Majesteit
(1991)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verantwoording | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De idee en de opzet van Majesteit ontstonden volgens Van Booven in 1892. Couperus had het onderwerp maandenlang overdacht, voordat hij in februari 1893 aan de roman begon te schrijven.Ga naar voetnoot1 Op 15 maart 1893 berichtte Het vaderland in de rubriek ‘Kunst- en Letternieuws’ dat Couperus bezig was ‘met een nieuwen roman’. De uitgever L.J. Veen reageerde onmiddellijk met het aanbod de roman uit te geven. Couperus antwoordde: ‘Den roman, die Het Vaderland aankondigde, heb ik reeds sedert eenigen tijd onder handen en is nog lang niet klaar, hoewel ik er tegenwoordig druk aan werk. Hij is reeds aan den Gids beloofd; de heer Van Hall las het begin en drong mij zeer tot voortwerken, toen ik eens een moedelooze bui had. Ik zal er gaarne met U over onderhandelen.’Ga naar voetnoot2 Enkele weken later nodigde Couperus Veen uit in Den Haag met hem te komen overleggen over het nieuwe werk. Hij had het plan opgevat de boekuitgave van Majesteit te laten illustreren door Pieter de Josselin de Jong.Ga naar voetnoot3 Veen bezocht Couperus waarschijnlijk in mei 1893 te Den Haag.Ga naar voetnoot4 Hij beloofde met De Jong | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
contact op te nemen. Een geïllustreerde uitgave van Majesteit bleek echter op korte termijn niet te realiseren. Veen wilde de roman in december 1893 uitbrengen. Couperus antwoordde op 18 juni: ‘Majesteit verschijnt reeds in Juli in de Gids en zal vervolgd worden in Aug. en Sept.; denkelijk zal het te laat worden voor Dec.; ik ben het ook nog niet met mijzelven eens, of ik het zoo spoedig reeds als boek zal laten verschijnen.’Ga naar voetnoot5 Een week later was hij van gedachten veranderd. Voor een honorarium van ƒ 1500, - wilde hij Veen de uitgave van Majesteit toestaan. Over de hoogte van het honorarium was niet te onderhandelen.Ga naar voetnoot6 Maar Veen wilde eerst de omvang van de roman weten. Couperus liet op 9 juli 1893 weten: ‘Wat Majesteit betreft; de grootte van het eerste deel (in het hs. van Mevr. C.), is 4 bl. minder dan het hs. van Noodlot; dus geen beduidend verschil. Het tweede deel is nog niet geheel overgeschreven, maar ik vermoed, dat het iets langer dan het eerste zal zijn. Ik kan mij begrijpen, dat U een juiste berekening van den omvang van den roman wilt maken. Ik kan U echter den omvang van het tweede deel nog niet nauwkeuriger bepalen. [...] De beide deelen tellen ieder drie hoofdstukken, besloten door een brief; de beide tweede hoofdstukken van ieder deel zijn de langste. ‘Kunt U reeds geheel beslissen, laat ons dan het contract opstellen en ƒ 1000, - zetten voor ieder der volgende drukken. Wil er dan bijvoegen, dat, in geval van prachtuitgave, een nader te bepalen pc. zal gerekend worden door den auteur, voor ieder (onderteekend) ex: - Ik zoû zulk een prachtuitgave met medewerking van de Jong gaarne wenschen.’Ga naar voetnoot7 Veen vond deze extra financiële eisen aan de hoge kant. Couperus was bereid de condities voor een geïllustreerde uitgave later te bepalen, maar hij hield vast aan zijn eis voor de herdrukken: ‘Laat mij U [...] herhalen, dat - om in alle omstandigheden - zeker recht op mijne boeken te blijven behouden, ik er op sta in het contract opgenomen te zien de conditiën | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omtrent. de volgende edities en dat ik deze condities niet