Ongebundeld werk(1996)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Stervende knaap Uffizi Gij, dien 'k zoo lief heb met mijn heidensch harte, Wijl 'k aan uw lippen 't leven zie ontvlieden, 'k Zoû voor uw brekend oog die raadloos zwarte Tartarosnacht, wier donkre golve' aanzieden, Weêrhouden willen, jonge Niobide, Maar machtloos staar ik op uw lijdenssmarte, Om d' allerlaatsten zielstocht te bespieden, O zoon, wiens moed'r onzinnig góden tartte! Mocht ik uw zwijmend hoofd teederlijk beuren, En steune' uw lede' in 't stervend strak verstijven, De god, die vèr treft, zoû 't verzoend mij gunnen; Maar 't wonder ziet mijn starend oog gebeuren: Terwijl 'k uw ziel in zonne weg zie drijven, Voel 'k marm'r uw lijf - gewrocht door menschlijk kunnen! Vorige Volgende