Legende, mythe en fantazie
(1994)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verantwoording | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 19 augustus 1914 schreef Couperus vanuit München in zijn feuilleton ‘Brieven van den nutteloozen toeschouwer’: ‘Ik heb niets geen werklust. De legende van Elyata blijft liggen sluimeren als de Schoone Slaapster... Misschien geen honderd jaar, maar toch...’Ga naar voetnoot1 Enkele dagen later noteerde hij: ‘Ik woû, dat ik werken kon... aan mijn Moorsch-Gothische legende. Aan iets héel anders dan aan Wereldoorlog en Hedendaagschheid. Maar ik kan niet.’Ga naar voetnoot2 Hij voltooide de ‘legende’, getiteld ‘Elyata; Een sproke van historie’, uiteindelijk wel, waarschijnlijk na zijn terugkeer in Nederland in februari 1915. ‘Elyata’ verscheen in zes afleveringen in Het vaderland van mei en juli 1915. Couperus was van plan ‘Elyata’ op te nemen in een nieuwe bundel feuilletons. Op 15 september 1915 informeerde hij bij zijn uitgever L.J. Veen naar de verkoop van de in juni van dat jaar verschenen serie van vijf bundels, getiteld Van en over alles en iedereen. Hij stelde voor opnieuw een aantal van dergelijke verzamelbundels uit te geven.Ga naar voetnoot3 Veen ging akkoord en in overleg met Couperus werd besloten tot de uitgave van drie bundels van ongeveel 12 vel (192 bladzijden) voor een honorarium van ƒ1000,-. In het contract, gedateerd 1 december 1915, werd verder bepaald dat de bundels in twee formaten zouden worden uitgegeven: ‘groot’ formaat, in beperkte oplage, voor ‘leesgezelschappen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enz.’, en ‘klein’ formaat, in grotere oplage, elke bundel gesplitst in twee losse deeltjes, voor het grote publiek.Ga naar voetnoot4 De eerste twee nieuwe bundels verschenen respectievelijk in juli 1916 en oktober 1917 als derde en vierde bundel in de serie Van en over mijzelf en anderen.Ga naar voetnoot5 Couperus verzamelde voor de derde bundel een aantal ‘fantastische’ verhalen, waaronder ‘Elyata; Een sproke van historie’. De bundel, eigenlijk de vijfde bundel van de serie Van en over mijzelf en anderen, verscheen in maart 1918 onder de titel Legende, mythe en fantazie; de kleine losse deeltjes volgden in mei 1919; zij waren getiteld Elyata en De betooveraar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BronnenVoorzover ons bekend, zijn van de feuilletons en verhalen in de bundel Legende, mythe en fantazie de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd: A. manuscripten; van de volgende feuilletons is een klad- of kopijhandschrift van de hand van Couperus bewaard gebleven:Ga naar voetnoot6 ‘Elyata; Een sproke van historie’: onvolledig kopijhandschrift, bestaande uit zestien gelinieerde foliovellen, die eenzijdig zijn beschreven in zwarte inkt;Ga naar voetnoot7 het eerste blad is ongenummerd en heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het opschrift ‘Elyata; Een Sproke van de Historie’; de overige bladen zijn genummerd 2-16. Het handschrift bevat de hoofdstukken i-vii van de gepubliceerde tekst (de eerste drie feuilletons). De laatste drie bladen zijn van een iets kleiner formaat en bevatten de hoofdstukken vi-vii (in het handschrift nog genummerd v-vi). Het handschrift bevindt zich in particulier bezit. ‘De verleider‘: volledig kladhandschrift, bestaande uit vijf gelinieerde foliovellen, die eenzijdig zijn beschreven met zwarte en blauwzwarte inkt;Ga naar voetnoot8 het eerste blad is ongenummerd en heeft de titel van het verhaal als opschrift; de overige bladen zijn genummerd 2-5; het handschrift bevindt zich in de Bibliotheca Bodmeriana te Cologny-Genève, in Zwitserland. ‘Over de eentonigheid’: volledig kopijhandschrift, bestaande uit vijf gelinieerde