minder dan ƒ 1000. - stellen kan. Het zoû mij leed doen zoo U zich hier niet mede kon vereenigen.’Ga naar voetnoot8 Veens tegenbod werd door Couperus zonder meer afgewezen: ‘Uw tegenbod omtrent de volgende drukken van Majesteit kan ik niet accepteeren. Kan U zich dus vereenigen met mijne eischen, dan ontving ik gaarne, in dien zin gesteld, de contracten ter teekening.’Ga naar voetnoot9 Op 1 augustus 1893 sloten Couperus en Veen het contract voor de uitgave van Majesteit, waarin alle door de auteur gestelde financiële eisen waren gehonoreerd. Verder werd afgesproken dat voor een eventuele geïllustreerde uitgave een ander contract gemaakt zou worden.Ga naar voetnoot10 Inmiddels was het eerste gedeelte van Majesteit in het juli-nummer van De gids gepubliceerd. Het tweede gedeelte en het slot volgden in respectievelijk het augustus- en septembernummer. De boekuitgave in twee delen verscheen twee maanden later, in november 1893, bij L.J. Veen te Amsterdam. Majesteit werd een van Couperus' best verkochte en meest populaire boeken. Couperus zelf heeft zich later een paar maal kritisch over de roman uitgelaten. In 1916 verklaarde hij tegenover André de Ridder Majesteit te rekenen tot de werken die ‘absoluut geen waarde meer’ voor hem hadden: ‘[...] ik zie er op neer alsof het werk van een ander was...ik houd er niet meer van...’Ga naar voetnoot11 En in 1919 noemde hij in een open brief ‘Aan Herman Robbers’ het boek een ‘vermetele’ jeugdroman ‘van een jongen man van plm. 27 jaar, geloof ik. Een jonge man, lang niet “geniaal” genoeg om te omvatten de onderwerpen, die hij driest aangreep.’Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BronnenVoorzover ons bekend, zijn van de roman Majesteit de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd:
Couperus wilde voor de uitgave van Majesteit een formaat ‘in overeenstemming met het onderwerp’, in ieder geval groter dan het formaat van de in 1892 door Veen uitgegeven boeken Extaze en Eene illuzie.Ga naar voetnoot14 In juli 1893 stuurde Veen een proefpagina. Couperus vond de pagina ‘wat klein van formaat; kan U het niet royaler nemen en de zelfde hoeveelheid behouden op éene bladzijde, maar met een zeer breede marge?’Ga naar voetnoot15 Het uiteindelijk door Couperus goedgekeurde formaat van Majesteit - met inderdaad brede marges - zou de standaard worden voor al zijn latere romans die door Veen werden uitgegeven. Dit geldt ook voor Couperus' verzoek ‘ieder onderhoofdstukje op een nieuwe bladzijde’ te beginnen.Ga naar voetnoot16 De eerste druk van Majesteit is gezet naar de tijdschriftpublikatie. Eindjuli had Veen een exemplaar van het juli-nummer van De gids als kopij naar drukkerij Thieme gestuurd. Na verschijnen zond Couperus een exemplaar van het augustus- en september-nummer.Ga naar voetnoot17 Begin augustus ontving hij de eerste proeven van de boekuitgave. Volgens hem waren ze zeer slordig: ‘Mochten de proeven zoo slordig blijven, dan zend ik ze ongecorrigeerd weêr terug; ik heb geen lust zulke proeven te ontvangen, als men de Gids letterlijk na kan drukken.’Ga naar voetnoot18 De produktie van Majesteit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wilde niet erg vlotten. Verschillende malen moest Couperus er bij Veen op aandringen het vervolg van de proeven te sturen. En de proeven die hij ontving, sloten niet aan.Ga naar voetnoot19 Op 21 oktober 1893 vroeg Couperus de eerste vier afgedrukte vellen van het boek te sturen. Inmiddels had hij nog enkele zetfouten