| |
| |
| |
Hooikist-idylle
of
Het idee van den kolonel
De Baronne de Mondaine-Quand-Même was een charmante vrouw. Zij was een Haagsche en had in der tijd behoord tot die schaar van allerliefste, allermooiste Haagsche jonge-meisjes; is ons Den Haag niet altijd beroemd geweest om zijn mooie, lieve, jonge-meisjes?? Getrouwd met een Franschen edelman, afstammende uit den Faubourg St. Germain, was de charmante baronne, toen zij weduwe was geworden, of douairière, als ge wilt, weêr in Den Haag komen wonen, na jarenlange afwezigheid. Daar woonde zij nòg, toen de Wereldoorlog uitbrak en zij bewoog zelfs die laatste winters niet weg naar Nice of Biarritz, omdat het toch overal ellèndig was. De baronne bleef dus in haar gerieflijk huis op het Bezuidenhout, waar zij woonde met haar dochter, een allerliefst, allermooist jong-meisje, de freule Yvonne de Mondaine-Quand-Même: moeder en dochter geleken bijna twee zusjes; de baronne had iets van een Louis xvi-portret, met haar flou, reeds zilvergrijs, hoog opgedonst haar - ze had het met een middeltje wat vroeger dan noodig was zoo zilvergrijs gekregen uit coquetterie - terwijl de freule Yvonne zoo blond was als blond maar mogelijk; maar ook flou en ook donzig en ook wel genre-Louis xvi: Antoon Van Welie heeft haar beider portretten gemaakt en zij behooren tot zijn bizonder mooie pastels...
Den eersten winter, dat de baronne met de oorlog-vicissitudes te maken had, was zij te veel onder den indruk van allerlei onaangename dingen, die haar belemmerden, als daar zijn: verminde- | |
| |
ring van rente en van valeurs, de gedwongen ballingschap en overwintering in ons lieve Haagje, een beetje angst voor alle mogelijke schrikbeelden, die zoo fluisterend in de conversatie's werden aangetikt; (wijzelve in den oorlog, etc., etc.) om veel te denken aan wat haar het liefste was: te recepieeren, iets te hebben van een ‘salon’, nu ja, geen politieken salon, geen artistieken salon - trouwens, die bestaan in Den Haag niet -: alleen maar een gezelligen salon, waar zij haar intieme vrienden en vriendinnen zoû kunnen ontvangen zoo als zij dat overal gewend was: in Parijs, Nice, Biarritz en in Den Haag; het liefst met charmante dinertjes van niet meer dan acht, hoogstens tien aanzittenden: de baronne was eigenlijk meer gesteld op een salle-à-manger dan op een salon. De eerste miserabele Haagsche oorlogswinter ging dus voorbij, zonder dat de baronne ook iets maar meer deed dan hare vriendinnen en vrienden een kopje thee schenken, maar daar men zich aan alles went, zelfs aan oorlog-vicissitudes, en rentevermindering van heél weinig belang kan zijn, leefde zij de twee volgende winters bepaald op, herademde zij, en gaf zij weêr hare keurige, gezellige, exquise dinertjes, waarvoor zij werkelijk beroemd was. Haar gewone leven ging eigenlijk dus rustigjes en behagelijk door, zonder dat de Wereldoorlog haar ook maar eén oester minder in gezelschap harer intiemen genieten deed.
Toen, na een zomer vol sombere preoccupaties, brak de winter aan van '17 op '18, dien gij, o lezer, u zeker ook nog wel heugt, en al de onaangename dingen, àl de, het gezellige leven belemmerende, dingen doemden weêr als effrayante muizenissen op in het nog steeds allerliefste, ofschoon zilvergrijs donzige, Marie-Antoinette-kopje van onze baronne. Gelukkig had zij nog wel een partijtje Irroy in haar kelder liggen en behoefde zij hare nieuwe bezending, - die nimmer aan zoû komen - niet af te wachten maar toch, hoe met kolennood en allerlei andere nooden nu toch ook dézen miseràbelen winter door te maken en wat mondaine gezelligheid - ach, mondain was het niet eens: het waren alleen maar haar gewone dinertjes, waarover zij tobde - in haar huis te blijven verspreiden...?
