Voorrede
Pio Baroja: Op een dwaalweg
De moderne Spaansche letterkunde is in vollen bloei. In Spanje, dat in een hoek van Europa terug getrokken land, waar men zich het allermeest bemoeit met binnenlandsche politiek, waar de binnenlandsche politiek aller harten heviger doet kloppen, is toch ook het gevoel wakker gebleven voor de litteraire kunst. Het land van Cervantes telt ten huidigen dage vele romanciers en tooneelschrijvers: Jacinto Benavente is de gevierde dramaturg en den ouden Perez Galdoz, zeer geëerd gebleven, treden tal van jongeren na.
Onder hen is Pio Baroja een zeer bizonder talent. Zijn kunst is droog, hoogst sober, zonder eenige Zuidelijke fioriture, maar misschien daarom zoo belangwekkend. Zijn stijl is grauw als de Spaansche atmosfeer kan zijn in een dood stadje als Avila of Toledo. En toch is hij modern. Hij is een hartstochtloos waarnemer, die realistiesch mede deelt wat hij ziet, deze zoon van het gloeiende Iberië. Hij is een rustig psycholoog, die zich niet noodeloos agiteert tijdens de analyze, op zijne sujetten ondernomen.
Hij is een kalm kunstenaar, maar hij is een kunstenaar, en zijn kunst is Spaansch, om hare bijna verbijsterende strengheid en eenvoud. Zijn werk, dat de vertaalster hierbij in eene Hollandsche vertolking weêr geeft, is in vele talen vertaald, verwondert bij den eersten aanblik om den strengen, emotieloozen, kleurloozen verhaaltrant, maar weet dàn plotseling te boeien en te doen waardeeren die bizondere kwaliteiten van eerlijkheid, oprechtheid en bijna schrijnend maar steeds rustig analytiesch blijvend realisme.