vooral zijn wonderschoon. Zij voeren ons dus even, één oogenblik, uit de Gothische periode naar de volgende, Byzantijnsche, jaren, en ik weet nergens, noch in Rome, noch in Venetië, noch waàr ook, een mozaïek-wonderschoonheid te noemen, die gelijk zoû zijn aan deze theorie van heilige maagden in witte en gouden tinten vooral. Zij gaan in hunne verheven bevalligheid langs de palmboomen, die rijzen op den achtergrond, en, hoewel een zekere eentonigheid wel treft in de voorstelling harer gelukzalige, langzaam voortschrijdende silhouetten, zijn zij zoo teeder gratieus fijn edel, dat de eentonigheid ons niet vermoeit, dat wij haar gaarne bewonderen, de eene na de andere, als waren zij zusters, die elkaâr geleken. En hoe belangwekkend is niet voor hem, die in de details van kunst naspeurt de geschiedenis van die details, een nauwkeurige beschouwing van de kleederdracht dier edele maagden! Zij vertoonen ons zeer nauwkeurig de Byzantijnsche kleederdracht van die dagen, en wel mogen wij zeggen van die eeuwen: er bestond destijds een ‘mode’, als zij heden bestaat, maar zij veranderde niet zoo snel, zij duurde jaren, ja, het is misschien niet te boud te verzekeren, dat zij in de hoofdlijnen zekerlijk wel eeuwen duurde. Want de Byzantijnsche kleederdracht, die deze maagden ons vertoonen, is in hoofdlijn dezelfde der antieke, Romeinsche vrouw; stola of ondergewaad, waarover palla of oppermantel; de Romeinsche matrone echter droeg hare | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stola in wijde recht neêrvallende plooien, droeg ook hare palla wijd, drapeerde zich soms, zoowel in stola als in palla. De Byzantijnsche vrouw - zooals de silhouetten dezer heilige maagden ons bewijzen - drapeerde zich niet, droeg hare stola nauw getrokken om de leden, zeer eng, en de palla, nauw, zonder plooien of vouwen, tweemaal om geslagen, verslankte de leden nog meer, hield het lichaam als omgoten in een met juweelen rijk bezette en omboorde schacht, omgaf het als in een engen zijden en juweelen koker, uit welke van onder de vierkante band van den gordel, met juweelen ook zwaar bezet, tot aan de voeten neêrhing. Uit een diadeem vloeit de witte, ijle sluier, en met sierlijk gebaar beuren de maagden in de plooien van dezen sluier hare kronen van martelares, die zij der H. Maagd aan de voeten gaan leggen. Zoo zijn deze edele, bevallige figuren ons een schitterende herleving van de Byzantijnsche vrouw, in een flonkering van vooral wit en gouden mozaïek-steenenpracht: een schoonheid, die men niet moede wordt te bewonderen, en ik herinner mij steeds het lieve woord van de heel oude, oude kerkbewaarster, die mij deze maagden toonde: Ik zie ze al dertig jaren lang, dertig lange jaren, want ik ben oud geworden in S. Apollinare Nuove, maar ik vind ze iederen dag nog even mooi... nog even mooi... *** Voor wij S. Apollinare Nuove verlaten, willen wij echter nog even opletten dat mozaïek van het H. Avondmaal, omdat het ons weder belang inboezemt door de mengeling van het Christelijke en het Heidensch-antieke, want Christus en de Apostelen liggen aan op groote aanligbedden, rondom de gedekte tafel, geheel op de wijze, als gebeurde bij een antiek banket: de nog heidensche fantazie van den Christelijken kunstenaar had zelfs geen oogenblik de gedachte Jezus en zijn volgelingen te doen aanzitten, hetgeen immers alleen de vrouwen deden: terwijl de mannen aanlagen. *** | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een stillen, rustigen, groenen tuin rijst nog steeds, buiten Ravenna, op het Mauzoleum, dat zich Theodorik stichtte, zooals Galla Placidia zich het hare, zooals eenmaal groote keizers als Augustus en Adrianus in Rome zich hunne Mauzolea hadden gesticht. De Mauzolea der twee laatste heidensche keizers waren immense torenende gebouwen, bedoeld om als laatste rustplaats te dienen voor de asschen niet alleen van henzelven maar ook van hunne vrouwen, kinderen, verwanten, vrijgelatenen en dierbare slaven. De Christelijke Gothenkoning sticht zich een graf