foliovellen, die eenzijdig zijn beschreven in zwarte inkt; het eerste blad is ongenummerd en heeft de titel van het verhaal als opschrift; de overige bladen zijn genummerd 2-5; het handschrift bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sig. 76 d4/9).Ga naar voetnoot9 ‘De zoon van Don Juan’: volledig kopijhandschrift, bestaande uit zes gelinieerde foliovellen, die eenzijdig zijn beschreven in zwarte inkt; het eerste blad is ongenummerd en heeft de titel van het verhaal als opschrift; de overige bladen zijn genummerd 2-6; het handschrift bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sig. 76 d4/11). ‘Alarbot; Oud-Gothische legende’: volledig kopijhandschrift, bestaande uit zeven gelinieerde foliovellen, die eenzijdig zijn beschreven in zwarte inkt; het eerste blad is ongenummerd en heeft het opschrift ‘Alarbot; Uit de Oud-Gothische Legende’; de overige bladen zijn genummerd 2-7; het handschrift bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sig. 76 d4/5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De droomenheks’: volledig kopijhandschrift, bestaande uit zes gelinieerde foliovellen, die eenzijdig zijn beschreven in zwarte inkt; het eerste blad is ongenummerd en heeft het opschrift ‘De Droombezweerster’; de overige bladen zijn genummerd 2-6; het handschrift bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sig. 76 d4/12). B. voorpublikaties in tijdschriften: ‘Elyata; Een sproke van historie’. Het vaderland 15 mei 1915, Eerste Avondblad A, p. 1 (i-ii); 22 mei 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2 (iii-iv); 29 mei 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2 (v-vii); 10 juli 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2 (viii-ix); 17 juli 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2 (x); 24 juli 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2 (xi-xiii). ‘De dieren’. Het vaderland 9 oktober 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘Het spookhuis’. Het vaderland 14 augustus 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De verleider’. Het vaderland 24 april 1915, Eerste Avondblad A, p. 1. ‘Over de eentonigheid’. Het vaderland 3 juli 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De dochter van Blauwbaard’. Het vaderland 30 oktober 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De zoon van Don Juan’. Het vaderland 13 november 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De herscheppingen’. Het vaderland 16 oktober 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De betooveraar’. Het vaderland 18 september 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De zoeker’. Het vaderland 2 oktober 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘Azzahra’. Het vaderland 7 maart 1914, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘Van het altijd verliefde godinnetje’. Het vaderland 1 februari 1913, Eerste Avondblad A, p. 1-2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Hefaistos of de mythe der leelijkheid’. Het vaderland 31 augustus 1912, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De rots’. Het vaderland 8 maart 1913, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De dood van den Dappere’. Het vaderland 11 december 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De legende van den gelen diamant’. Het vaderland 20 november 1915, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De droomenheks’. De kroniek 1 (1915), Kerstnummer, p. 41-42. ‘Alarbot; Oud-Gothische legende’. De kroniek 2 (1916), nr. 5 (mei), p. 229-232. Couperus ontving in de regel van zijn feuilletons in Het vaderland een proef die hij zelf corrigeerde. Ook van de twee verhalen uit het tijdschrift De kroniek, waarmee de bundel eindigt, zal hij de proeven