| |
| |
De baronne tobde er bepaald over. Zij gevoelde - waarom blijkt wel aan het slot - dezen winter juist nièts geen lust hare lieve dinertjes te sacrifieeren; zij gevoelde integendeel een hardnekkige behoefte, tegen alles in, Quand-Même, als luidde het devies der familie de Mondaine - Sarah Bernhardt heeft het hare daaraan ontleend - aan acht hoogstens tien invité's hare altijd zoo hoog geapprecieerde gastvrijheid te blijven aanbieden. Maar hoe? Hoe, trots kolennood en daarmede andere, samen hangende nooden, nog gastvrij te blijven en dinertjes te geven? Zij sprak er met Yvonne over maar deze haalde de lieve schoudertjes op en ging daarna paard-rijden met den jongen Van Breugelen, luitenant der cavalerie. De baronne ontving dan wel den oud-kolonel - ook van de cavalerie - (sommige wapens oefenen irrésistible bekoring uit op sommige familiën), den oud-kolonel Van Breugelen, oom van den luitenant, en besprak met hem het heel moeilijke geval maar zelfs met den kolonel, die ook zoo gaarne de dinertjes zag in stand gehouden als een niet verwerpelijk instituut van gezelligheid, kwam de baronne eerst geen pas verder. Hoe, hoe, hoe? drong zij haar ouden vriend - die een nieuwe vriend was en geen oud-vriend - en zij begon bijna te schreien van verdriet, verradende dat zij wèrkelijk, hoe zij ook brandstof en hout had opgedaan, niet genoeg had of verwachten kon meer dan alleen om dit kleine haardje in haar boudoirtje te doen vlammen en onmogelijk wist hoe hare gasten te zullen vrijwaren voor bevriezen in de zéer groote eetzaal, zelfs al kwàm Marie, die uitstekende keukenprinses, klaar met het diner.
Toen...plotseling...had de kolonel een inval. Zijn nog flonkerende, donkere oogen in zijn mooien kop van gepensioneerd kolonel van de cavalerie kregen een heel ondeugenden glimp; zijn mond onder zijn mooien, grijzen snor, glimlachte nog ondeugender; hij boog zich tot de baronne; hij fluisterde haar zijn raad in; de baronne weerde eerst af, lachte toen ook wel ondeugend, keek toen, schuin, nog veel ondeugender en...
...Veertien dagen daarna, - het vroor dat het kraakte, want die
| |
| |
winter was nog veél strenger dan de vorige al was geweest - had het eerste dinertje plaats bij de Baronne de Mondaine-Quand-Même.
Mèn maakte in Den Haag dadelijk aardigheden op den naam der baronne - de Mondaine-Quand-Même - maar die lagen voor de hand en dat was eigenlijk een flauwe mop. Maar het curieuze van het geval was, dat de invité's en de invitée's van de baronne, als mèn hun vroeg, argeloos schijnbaar maar in werkelijkheid razend nieuwsgierig:
- Hoe was het dinertje bij mevrouw De Mondaine...? niet anders dan heel vaag ten antwoord gaven - als of een stille overeenkomst tusschen de intiemen van den huize de Mondaine gesloten was -:
- O heél aardig...heusch, het was allergezelligst en zoo charmant als het alleen maar bij mevrouw de Mondaine kan zijn...
En verder niets. Wel merkten de vragers en de vraagsters dan een glunder glimlachje op bij de ge-interviewden maar waaròm zij zoo glimlachten - of een wàt aardige herinnering aan het dinertje was blijven hangen in hunne hoofden en harten - daar kwamen de interviewers niet achter. Vroegen zij dan nog:
- Was het een lekker dinertje?
dan werd dit zonder eenige weifeling wel bevestigd.
En werd er ook nog gevraagd:
- Hebben jullie geen koû geleden in die groote eetkamer - ‘eetzaal’, zegt ze - van mevrouw de Mondaine??