van bescheidener afmeting, bedoeld voor hemzelven alleen, voor zijn eigen gebalsemd en ompantserd lijk, neêrgelegdGa naar voetnoot101 in marmeren sarkofaag, maar toch is zijn Mauzoleum eenigszins gedacht in den geest dier immense mauzolea der beide keizers, die hij, verlatinizeerde Goth, vereerde, en verschilt zijn sepulker geheel en al van dat der keizerin Placidia. In de mozaïeken van de keizerinnebegraafplaats trof ons, vooral in de kleur, - het doffe goud op diep blauw - een nupticisme, zeer welgevallig aan de oudere vrouw, die, na woelig en bewogen leven, ten laatste rustig regeerde voor haren zoon, en zich uren aan vrome mijmering kon overgeven op de plaats, waar zij eenmaal hoopte voor immer te rusten; in Theodoriks sepulker treft ons, behalve de nabootsing van het antieke model, zonder eenige mystieke gedachte, een meer wereldlijk karakter, trotsch en onafhankelijk mannelijk, fier en krachtig om dien tienhoekigen torenvorm, door zware arkaden getorst en overkoepeld met rond dak, dat bestaat uit één enkelen steen, veel centenaren zwaren monolieth, vermoedelijk vroeger bekroond met de statue des konings, en bij welken monolieth men nog denkt aan den vorm der oude, Germaansche tumulus, primitieve grafheuvel, die in Germanië en Pannonië de overblijfselen dekten der voorouderen van dezen vorst. Ook inwendig is het sepulker geheel antiek gedacht en mist het de mystiek, die Placidia's graf verkerkelijkt. Vooral als men bedenkt, dat de bouworde hier in vroegere dagen door bogen en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zuilen verluchtigd en vervroolijkt geworden is, terwijl daarbij niet moet worden vergeten, dat het geheele verwulfsel zich hooger verhief, omdat het Mauzoleum een meter diep verzonk in de aarde. Overal hoogde Ravenna's grond zich op, overal is de aarde aangeslipt. Luchtige, lichtgebouwde antieke rotonde, zoo moet men zich dus het inwendige denken van dit Mauzoleum, maar nog treft onder aan den koepelsteen het opmerkelijk gebeeldhouwde Gothische tangornament: motief als van in elkaâr verbogen tangen, hetzelfde motief, dat terugkeert in de brokstukken van het prachtige Gothische gouden pantser (in het Muzeum te Ravenna) pantser, dat werklieden onder de aarde bij de haven vonden, en dat aanstonds deze legende geboren deed worden: Het lijk van Theodorik, in gouden Gothisch pantser gehuld, zoûGa naar voetnoot102 met smaad en schande door aartsbisschop Agnellus - die later alle kerken te Ravenna van Arianischen, ketterschen eeredienst ‘zuiverde’ - verwijderd zijn geworden als dat van een onwaardigen ketter, die den waren orthodoxen godsdienst niet had gekend... en deze brokstukken waren afkomstig van Theodoriks eigen pantser. Niets bewijst dit echter, hoewel er niet aan te twijfelen is, dat het pantser - gedreven met hetzelfde tangornament, dat ons treft aan Theodoriks Mauzoleum - eenmaal behoorde aan een Gothisch veldheer van hoogen rang. *** Het is in de San Vitale, dat voor ons, plots gloeiend en flonkerend in wederom gave mozaïeken-pracht, herleeft de Byzantijnsche periode, die in deze stad hare laatste glorie leefde. San Vitale werd reeds gesticht, ten tijde van Theodorik, door aartsbisschop Ecclezius, maar vermoedelijk is het eerst twee eeuwen later, dat de kerk voltooid werd door middel van rijke schenkingen, van keizer Justinianus en keizerin Theodora. En vermoedelijk - meer niet - is dit het geheim dier prachtige mozaïeken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die ons treffen door hunne gaafheid, maar wier beteekenis trots de toch zoo duidelijke voorstelling, onzeker blijft. Op het eene mozaïek is keizer Justinianus voorgesteld, in keizerlijk ornaat, den diadeem omaureoold met den stralenkrans van goddelijkheid, den keizerlijken chlamys, op den schouder vastgeklampt met een ronde gesp, edelsteen met parelen omzet, aan welke drie groote peerparelen hangen; en hij torst een gouden schaal, misschien als symbool bedoeld van zijne schenking, hoewel de geheele voorstelling zoo reëel