zelf hebben gecorrigeerd. C. een uitgave in boekvorm: Louis Couperus: Legende, mythe en fantazie. Amsterdam, L.J. Veen, [maart 1918]. De volgende uitgaven zijn weliswaar gedrukt van het zetsel van de bundel, maar ze zijn zonder bemoeienis van Couperus tot stand gekomen: Louis Couperus: Elyata. [= Tweede oplage van de acht eerste feuilletons van de eerste druk van Legende, mythe en fantazie]. Amsterdam, L.J. Veen, [mei 1919]. Louis Couperus: De betooveraar. [= Tweede oplage van de tien laatste feuilletons van de eerste druk van Legende, mythe en fantazie]. Amsterdam, L.J. Veen, [mei 1919]. De bundel Legende, mythe en fantazie is gezet naar de tijdschrift-publikaties van de feuilletons. Couperus bewaarde de nummers van Het vaderland en De kroniek zorgvuldig en zond ze als kopij naar Veen. Nog voor het contract voor de drie bundels in december 1915 getekend was, zond Couperus al een gedeelte van de kopij aan Veen.Ga naar voetnoot10 De uitgever maakte een berekening van de omvang van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kopij en liet Couperus op 30 november 1915 weten dat hij voor de drie bundels nog 9 vel tekort kwam.Ga naar voetnoot11 Couperus schreef hem begin december: ‘Vindt gij het goed, dat ik de ontbrekende kopij er bij voeg als de proeven komen; dan kan ik beter feuilletons uit zoeken, die in het genre der bundels zijn en misschien een feuilleton in een andere bundel plaatsen, dan ik eerst dacht. Ik zoû dus zeggen: laat maar zetten wat ge hebt, en schik de bundels dan samen dat ze goed zijn en natuurlijk de vereischte grootte hebben.’Ga naar voetnoot12 De eerste van de drie bundels, getiteld Van en over mijzelf en anderen derde bundel, verscheen in juli 1916. In augustus en december 1916 liet Veen aan Couperus weten dat er nog kopij ontbrak voor de twee overige bundels, die in het voorjaar van 1917 en in 1918 moesten verschijnen.Ga naar voetnoot13 Couperus antwoordde hem eind december 1916: ‘Ik zend meerdere copie, zoodra met zetten is aangevangen en ik weet hoeveel er ontbreekt. Zend gerust maar de eerste drukproeven: ik zorg, dat de deeltjes compleet worden.’Ga naar voetnoot14 Eind april 1917 vroeg Veen aan drukkerij Thieme de nog voorradige kopij van Couperus te zetten.Ga naar voetnoot15 Begin mei schreef hij aan Couperus: ‘Ik mankeer nog ± 6[?] vel. Gaarne vernam ik even van je, welke titels gij zoudt willen geven aan de kleine deeltjes.
De twee laatste deeltjes hebben geen haast, daar deze pas in 1918 verschijnen.’Ga naar voetnoot16 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Couperus wijzigde echter de samenstelling van de bundels, en veranderde ook de titel van de door Veen nog ‘deel v’ genoemde bundel. Hij wilde voor die bundel niet de serietitel Van en over mijzelf en anderen. Hij schreef aan Veen: ‘Het laatste bundeltje (een ander genre: Elyata) zoû ik niet willen noemen Van en Over etc. maar liever: Legende, Mythe en Fantazie, echter in den zelfden vorm uit te geven.’Ga naar voetnoot17 Op Veens vraag naar de ondertitels voor de losse deeltjes antwoordde hij in juli: ‘Deel Legende, Mythe en Fantazie dan ook maar in twee deeltjes: Elyata en De Betooveraar.’Ga naar voetnoot18 Op 27 juni 1917 schreef Couperus aan Veen: ‘Ik vind nergens de proeven van den bundel der fantastische verhalen (ik noemde die geloof ik Legende, Mythe en Fantazie.) en nu slaat mij de schrik om het hart, dat die afgedrukt wordt naar de proef (ongecorrigeerd). Dat mag natuurlijk niet, in geen geval: meld mij dus spoedig of ik je misschien uit vergissing die ongecorrigeerde proeven heb terug gezonden en zoo ja, zend ze mij dan, dan zal ik je ze dadelijk nazien.’Ga naar voetnoot19 Veen stelde hem enkele dagen later gerust: ‘Laat ik beginnen met je te zeggen, dat bij ons nooit iets wordt afgedrukt, zonder fiat van den schrijver. Hierbij een nieuw stel proeven [...]’