ontdekt. Deze werden via een erratalijstje achterin het boek verbeterd: ‘Hierbij de errata terug; heeft U er misschien ook nog gevonden? Ik had gaarne den druk zoo vlekkeloos mogelijk, maar dat blijft altijd een illusie.’Ga naar voetnoot20 Begin november had Couperus nog niet alle afgedrukte vellen ontvangen, maar twee weken later kon hij de ontvangst van de auteursexemplaren van Majesteit bevestigen: ‘Het boek ontvangen: nog al gezellig uitgevallen. Maar laat mij voortaan een woordje meêspreken, waar het den band aangaat. De insignieën onderaan zijn nog al goed, maar dat kroontje boven de M, van Majesteit is niets. Het is alles wat U maar wil, maar geen kroon, en vooral geen Keizerskroon. Waarom niet een flinke Keizerskroon boven de M; die zich zoo leent om gekroond te zijn! ‘Nòg een aanmerking; de letter van den druk is pleizierig, maar de inkt wat bleek; er zijn vele letters, die half of slecht gedrukt zijn. Het is goed, daar voortaan op te letten. Het boek is prettig los ingebonden en ziet er nog al flink uit.’Ga naar voetnoot21 Couperus had in oktober en begin november bij Veen geïnformeerd naar de band en het omslag. Blijkbaar had Veen hierop niet gereageerd, hoewel Roland Holst het ontwerp voor de band al in september gereed had.Ga naar voetnoot22 Roland Holst was zelf ook niet tevreden over het eindresultaat. Het cliché naar zijn ontwerp was door binderij Brandt kleiner gemaakt, ondanks zijn verzoek de maten van het ontwerp precies over te nemen.Ga naar voetnoot23 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tussen exemplaren van de eerste druk van Majesteit bestaan tekstuele verschillen die zijn veroorzaakt door veranderingen op de pers. Deze veranderingen werden in het zetsel aangebracht, nadat een gedeelte van de oplage al was afgedrukt. Er zijn zowel in de binnen- als in de buitenvorm van een groot aantal vellen veranderingen op de pers aangebracht. De vellen die vóór het aanbrengen van de veranderingen waren gedrukt, zijn blijkbaar niet vernietigd, maar zonder meer met de ‘goede’ vellen naar de binder gestuurd. Hierdoor zijn onderling verschillende exemplaren van de eerste druk van Majesteit ontstaan: exemplaren zonder fouten in de bewuste vellen; exemplaren met fouten alleen in de binnen- of buitenvorm van bepaalde vellen, enzovoort. Het Letterkundig Museum bezit een ingenaaid exemplaar van de eerste druk uit de bibliotheek van Willem Kloos. Dit recensie-exemplaar vertoont maar liefst 58 verschillen met het exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek dat aan deze editie ten grondslag ligt. In 43 gevallen gaat het om evidente zetfouten in een van de exemplaren (: in het recensie-exemplaar 37 zetfouten, in het K.B.-exemplaar 6 zetfouten). De volgende 15 verschillen leveren in beide exemplaren een zinnige lezing op. Na de pagina- en regelnummers van deze editie in de Volledige Werken volgen: het paginaen regelnummer van de eerste druk van Majesteit, de lezing van het K.B.-exemplaar (en van deze editie), een ‘Duitse komma’ (/) en de lezing van het recensie-exemplaar.Ga naar voetnoot24
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarnaast is er tijdens het drukken op de volgende zeven plaatsen een perscorruptie ontstaan. Het gaat om een uitgevallen letter of interpunctieteken. Na de pagina- en regelnummers van deze editie in de Volledige Werken volgen: het pagina- en regelnummer van de eerste druk van Majesteit, de correcte lezing, een ‘Duitse komma’ (/) en de perscorruptie.
