| |
Vijfde bedrijf
Middag: Feestelijk en militair prachtschouwspel op het terras voor het paleis. In den Oosterhaven ligt Caezars trireem, zoo weelderig versierd, dat die omlijnd met bloemen schijnt, aan de kade bij de trap, waar Apollodorus zich inscheepte met het tapijt. De Romeinsche lijfwacht is geschaard ter beide zijden van den steiger; roode tapijten bedekken dien tot op het halve terras. Op de breede trappen der paleis-poort staan Cleopatra's vrouwen, feestelijk gedost.
Langs den gevel rijt zich de lijfwacht der koningin, onder bevel der zelfde pracht-officieren, wie Bel Affris zes maanden geleden voor het oude paleis bij den Syrischen grens Caezars komst kondigde. Romeinsche soldaten zetten de Noordzijde af; achter hen rekt het volk zich op de teenen om te zien: de officieren praten en loopen op en neêr. Er zijn onder hen Belzanor en de Pers en de Centurio, wingerdstaf ter hand, verweerd, zwaargelaarsd, steekt zeer af bij de elegante Egyptische officieren.
Apollodorus baant zich een weg door het volk en roept naar de officieren, van achter de Romeinsche soldaten
Zèg eens! Mag ik passeeren?
Laat Apollodorus, den Siciliaan, passeeren.
De soldaten laten hem door
| |
| |
Nog niet. Hij is nog op de Groote Markt. Ik kon dat geschreeuw van de soldaten niet meer uithouden! Na een half uur militair enthoeziasme, voel je behoefte aan een beetje zeelucht.
Zeg ons wat er voor nieuws is. Heeft hij de priesters doen ombrengen?
Wel neen. Zij traden hem te gemoet op de Groote Markt, de hoofden met asch bestrooid en hun goden in de handen. Zij plaatsten de goden aan zijn voeten. De eenige, die kunstwaarde had, was een Apis: een wonder van goud en ivoor. Ik ried hem er den Opperpriester twee talenten voor te bieden.
ontsteld
De alwetende Apis voor twee talenten? Wat zei de Opperpriester?
Hij riep Apis' genade in en vroeg vijf talenten.
Hongersnood en stormgeweld zullen nu onze landen teisteren!
Ach wat! Waarom maakte Apis niet, dat Achillas Caezar versloeg? En is er oorlogsnieuws, Apollodorus?
Het koninkje, Ptolomaeus, is verdronken.
Met al de anderen. Caezar viel ze te gelijker tijd van drie zijden aan en veegde ze den Nijl in. En toen zonk de bark van Ptolomaeus.
Het is een bewonderenswaardige man, die Caezar! Komt hij nu gauw, denk je?
| |
| |
Hij was juist bezig de Joodsche kwestie te regelen toen ik weg ging.
Trompetgeschal uit het Noorden. Ontroering onder het volk; Caezar schijnt te naderen
Dan heeft hij dat al heel vlug gedaan. Daar komt hij!
Haast zich naar post voór de Egyptische soldaten
volgt
Hei daar! Caezar komt!
De soldaten geven acht, richten zich. Apollodorus begeeft zich naar de Egyptische troep
snelt naar Romeinsche wacht
Geeft acht! Caezar komt!
Caezar komt op, in statie, met Rufio; Britannus nadert. De soldaten juichen, opgewonden
Ik zie, dat mijn schip wacht. Het uur van Caezars vaarwel aan Egypte is geslagen. En, Rufio, wat is er nu nog te doen voor ik ga?
aan zijn linkerhand
Ge hebt nog geen Romeinschen praefect voor deze provincie aangesteld.
ziet hem kluchtig aan, maar spreekt zeer ernstig
Wat zoû je zeggen van Mithridates van Pergamos, die mij zoo goed heeft geholpen, de bewonderenswaardige zoon van Eupator?
Nu, dat ge hem wel elders zult kunnen gebruiken. Vergeet niet, dat ge nog drie of vier vijandelijke legers te verslaan hebt op uw weg naar huis.
Het is waar. Wel, wat vindt je dan van jezelf?
ongeloovig
Ik? Ik praefect? Maar waar denkt ge aan? Weet ge dan niet, dat ik maar de zoon van een vrijgelatene ben?
| |
| |
vol liefde
Heeft Caezar je niet dikwijls zijn jongen, zijn zoon genoemd?
Roept tot allen
Stilte een oogenblik daar en hoort mij!
Verneemt naam, rang, hoedanigheid en verdienste van den Romeinschen praefect van Egypte! Verdienste: Caezar tot schild te zijn geweest; hoedanigheid, Caezars vriend; rang, Romeinsch soldaat!
Romeinsche soldaten juichen
En naam eindelijk: Rufio!
Gejuich
kust Caezars hand
Ja, ik was Caezars schild, maar wat zal ik beteekenen als ik niet langer aan Caezars arm hang! Nou, we zullen wel zien...
Wordt somber, wendt zich af om ontroering te verbergen
Waar is die Britsche eilandbewoner van me?
nadert aan Caezars rechterhand
Hier, Caezar.