.Ga naar voetnoot20 Eind augustus liet Veen hem weten dat hij nog drie vel kopij voor de bundel tekort kwam.Ga naar voetnoot21 Couperus vulde de kopij aan en schreef aan Veen op 29 oktober: ‘Kreegt ge copie, 4 feuilletons, die ik zond?? Meld mij dan even goede ontvangst, want die velletjes zijn heel moeilijk weêr te krijgen.’Ga naar voetnoot22 Op 19 november schreef Veen aan Couperus: ‘Onder aan de 8 vellen van Legende, Mythe die ik ter afdrukken heb staat: V & O mijzelf en anderen v. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Moeten wij dit niet veranderen of kan het blijven? Mag ik even de rest der vellen voor afdrukken ontvangen?’Ga naar voetnoot23 Twee dagen later antwoordde Couperus hem: ‘Ja, ik zoû de bundel alleen uitgeven onder den titel van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Legende, Mythe en Fantazieen de aanwijzingen onder aan de vellen natuurlijk schrappen. [...] ‘Ik vraag geen revizie meer om niet langer te laten wachten maar druk dan s.v.p. den drukker op het hart, dat de afkortingen die de zetter zich veroorloofd heeft op bl 144 en 146: z'n en 'n etc hersteld moeten worden in zijn en een, daar ik zulke taalverkrachtingen niet wil en nooit schrijf.’Ga naar voetnoot24 Op Couperus' verzoek van enkele weken later beloofde Veen hem de revisieproef toch op te sturen. Veen verwachtte dat de bundel in april 1918 zou verschijnen.Ga naar voetnoot25 In december vroeg Veen aan Couperus: ‘Vindt gij het goed dat in het nieuwe boek je portret komt. [...] daar in geen der boeken een portret is leek mij goed in Legende, Mythe & F eindelijk eens een te nemen.’Ga naar voetnoot26 Couperus antwoordde hem: ‘Ik ben niet voór een portret: de afdruk laat meestal erg te wenschen over en daarbij doet een portret in dezen bundel niets. In een humoristischen bundel zoû een portret staan, maar niet bij deze schetsen.’Ga naar voetnoot27 Er werd geen portret opgenomen. Couperus was niet tevreden over de band van de in oktober 1917 verschenen vierde bundel Van en over mijzelf en anderen. Omdat de band identiek was aan die van de andere bundels uit de serie zou het boek in de boekhandel niet genoeg opvallen.Ga naar voetnoot28 Begin november schreef hij aan Veen: ‘Zet nu ook in Gods naam den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bundel Mythe, Legende en Fantazie in een anderen, dood-eenvoudigen band met alleen deze nieuwe titel.’Ga naar voetnoot29 Veen reageerde begin december: ‘Ik heb een nieuwe band genomen, denkelijk meer in jouw smaak [...]’.Ga naar voetnoot30 In februari 1918 liet hij een modelband voor de bundel maken.Ga naar voetnoot31 Hij zond deze aan Couperus ter goedkeuring. Couperus liet echter pas half maart iets van zich horen, toen de bundel al was verschenen: ‘Ik zie, dat mijn boek uit is maar ontving het nog niet. Het witte bandje is heel goed en eenvoudig; ook de gezondene omslag was voldoende. ‘Vergeef me, dat ik je nog niet antwoordde, maar ik kan soms niet komen tot briefjes schrijven.’Ga naar voetnoot32 Eind december 1917 liet Veen de titelpagina en de inhoudsopgave van Legende, mythe en fantazie drukken voor zijn aanbiedingsreis langs de boekhandels.Ga naar voetnoot33 Couperus' idee de bundel een eigen titel te geven had succes, want Veen liet hem in februari 1918 weten: ‘Wat is het toch leuk dat een titel zooveel invloed heeft, op den verkoop. Deze titel trok de boekhandel aan en werden er veel meer verkocht dan van Van en over mijzelf en anderen [...].’Ga naar voetnoot34 De bundel Legende, mythe en fantazie verscheen in maart 1918 bij L.J. Veen te Amsterdam. De losse deeltjes Elyata en De betooveraar verschenen in mei 1919.
