Siena
I
Ik zoû niet een Italiaansch stadje kunnen noemen, waar, meer dan in Siena, het moderne, bloeiende leven weligt tusschen nauwe straten van Middeneeuwsche paleizen, tusschen dubbele, Middeneeuwsche poorten en over in tuinen herschapen, Middeneeuwsche wallen. Siena is nog een Middeneeuwsche stad om véel, maar Siena is geen doode stad. Siena is een levendig, levend stadje, waar wij, om dat bloeiende leven, bij voorbeeld, elektriesch licht moeten dulden tusschen de nauwe straten en aan de oude paleizen. Siena is geen plaats, die men alleèn bezoekt, om wat er over bleef van belangwekkends uit het Verleden; Siena is, des zomers, een vriendelijk, vroolijk stadje, waar men gaarne, ook om het klimaat, - frissche wind, die met zachte zon samen speelt - enkele weken blijft toeven: een stadje waar, na de vermoeienis van het dwalen door muzea en kerken, de avonden lieflijke rust zijn in de dichte tuinen van de Lizza, de parken om het oude Fort van St. Barbara en over de vroegere wallen.
Woelt er des morgens al levendige drukte door de groote straat, de Via Cavour - des avonds, na zons-ondergang, zijn de straten en wandelingen vroolijk van alle menschen, die, na hun werk, lucht scheppen; vroolijk van kinderen, die spelen. In geen andere Italiaansche stad trof mij zoo--, als op een bas-reliëf van Donatello of Luca della Robbia - de levendige aardigheid van spelende, dansende, zingende kinderen, als in de tuinen van Siena.