De oplage van de eerste druk van Majesteit was 3000 exemplaren. Op 11 december 1893 informeerde Couperus naar de verkoop van het boek.Ga naar voetnoot25 De roman bleek een groot succes. Veen had eind 1893 nog 976 exemplaren in voorraad. Een jaar later was de voorraad geslonken tot 121 exemplaren.Ga naar voetnoot26 Deze succesvolle verkoop | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was voor Couperus en Veen aanleiding nog in december 1893 opnieuw te denken over een ‘prachtuitgave’ van Majesteit, met illustraties van Pieter de Josselin de Jong.Ga naar voetnoot27 Voorlopig bleef het bij een plan. Op 1 april 1894 schreef Couperus aan Veen: ‘Het doet mij pleizier, dat U aan een geïllustreerde uitgave denkt, en ik geloof, dat U genoeg energie heeft om zoo een onderneming van stapel te laten loopen.’Ga naar voetnoot28 Couperus dacht reeds aan een geïllustreerde editie van al zijn werken, ook van zijn poëzie: ‘Een groote illuzie, zal U misschien uitroepen, maar illuzies doen leven.’Ga naar voetnoot29 De verwezenlijking van een geïllustreerde uitgave bleek aanzienlijk moeilijker dan verwacht. In mei 1894 probeerden Couperus en Veen een afspraak met De Jong te maken om over de uitgave te overleggen. Dit mislukte, en uiteindelijk vond De Jong het niet nodig om te overleggen.Ga naar voetnoot30 Couperus zelf stelde vervolgens een extra voorwaarde: ‘[...] dat ik oordeelen kunne over de gelijkenis tusschen mijne hoofdpersonen met de illustraties, die de schilder van deze maakt. De hoofdpersonen moet ik terugzien in de illustraties, zooals ik ze mij gedacht heb en niet volgens een soms zeer gewijzigde opvatting van den verluchter.’Ga naar voetnoot31 Bovendien konden Couperus en Veen het niet eens worden over de financiering van de uitgave. Veen wilde een uitgave met gedeeld risico. Couperus reageerde afwijzend: ‘Over een uitgave met risico heeft U mij nooit geschreven, en daar treed ik ook liever niet in. Zoo mengt U mij in “de zaken”, en dat is Uw departement. Ik had dus gaarne een vaste som en heb die berekend op ƒ 2000, -.’Ga naar voetnoot32 Deze financiële eis maakte een geïllustreerde uitgave vrijwel onmogelijk. Veens tegenvoorstel werd door Couperus in december 1894 opnieuw afgewezen: ‘Ik heb nog eens over Uw voorstel nagedacht, maar treed toch liever niet in eene uitgave op risico. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laten wij dus hopen, dat U een goeden colporteur bemachtigen kan, en het dan houden op ƒ 2000, -. ‘Mocht U hier niet in kunnen treden, zoo zoû ik liever van de geillustreerde uitgave willen afzien, en, er voor in de plaats, een gewone editie geven, volgens contract.’Ga naar voetnoot33 Daarop besloot Veen de geïllustreerde uitgave voorlopig uit te stellen en een gewone herdruk van de roman te laten maken. De tweede druk van Majesteit is zonder bemoeienis van Couperus tot stand gekomen. Hij ontving het honorarium van ƒ 1000, - als voorschot in januari 1895.Ga naar voetnoot34 In mei van dat jaar schreef hij aan Veen: ‘Tweede druk M. laat ik maar aan U over [...].’Ga naar voetnoot35 De tweede druk is een goedkope herdruk. Hij is gezet naar een exemplaar van de eerste druk, maar hij heeft een grotere zetspiegel en een andere, kleinere, letter. Daardoor staan er meer tekens op een regel en telt hij vijf regels meer per bladzijde. Bovendien is door een misverstand tussen Veen en Couperus de tweedeling van de roman vervallen. Op de vraag van Veen of de tweedeling gehandhaafd moest worden, antwoordde Couperus: ‘Ik weet niets van een verdeeling in 2 deelen: ik zoû maar 1 deel houden. Maar ik laat U vrijheid hierin te doen zooals het beste is.’Ga naar voetnoot36 Veen had het over de tweedeling van de roman, terwijl Couperus doelde op een boekuitgave in twee delen (banden). Toen hij de auteurs-exemplaren had ontvangen schreef hij: ‘De exemplaren Majesteit ontving ik. Ze zijn eenvoudig maar handig en de druk is goed, alleen veel open letters: ik meen, letters die niet goed aansluiten in het woord, maar dwarrelen. ‘Maar ik heb een aanmerking àpres-coup: dat U het boek in 1 deel drukt met zes hoofdstukken. U had het wel in 1 deel kunnen drukken, maar toch in 2 deelen laten. Het boek is geheel en al geconcepieerd in 2 deelen en de lijn van het geheel, de lijn van den bouw wordt er door geschaad als het in zes hoofdstukken achter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