Dan werd ook op deze vraag zonder de minste aarzeling ontkennend geantwoord maar glunderden de glimlachjes nog geheimzinniger, met elkander begrijpende, zijlinksche oogjes en wie in de ‘monde’ van Den Haag nu eenmaal niet bij mevrouw de Mondaine werd ge-inviteerd - zij hield van een heél kleinen, selecten set -, begreep er niets van, want er was dien winter absoluut nergens iets te doen in Den Haag, dan alleen bij mevrouw de Mondaine-Quand-Même!
Het eerste dinertje werd gevolgd door een tweede, door een
| |
| |
derde, door een vierde en de invité's - o wonder van mondaine solidariteit! - al wisselden zij wel eens, waren àltijd ‘des fidèles’ en glimlachten en glunderden wel maar wie ook vroeg, vooral naar de verwarming ten huize de Mondaine - die ‘eetzaal’ wàs heusch nog al groot en kil en lag op het Noorden - kreeg geen ander antwoord dan:
- Of we koû hebben geleden op het dinertje bij mevrouw de Mondaine? Wel, heelemaal niet!!
En dan glimlachte het en dan glunderde het en de nieuwsgierige vragers en vraagsters werden er tureluurs van!
Tot op een dag...
Mevrouw de Mondaine had vijanden, vijandinnen in de Haagsche ‘monde’. Wat wilt ge; als een charmante vrouw-van-de-wereld een beetje àl te select is in haar set, een beetje àl te kieskeurig grillig is, dièn niet wil inviteeren, omdat zijn rug haar antipathiek is, diè niet wil inviteeren, omdat zij te groote brillianten draagt, en die en die niet wil inviteeren om nog minder geldige redenen, dan heeft zij vijanden en vijandinnen. Mevrouw de Mondaine had er. En er gìngen praatjes rond over die dinertjes van mevrouw de Mondaine: heel erge praatjes zelfs. De Haagsche kwade-tongen fluisterden dit en fluisterden dat en hadden de invité's, die behoorden tot den selecten set, nu maar eens niet zoo geglunderd en niet zoo geglimlacht en eenvoudig alles verteld, ach, dan was het zoo ver niet gekomen als het nu kwam met mevrouw de Mondaine. Want werkelijk, op een goeden avond - de baronne was aan haar vijfde dinertje - daar kwam waarachtig de huisknecht, bleek, aan zijne meesteres aandienen, terwijl zij, in schemer van vele kaarsen tusschen vele palmen aan zat, te midden harer gasten - hoè aan zat, hoort ge spoedig o lezer -:
- Mevrouw, daar zijn vijf heeren en die willen komen kijken...
- Vijf heeren? vroeg verwonderd de charmante baronne; zij zat naast den ouden kolonel - maar hoè, lezer, dat hoort ge nog nièt. - En wat willen die vijf heeren?
| |
| |
- Ik geloof, dat ze van de politie zijn, zei de meer en meer bleeke huisknecht.
Mevrouw de Mondaine ontstelde. De politie? De politie bij haar? Bij haàr, de Baronne de Mondaine-Quand-Même?? Zij viel bijna flauw. Hare omringende gasten hadden gehoord...Er ging een oncomfortabele huivering door hen heen trots àl het comfort van den huize de Mondaine...Maar de kolonel riep met stem aan commando gewoon:
- Laat binnen, de politie, hoor Willem. Laat gerust de politie binnen! En blijft allen, lieve vrienden, zitten: heusch, de politie zal niets immoreels aan ons vinden...
Zoo dat de vijf heeren inspecteurs binnen kwamen, heel deftig en een weinig geïmpressioneerd. Het schemerde alleen iets te veel in de nièt gestookte eetzaal.
- Draai de kroon op, beval de voornaamste inspecteur tot den bleeken Willem.
Willems hand draaide. De electrische kroon, tusschen hare girandole's vloeide van licht, trots den kolennood in Den Haag.