Wie beval jou, woû ik wel eens vragen, je tijdens den slag van de. Delta in het oorlogsgewoel te storten, met die barbaarsche kreten uit je geboorteland en te schreeuwen, dat je vier Egyptenaren uit daagde, en dat alles in zeer onvoegzame bewoordingen?
Caezar, ik verzoek U te verontschuldigen de woorden, die mij ontsnapten in het heetst van den strijd.
En hoe wist jij, die niet zwemmen kan, het kanaal met ons over te steken, toen wij het kamp bestormden?
Caezar, ik hield mij vast aan den staart van uw paard.
Dat waren geen daden van een slaaf, Britannus, maar van een vrij man.
| |
| |
Caezar, ik was vrij geboren.
Maar ze noemen je Caezars slaaf.
Alleen als Caezars slaaf vond ik waarachtige vrijheid.
ontroerd
Goed gezegd. Ondankbaar als ik ben, had ik je bijna vrij gelaten, maar nu zal ik niet van je scheiden voor een millioen talenten.
Slaat hem vriendelijk op den schouder. Britannus, een beetje schaamtevol maar toch verheerlijkt, kust Caezars hand onderdanig
tot de Pers
Die man weet hoe zich te laten bedienen.
Ja, door mannen te simpel om ooit voor hem gevaarvolle mededingers te worden.
O gij sluwaard! O, gij cinicus!
ziet Apollodorus bij de Egyptenaren en roept hem
Apollodorus, ik laat Egypte's kunst in je hoede achter. Vergeet niet, dat Rome kunst bemint en mild kunst aanmoedigen wil.
Dat weet ik, Caezar. Rome brengt zelve geen kunst voort maar Rome koopt en neemt wat andere volkeren voort brengen.
Wat! Rome geen kunst voort brengen! Is Vrede dan geen kunst? Is Oorlog dan geen kunst? Is heerschen dan geen kunst? Zijn kultuur en beschaving geen kunst? Dat geven wij je alles in ruil voor enkele mooie voorwerpen. Maar jullie hebben het leeuwendeel in de zaken, die wij samen doen.
Tot Rufio
En wat heb ik nu nog te doen voor ik mij inscheep?
Poogt zich te herinneren
Er is ièts, dat ik me niet herinneren kan: wat kàn het toch zijn! Nu dan, dan moet het maar ongedaan blijven; wij mogen dien gunstigen wind niet verzuimen. Vaarwel, Rufio.
| |
| |
Caezar, het doet me leed u naar Rome te laten gaan, zonder uw schild. Daar zijn te veel verborgen messen.
Dat doet er niet toe; ik zal mijn levenswerk voltooien op mijn terugreis en dan heb ik genoeg geleefd. Daarbij, ik heb het altijd een onaangenaam idee gevonden te moeten sterven op mijn bed: ik wòrd liever gedood. Vaarwel.
zucht, heft de handen, vindt Caezar onverbeterlijk
Vaarwel.
Zij geven elkaâr de hand
wuift de hand naar Apollodorus
Vaarwel, Apollodorus en alle andere vrienden! Aan boord!
Caezar wendt zich naar den steiger. Cleopatra, koud en tragiesch, met voorbedachte gedost in het zwart, zonder juweelen, en dus treffend somber tusschen haar schitterenden stoet van vrouwen, komt uit het paleis en blijft staan op de hoogste trede. Caezar ziet haar niet voor zij spreekt
Deelt Cleopatra niet mede in dit afscheid?
verlicht
Ach ik wìst wel, dat er nog wat was.
Tot Rufio
Waarom hielp jij ook niet me daaraan herinneren, Rufio.
Haast zich tot haar
Als ik gegaan was zonder je te zien, zoû ik mezelf dat nooit vergeven hebben.
Neemt hare handen, voert haar tot midden op het terras. Zij duldt dit, ijskoud
Rouw je om mij?
berouwvol
Ach, dat was dòm van me ook niet te denken...Je rouwt om je broêrtje.
Vraag het den Romeinschen praefekt, die je ons achter laat.
| |
| |
Ja, Rufio.
Zij wijst naar hem met diepste minachting
Hij, die hier regeeren zal in Caezars naam, naar Caezars aard en volgens Caezars hoog geroemde levenswetten.
twijfelt
Hij zal regeeren naar zijn eigen aard, Cleopatra. Hij heeft het werk op zich genomen en zal het doen volgens zijn eigen wetten.
Dus niet zoo als Caezar gewoon is?
bedenkend
Hoe meen je, dat ik gewoon ben...?
Zonder straf, zonder wraak. Zonder veroordeelingen.
goedkeurend
Ja, dat is zeker de goede manier, de groóte manier, de eenige mogelijke manier, ten slotte.
Tot Rufio
Geloof dat vrij, Rufio, als het je mogelijk is.
Ik geloof het, zeker, Caezar. Al lang geleden overtuigdet gij mij. Maar kijk eens. Gij zet heden koers naar Numidië. Zeg mij nu eens: als ge daar een hongerigen leeuw ontmoet, zult ge dien nièt straffen omdat hij u wel zoû willen op eten?
weet niet waarnaar hij toe wil
Neen.