elkaâr gelezen wordt. Maar enfin. Dat is een auteur-scrupule, die het groote publiek niet voelen zal, maar die mij toch speet. U zal het voor de handigheid zoo gedaan hebben, maar het formaat had het zelfde kunnen blijven met eene indeeling in 2 deelen.’Ga naar voetnoot37 De herdruk verscheen in november 1895. De oplage ervan was waarschijnlijk 2500 exemplaren.Ga naar voetnoot38 De eerste druk was toen nog niet geheel uitverkocht. Veen heeft het restant van de vellen van de eerste druk gebruikt voor een titeluitgave. In de periode december 1896-maart 1897 verscheen een goedkope uitgave van Couperus' koningsromans, Majesteit, Wereldvrede en Hooge troeven onder de titel Werken. Het was een uitgave in losse afleveringen à ƒ 0,50 per stuk.Ga naar voetnoot39 Couperus was er niet gelukkig mee: ‘U sprak indertijd van een uitgave in afdeelingen van Majesteit, Wereldvrede, en Hooge Troeven; veel sympathie heb ik voor die uitgave niet: de tweede druk van Majesteit is toch met een kleinere letter gedrukt: hoe wordt dus het geheel? En dan - hoewel ik natuurlijk geen oogenblik Uwe eerlijkheid verdenk: dit is verre van mij - een volgende druk is voor mij...een volgende druk, en onwillekeurig kan ik er dus mijn voordeel niet in zien. Ik begrijp wel, dat het maar een handelstruc is en het eigenlijk nog maar...de eerste druk blijft, maar toch: sympathiek is mij de manoeuvre niet. -’Ga naar voetnoot40 Het idee voor een geïllustreerde uitgave van Majesteit liet Veen niet los. In november 1899 kwam Couperus hem tegemoet. Om de uitgave mogelijk te maken was hij bereid zich tevreden te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stellen met het honorarium van een gewone herdruk.Ga naar voetnoot41 In de daarop volgende maanden benaderde Veen verscheidene kunstenaars. Maar om uiteenlopende redenen weigerden Jan Hoynck van Papendrecht, Marius Bauer en Edzard Koning de opdracht te aanvaarden.Ga naar voetnoot42 En op 5 september 1900 liet De Jong weten dat hij door drukke werkzaamheden geheel van het illustreren van boeken moest afzien.Ga naar voetnoot43 In januari 1901 schreef Veen aan Couperus: ‘Met prachtEd Majesteit gaat het nog niet hard. Ik zal nu V/d Waay eens vragen, mischien heeft die er idee in. Het is altijd jammer geweest dat de Jong indertijd maar niet begonnen is.’Ga naar voetnoot44 Na de weigering van Nicolaas van der Waay probeerde Veen ‘een in Engeland wonende artist’ voor de opdracht te interesseren.Ga naar voetnoot45 Toen ook deze poging mislukte, nodigde hij begin maart W.F.A.I. Vaarzon Morel uit voor een gesprek over een geïllustreerde uitgave van Majesteit.Ga naar voetnoot46 Op 14 maart 1901 kon Veen eindelijk aan Couperus berichten: ‘Voor Majesteit een illustrator gevonden, n.m. Vaarzon Morel. Zal dit najaar nog verschijnen.’Ga naar voetnoot47 Couperus antwoordde: ‘Het doet mij pleizier, dat ge Vaarzon Morel gevonden hebt voor Majesteit; ik heb niet veel van hem gezien, maar wat ik van hem zag, gaf mij wel veel idee van hem: een pittig artiest. Dus dat zal wel aardig worden.’Ga naar voetnoot48 In dezelfde tijd verzocht Veen aan drukkerij Thieme een proefpagina te zetten voor een grote editie van Majesteit: ‘Ik stel mij voor dit te drukken op het formaat ±25 cM bij 325 cM en ± 190 blz. 4o.Ga naar voetnoot49 Thieme stuurde het gevraagde op 16 maart. Het zou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kosten ‘per blad van 8 pag., dubbel papier, niet geïllustreerd, oplaag 1000 Exp. ƒ 10.80, -.’Ga naar voetnoot50 Eind maart kwam Veen met Vaarzon Morel overeen dat hij voor ƒ 400, - 10 à 12 grote en 6 kleine platen, en een bandtekening zou maken.Ga naar voetnoot51 Vaarzon Morel begon met de band. In juli 1901 stuurde hij enkele