En de politie zag. Zij zag wel wat verbaasd. Het was een mondaniteit, waarvan zij nooit had kunnen droomen. Want uit de groote eetzaal van mevrouw de Mondaine was de eettafel genomen - enkele dressoirs slechts stonden aan den wand, beladen met antiek familie-zilver en tal van kaarsenluchters. Er tusschen, hier en daar palmen, smaakvol ge-arrangeerd door Doppenberg, stonden drie groote - double one's - hooikisten en zes kleinere - single one's. En die hooikisten waren, gecapitonneerd met roze-en-blauw gefleurisseerd satijn, als groote fauteuils of liever kinderstoelen, waarin twee gasten of - in de single one's - één gast, plaats hadden gevonden. Kleine, keurig gedekte guéridons stonden er voor en tusschen de hooikisten en schitterden en geurden van kristal, bloemen en familiezilver. En uit de satijnen hooikisten - zij waren met Louis-xvi-strikken her en der versierd en takken groen lagen er tusschen door geslingerd, staken de hoofden en schouders uit der invité's van mevrouw de Mondaine. Heel gracieuze hoofdjes, gekapt met aigrettes, hoofdjes van gedé- | |
| |
colleteerde vrouwen, wier halzen schitterden van byou's, want van japon was weinig werk gemaakt, ik meen uit oogpunt van de ‘faiseuse’: daar de japonnen toch in de hooikist onder dompelden, was er vooral werk gemaakt van byou's en van coiffure. En in de dubbele hooikisten rezen naast de ge-endiamanteerde schouders en lieve vrouwekopjes mannekoppen van diplomaten, van officieren, enfin van de intimen van den set van mevrouw de Mondaine. Maar nu haast ik mij toch te vermelden dat Yvonne naast den jongen Van Breugelen dineerde, ieder in een single hooikist en dat de vier andere single hooi-kisten ook waren ingenomen door twee ongetrouwde paren, jonge-meisjes, jongelui. En dat de drie groote, double hooikisten alleen getrouwde - hoewel niet met elkaâr natuurlijk! - gasten-paren bevatten: ‘bevatten’ is de juist gekozene
lezing. En dat het geheele aspect, hoe ongezien ook, hoogst elegant was, van een raffinement, dat, aangegeven door den kolonel, mevrouw de Mondaine had uitgedacht en doen uitvoeren met een smaak, die haar alle eer aandeed...
- Zoû ik aan de dames en heeren mogen vragen, vroeg de hoofdinspecteur, uit de hooikisten te stappen?
De gasten gehoorzaamden. Zij stegen uit; de heeren hielpen de dames, die, blozende van hooikistwarmte, nu rilden in de ongestookte zaal en hare fourrures en écharpe's trokken om de schouders. De dames waren allen in soirée-japonnen, een beetje verkreukeld alleen, van de hooikist. De heeren waren in rok. Er was heusch nièts aan en de vijanden en vijandinnen van mevrouw de Mondaine hadden werkelijk lasterlijke dingen verteld. En de politie keek eerst in de nog geparfumeerd lauwe, leêge hooikisten en toen op haar neus.
De hoofdinspecteur salueerde aan zijn ontdekte hoofd. De anderen volgden zijn voorbeeld.
- Vraag wel excuus, mevrouw, zei de inspecteur tot mevrouw de Mondaine, die bekwam.
Hij boog en trok zich terug, met de vier andere politie-heeren.
- Schenk den heeren een glas champagne in! riep de baronne tot den kleur herwinnenden knecht, toen de politie verdween.
| |
| |
- Maar draai eerst de kroon uit, Willem! beval de kolonel en bood mevrouw de Mondaine - hij zat natuurlijk met haar in de zelfde hooikist - de hand om in te stappen.
Allen stapten in: er was veel mondaine vroolijkheid; de jongelui schoven hunne single hooikisten zoo dicht mogelijk bij elkaâr om het warm te hebben in hooikist bij hooikist. Het dinertje werd voort gezet tusschen palmenschemer en kaarsenschijn.
Sedert was de verwarming in de eetzaal bij mevrouw de Mondaine geen geheim meer. Dien miserabelen winter - herinnert gij u, lezer, hem? - trouwde oom de kolonel met onze lieve gastvrouw en Yvonne met den neef, den luitenant.
En was het gelaster ten einde, want Pander, Allan en Van Vliet kregen honderde bestellingen dinerhooikisten te capitonneeren, double one's en single one's, en alle Haagsche families, die waren ‘dans le train’, gaven diners in ongestookte eetzalen, maar de gasten in satijnen hooikisten gezeten, tot bloote schouders toe en witte das.
|
|