is voorgesteld met zoo nauwgezette afbeelding van alle details, dat men zich afvraagt of deze schaal, die de keizer in eigene handen draagt toch niet iets anders beduidt, waarnaar tevergeefs wij raden... Den keizer ter eene zijde is afgebeeld de aartsbisschop Maximianus, zeer realistisch om zijn mager ascetisch gelaat van prelaat, in duidelijk geteekend geestelijk gewaad, het groote kruis in de handen, naast den aartsbisschop twee diakenen, de een groot missaal torsend, de andere wierookvat houdend aan ketting. Drie dignitarissen omstuwen den keizer, hunne koppen zijn zeker portretten en verschillen van elkaâr; hunne kleederen, met de schouderbedekking, en de breede kleurige baan over hun mantel, duidden klaarblijkelijk hun verschillende waardigheid aan. Vier wachten met zwaard en schild voltooien de groep. Over dit mozaïek is het niet minder belangrijk mozaïek van de keizerin Theodora. De architectuur van de zaal, waardoor zij schrijdt is duidelijk aangegeven met verwulfsel en in de hoogte opgehouden gordijnscherm. De keizerin torst ook als de keizer, de geheimzinnige goudene schaal. De details van haar gewaad zijn allerduidelijkst: het is of zij vóór ons staat... Wij zien de borduurselen van den rand haars ondergewaads en die van haar oppermantelGa naar voetnoot103: zij stellen, naar de Byzantijnsche mode, menschelijke figuren voor, vermoedelijk een Evangeliesch tafereel, daar vooral heilige tafereelen geborduurd werden op mantels van mannen en vrouwen. Op haar gelaat zien wij in het mozaïek het blanketsel, de oogen zeer groot, zwart omkringd. Het hoofd der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keizerin, omstralenkranst ook met een aureool van goddelijkheid, is omflonkerd door een schat van steenen en parelen: zij flonkeren op haar voorhoofd, zij flonkeren in ronden diadeem om haar kapsel, zij hangen in lange snoeren, die in peerparelen eindigen, àf langs hare slapen, tot over haar borst, zij omgeven haar hals en schouders met een snoer, dat is als een kraag. Naast haar twee aanzienlijke vrouwen, vermoedelijk de eene Antonia, de vrouw van Belizarius, en langen tijd - tot de ongenade van dezen veldheer - de intieme vertrouwelinge der keizerin, die in hare grootheid en ‘goddelijkheid’ van Romeinsche keizerin niet vergat wie zij geweest was: een danseres en dierentemster, die dikwijls in de volkswijken vermomd zich een minnaar koos uit het volk... De kleeding dier beide aanzienlijke vrouwen is ook in details zeer duidelijk, met de op hare mantels geborduurde star en cirkel, vermoedelijk het embleem harer waardigheid: een groep van vijf andere vrouwen volgt, onder de schaduw van het opgebonden gordijnscherm. Een dignitaris helpt de keizerin de groote, zware, goudene schaal dragen: een mindere hofbeambte beurt den voorhang van de deur, door welke zij gaan zal... En zeer curieus en duidelijk is de Byzantijnsche fontein bij die deur, de vier zuiltjes, die torsen het gebeeldhouwde voetstuk, waarop de ronde vaas, uit welke twee stralen water spuiten, naar rechts en naar links. De mozaïeken doen voor ons herleven het Byzantijnsche Hof ten tijde van Justinianus, zóó duidelijk, dat het verleden, als tastbaar, verrijst, daar voor ons in schittering van kleuren... en toch, te gelijker tijd zoo geheimzinnig, omdat wij, trots die tastbaarheid en helle realiteit der tafereelen niet weten wat zij ons voorstellen: nooit heeft een archeoloog of kunstgeleerde beslist kunnen uitmaken wat wij te denken hebben van de twee geheimzinnige goudene schalen, die de eene, de keizer, de andere de keizerin, geholpen door haar dignitaris, beuren, om ze met plechtigen optocht en groot gevolg, ergens heen te dragen... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In De locomotief van 13 augustus en 3 september 1910 (beide Eerste Blad, p. 1) werd onder de verzameltitel 'Schetsen en silhouetten van steden' het opstel ‘Florence 1-11’ gepubliceerd. Deze vroegere, van Groot Nederland en de boekuitgave afwijkende, versie volgt hieronder. |
|