ontwerpen. Dit werk had langer geduurd dan hij had gedacht. Begin 1902 berichtte hij Veen dat hij de platen met pen op karton had gemaakt, maar ze waren nog niet af. Twee maanden later had Veen nog niets ontvangen. Vaarzon Morel was ‘geblesseerd’ geweest en had daardoor niet aan de serie platen kunnen werken. Hij zou er liever helemaal van afzien, want het werk was hem ‘deksels’ tegengevallen.Ga naar voetnoot52 Inmiddels was de tweede druk van Majesteit bijna uitverkocht.Ga naar voetnoot53 Daarom gaf Veen in juli 1902 Thieme opdracht voor een herdruk.Ga naar voetnoot54 In dezelfde maand ontving hij de eerste tekeningen van Vaarzon Morel. Op 16 september stuurde Thieme de afgedrukte vellen van de derde druk naar de binder. Drie weken later schreef Veen aan Vaarzon Morel: ‘Gaarne wenschte ik nu definitief van U te vernemen: 1e of ik nog mag rekenen op de teekeningen Majesteit en 2e wanneer. ‘Ik kan met het oog op verschillende plannen nu niet langer dit boek laten liggen.’Ga naar voetnoot55 Vaarzon Morel antwoordde dat hij de serie tekeningen voorlopig niet af kon maken. Daarop verscheen de derde druk van Majesteit zonder illustraties in november 1902. De oplage ervan was 3000 exemplaren. De derde druk is regel-voor-regel nagezet naar een exemplaar van de tweede druk. Wel heeft Veen zijn fout uit de tweede druk hersteld en de tweedeling weer laten aanbrengen. Daardoor verschilt de paginering van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derde druk. De correctie van de herdruk werd geheel door Thieme verzorgd.Ga naar voetnoot56 In het voorjaar van 1903 ontving Veen toch nog de laatste tekeningen van Vaarzon Morel. Van het oorspronkelijke plan was weinig terechtgekomen. Vaarzon Morel had geen bruikbaar bandontwerp kunnen maken en in plaats van de afgesproken aantallen grote en kleine platen leverde hij 17 platen van hetzelfde formaat. Een afdruk van een ervan stuurde Veen naar Couperus.Ga naar voetnoot57 Deze vond de illustratie ‘niet fameus’: ‘Als een Hollandsche artist een prins moet teekenen....laat hij hem liever weg, en teekent boeven. Gaat de geillustreerde uitgave niet door? Misschien is het beter van niet.’Ga naar voetnoot58 Veen vond de tekeningen ook niet geschikt voor een ‘prachteditie’. Hij besloot ze te gebruiken voor een groot deel van de oplage van de derde druk.Ga naar voetnoot59 De nieuwe uitgave van de derde druk met 17 platen van Vaarzon Morel verscheen in mei 1904. In aankondigingen en advertenties van Veen wordt zij afwisselend ‘vierde uitgave’ en ‘vierde druk’ genoemd. Deze uit commercieel oogpunt begrijpelijke, maar bibliografisch onjuiste, aanduiding heeft ertoe geleid dat de volgende druk van Majesteit ten onrechte als ‘vijfde druk’ is gerekend. De derde druk van Majesteit werd in 1905 als deel 4 opgenomen in de serie Werken van Couperus. De roman was toen verkrijgbaar in de band die Roland Holst voor de eerste druk had gemaakt, zij het in een andere kleur, en daarnaast nu ook te koop in de speciaal voor de gehele serie door H.P. Berlage Nzn ontworpen band, en in losse afleveringen van ƒ 0,50 per stuk. Op 26 oktober 1909 schreef Veen aan Couperus: ‘Ik wilde het volgend jaar om weder wat gang in je boeken te brengen eens een goedkoope herdruk geven van [...] Majesteit [...] en misschien nog een paar waarvan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de oplage nog niet op is.’Ga naar voetnoot60 Maar de herdruk verscheen niet in 1910. Pas op 3 januari 1911 gaf Veen aan Thieme opdracht een herdruk te maken. In deze vijfde [= vierde] druk, die gezet is naar een exemplaar van de derde druk, is de tweedeling gehandhaafd, maar loopt de paginering door. Bovendien telt hij vijf regels per bladzijde meer, waardoor het totale aantal bladzijden aanzienlijk is verminderd. De oplage was 3000 exemplaren.Ga naar voetnoot61 De herdruk is zonder enige bemoeienis van Couperus tot stand gekomen.Ga naar voetnoot62 Hij verscheen in september 1911 als deel 1 van Veens Standaardbibliotheek in de zogenaamde ‘maskerband’ van B.W. Wierink.Ga naar voetnoot63 Het is niet bekend, wanneer de vijfde [= vierde] druk van Majesteit uitverkocht was. Op 11 oktober 1915 schreef Veen aan de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij in Den Haag: ‘'t Volgend jaar ga ik herdrukken Couperus, Majesteit in twee deeltjes, formaat Gele Bibl. Oplage 10.000 Ex. Wil mij s.v.p. proefpagina met prijsopgave zenden. 