De uitgave van de bundel in 1918 is de eerste en enige druk van Legende, mythe en fantazie die tijdens Couperus' leven verscheen. De uitgaven in losse deeltjes en andere variaties, zoals een uitgave waarin de losse deeltjes weer in één band zijn samengevoegd onder de algemene titel, zijn geen herdrukken, maar doordrukken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of tweede oplagen van de eerste druk, op dunner papier en kleiner formaat. De oplage van de ‘grote editie’ was 600 exemplaren.Ga naar voetnoot35 Thieme zond 250 exemplaren aan binderij Tenthoff, die voor de ingenaaide exemplaren zorgde. Binderij Brandt en Zn. kreeg op 2 februari 1918 van Veen opdracht de overige 350 exemplaren te binden.Ga naar voetnoot36 Op 19 februari echter gaf hij binderij Tenthoff opdracht 25 exemplaren extra in te naaien, die hem door Brandt zouden worden gezonden.Ga naar voetnoot37 Er werden dus uiteindelijk 325 exemplaren gebonden en 275 exemplaren ingenaaid. De oplage van de losse deeltjes was 2000 exemplaren.Ga naar voetnoot38 Veen liet daarvan in maart 1919 800 exemplaren door Brandt binden; de overige 1200 exemplaren werden door Tenthoff in plano bewaard.Ga naar voetnoot39 Van de uitgave in één deel zijn later ook ‘kleine’ exemplaren in een andere dan de oorspronkelijke band verschenen. Dit zijn exemplaren van de in plano bewaarde voorraad: ze hebben de tweedeling in Elyata en De betooveraar en de paginering begint bij het tweede deeltje opnieuw. Ook van de losse deeltjes zijn later exemplaren in andere dan de oorspronkelijke band verschenen.Ga naar voetnoot40 Tussen de exemplaren in onderscheiden banden zijn, voorzover we hebben kunnen nagaan, geen tekstuele verschillen. Er zijn wèl tekstuele verschillen tussen de exemplaren van de ‘grote editie’ en de ‘kleine’ exemplaren. Na het drukken van de ‘grote editie’ en vóór het drukken van de losse deeltjes werd de pers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stopgezet om het tweede deeltje, dat weer met bladzijde 1 moest beginnen, te hernummeren. In die tussentijd was het mogelijk correcties in het bestaande zetsel aan te brengen. Van deze mogelijkheid is op verschillende plaatsen gebruik gemaakt. Het gaat om de volgende perscorrecties. Na de pagina- en regelnummers van deze editie in de Volledige Werken volgen: het pagina- en regelnummer van de ‘grote editie’, de oorspronkelijke lezing, een ‘Duitse komma’ (/), het pagina- en regelnummer van de ‘kleine editie’ en de nieuwe lezing.
Couperus heeft bij de lezingen, die hij na zijn terugkeer in Nederland in 1915 regelmatig hield, ook enkele feuilletons gebruikt uit Legende, mythe en fantazie. In april 1916 schreef hij aan Veen: ‘Zoû je mij nog kunnen doen toekomen van de drukkerij mijn feuilleton (liefst gezet) De Rots; dat lees ik voor bij Kleykamp, 25 April, als het kan.’Ga naar voetnoot41 Ook het verhaal ‘Azzahra’ is door Couperus voorgelezen.Ga naar voetnoot42 In september 1921 las hij, opnieuw in Kunstzaal Kleykamp te Den Haag, het verhaal ‘De dochter van Blauwbaard’ voor.Ga naar voetnoot43 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstkeuzeVoor deze uitgave van Legende, mythe en fantazie is de eerste en enige tijdens Couperus' leven verschenen druk als basistekst ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kozen; deze vertegenwoordigt de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het exemplaar van de eerste druk dat zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sig. 970 D44). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CorrectiesIn de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woordvoor-woord vergelijking van achtereenvolgens de overgeleverde handschriften (h) met de voorpublikaties (v, k) en van de voorpublikaties met de eerste druk van Legende, mythe en fantazie, de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde versie gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing van de eerste druk. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij voorkomt in alle genoemde versies. Indien dit niet het geval is, worden ook de lezingen van het overgeleverde handschrift en de voorpublikaties in Het vaderland en De kroniek vermeld. Hierbij is de volgorde v (of k), h aangehouden, omdat de voorpublikaties als kopij voor de eerste druk hebben gediend.Ga naar voetnoot44
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VariantenDe eerste druk van Legende, mythe en fantazie vertoont ten opzichte van de overgeleverde handschriften (h) en de voorpublikaties (v, k), de hieronder volgende woordvarianten. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de eerste druk gegeven; na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgen de vroegere versies, te beginnen met v en k.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbrekingstekensIn deze uitgave van Legende, mythe en fantazie moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:
* Voor de bibliografische gegevens werd onder meer gebruik gemaakt van het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, een door zwo gesubsidieerd project, onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen. Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werken Louis Couperus: Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders, Marijke Stapert-Eggen en H.T.M. van Vliet. |
|