En ook geen wraak nemen op het beest voor het bloed van wie hij al heéft op gegeten?
Of het veroordeelen als schùldig?
| |
| |
Maar wat zoudt ge doen om uw leven te redden als het op u af kwam?
zonder aarzelen
Het dood steken, beste vriend, zonder kwade bedoeling, precies zoo als het mij zoû op eten. Maar wat beduidt die gelijkenis van den Leeuw?
Wel, Cleopatra had een tijgerin, die op haar wensch wie ook maar doodde. Ik vreesde, dat die tijgerin op een goeien dag ook ù zoû kunnen dooden. Als ik nu niet Caezars leerling geweest was, zoû ik allerlei edelmoedige dingen aan die tijgerin hebben gedaan. Haar gestraft hebben. Pothinus op haar hebben gewroken...
valt in de rede
Pothinus!
vervolgt
Haar ge-oordeeld hebben en veroordeeld. Maar ik liet al die dwaasheden na en sneed haar eenvoudig, zonder kwade bedoeling, de keel af. En daarom komt Cleopatra tot u in rouwgewaad.
heftig
Hij vergoot het bloed van mijn dienares, Ftatatita. Het valle over ùw hoofd, Caezar, als over het zijne, indien gij hem niet schuldig spreekt.
Valle het dan over mijn hoofd, Cleopatra, want het was goèd gedaan. Rufio, als je jezelf gezet had in den rechterstoel en met hatelijke plechtigheid en aanroepen van de goden, die vrouw overhandigd hadt aan den een of anderen gehuurden beul, om voor het volk vermoord te worden in naam der Gerechtigheid, zoû ik je nooit meer zonder een rilling de hand hebben kunnen drukken.
Rufio, tevreden, knikt tegen Cleopatra, als of hij zeggen wil: hoor je?
boudeert, een beetje kinderlijk in haar onmacht
Neen, het was nìet goed gedaan nu het een Romein was, die een Egyptische vrouw vermoordde. De heele wereld kan nu zien hoe verdorven en onrechtvaardig Caezar is.
| |
| |
neemt liefkoozend haar hand
Kom, wees niet boos op me. Het spijt me heusch van die arme Totatita.
Zij lacht ondanks zichzelve
Aha, daar lach je weêr. Bedoelt dat, dat we weêr goede vrienden zijn?
boos op zichzelf, dat ze gelachen heeft
Neen, neen!! Neèn!!! Maar het is ook zoo gèk als je Totatita zegt.
Wat, Cleopatra! Ben je nog altijd een klein meisje? Ben je dan nog geen groot mensch geworden?
Neen maar, jij bent een kleine jongen: je maakt, dat ik zot schijn omdat jij je maar niet wat ernstig kunt gedragen. En je bent heel onaardig tegen me geweest en ik ben nog altijd boos op je.
vleiend
Ik zal je wat moois zenden, uit Rome.
trotsch
Wat moois! Verbeeld je, wat moois uit Rome naar Egypte! Wat kan Rome me geven, dat Egypte niet heeft!
Dat is waar, Caezar. Als het geschenk werkelijk een ding van schoonheid moet zijn, zal ik het voor u moeten koopen te Alexandrië.
Je vergeet de schatten, om welke Rome beroemd is, vriend. Diè kan je niet in Alexandrië koopen.
Haar zonen. Kom, Cleopatra, vergeef me en zeg me vaarwel, en ik zal je iemand zenden, een èchte Romein, van het zuiverste ras: niet oud en rijp voor den dood, niet slap in de armen en koud van
| |
| |
hart en die geen kaal hoofd verbergt onder zijn lauwerkrans van overwinnaar en die nièt krom gaat onder het gewicht van de wereld op zijn schouders, maar stevig en frisch, sterk en jong, vol hoop in den morgen, des middags een onoverwinbaar soldaat en des nachts een onoverwinbaar feestvierder! Wil je dien hebben in ruil voor Caezar?
trillende
Hoe heet die, hoe heet die??
Zullen we zeggen: Marcus Antonius?
Zij werpt zich in zijn armen
Het is een slechte ruil, die je doet, Cleopatra: Caezar voor Marcus Antonius.
Zal je het niet vergeten??
Ik zal het niet vergeten. Vaarwel: ik denk niet, dat we elkaâr meer zullen zien. Vaarwel.
Kust haar op het voorhoofd. Zij is zeer aangedaan, en grient. Hij gaat aan boord
terwijl Caezar op den steiger is
Heil, Caezar, en Vaarwel!
Hij treedt aan boord en wuift; Rufio wuift
tot Cleopatra
Kom, geen tranen, liefste Vorstin. Zij maken uw ridder wanhopig. Hij zal nog wel eens terug komen.
Ik hoop van niet. Maar: ik moet er tòch om hùilen...!!
Wuift zakdoek naar Caezar: het schip beweegt...
trekken en zwaaien zwaarden
Heil, Caezar!
|
|