't Geheel moet worden 2 dltjes van 12 vel. [...] Wat rekent gij voor het drukken der 10.000 plaatjes (16 stuks).’Ga naar voetnoot64 In december 1915 gaf Veen de opdracht voor het drukken van de illustraties aan Thieme: ‘[...] want dat kun je even goed (of beter) dan een ander.’Ga naar voetnoot65 De nieuwe druk van Majesteit werd door de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij in gedeelten gezet en afgedrukt. Op 3 januari 1916 stuurde Veen de vellen 1-7 voor afdrukken. Een maand later vroeg hij de proeven van de vellen 9-10 en gaf hij opdracht de rest van het boek zo snel mogelijk te zetten: ‘Het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boek moet deze maand af zijn.’Ga naar voetnoot66 Eind februari werden de afgedrukte vellen van de 10.000 exemplaren door de drukkerij afgeleverd: 5000 exemplaren bij binderij Brandt en Zn en 5000 exemplaren bij de opslagruimte van Veen in de Spuistraat.Ga naar voetnoot67 Op 10 maart schreef Veen aan Thieme: ‘Hierbij zend ik je ter afdrukken de plaatjes van Majesteit, tevens een afgedrukt vel. De plaatjes worden om het vel geslagen, s.v.p. direct afdrukken.’Ga naar voetnoot68 De plaatjes werden afgedrukt op speciaal, glad papier. De zesde [= vijfde] druk van Majesteit met de platen van Vaarzon Morel verscheen in mei 1916 als deel 2 in de serie Uren van Ontspanning.Ga naar voetnoot69 Het was een goedkope herdruk in de vorm van twee aparte, kleine gebonden boekjes. De zesde [= vijfde] druk die evenals de voorgaande herdrukken zonder enige bemocienis van Couperus tot stand is gekomen, is gezet naar een exemplaar van de vijfde [= vierde] druk. Maar de zetspiegel van de nieuwe druk is kleiner en hij heeft bovendien vier regels minder per bladzijde. Daardoor telt hij 100 bladzijden meer. Om de verkoop van deze goedkope uitgave te bevorderen liet Veen een prospectus drukken waarvan ook een groot aantal naar Nederlands-Indië werd verstuurd.Ga naar voetnoot70 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstkeuzeVoor deze uitgave van Majesteit is de eerste tijdens Couperus' leven verschenen druk als basistekst gekozen: hij vertegenwoordigt de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
exemplaar van de eerste druk dat zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sig. 3115 d8). Van de door ons voor deze editie onderzochte exemplaren van de eerste druk bevat dit exemplaar het minste aantal zetfouten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CorrectiesIn de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woord-voor-woord vergelijking van de tijdschriftversie van Majesteit met die van de eerste druk, de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde lezing gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij ook in de tijdschriftversie voorkomt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VariantenDe eerste druk van Majesteit vertoont ten opzichte van de tijdschriftpublikatie de hieronder volgende woordvarianten. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de boekuitgave gegeven; na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgt de vroegere tijdschriftversie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbrekingstekensIn deze uitgave van Majesteit moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:
* Voor de bibliografische gegevens werd onder meer gebruik gemaakt van het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, een door zwo gesubsidieerd project, onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen. Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werken Louis Couperus: Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders, Marijke Stapert-Eggen en H.T.M. van Vliet. |
|