| |
| |
| |
Verantwoording
| |
| |
Begin februari 1915 keerde Couperus terug in Nederland. Hij vestigde zich in Den Haag. Vandaar schreef hij op 10 oktober aan zijn Italiaanse vriendin Emma Garzes: ‘De grote roman, die ik in mijn hoofd heb... wanneer zou ik die kunnen schrijven! Misschien dat het te pijnlijk zou zijn...’Ga naar voetnoot1 Waarschijnlijk doelde Couperus hier op de roman De komedianten. Het luchtige onderwerp van deze roman zou door de tijdgenoten als pijnlijk ervaren kunnen worden in verband met de oorlogssituatie van dat moment. Couperus heeft zich hierdoor uiteindelijk niet laten weerhouden. De voorbereidende studies voor de roman over het Romeinse (toneel)leven in de eerste eeuw zal hij hebben verricht in dezelfde tijd en in samenhang met zijn vertaling van Plautus' komedie Menaechmi.Ga naar voetnoot2 Deze vertaling voltooide hij in het voorjaar van 1916. Zij verscheen, onder de titel De tweelingbroeders, als dramatisch bijvoegsel van Groot Nederland.Ga naar voetnoot3
Na de voltooiing van De tweelingbroeders begon Couperus in juni 1916 aan De komedianten. Aan het einde van deze maand vroeg hij aan zijn uitgever L.J. Veen ƒ1200,- te leen. De vertaling en de roman zouden als onderpand kunnen dienen. Hij schreef onder andere: ‘Ik ben begonnen een historische Romeinsche roman (Romeinsch tooneelleven, ten tijde keizer Domitianus); dan heb ik mijn vertaling van Plautus’ blijspel (De Tweelingbroeders) die ik alleen wilde uitgeven als luxe-uitgave, bij inteekening:
| |
| |
voel je daar iets voor?? (Verschijnt Juli in Groot-Nederl.)’Ga naar voetnoot4 Veen kon Couperus financieel niet helpen en voor een luxe-uitgave van Plautus' komedie was het volgens hem ‘een benauwde tijd’. Als de vertaling verschenen was, zou hij er nog eens over nadenken. Maar een boekuitgave was in ieder geval voor 1916 uitgesloten.Ga naar voetnoot5
Couperus probeerde vervolgens bij Van Holkema en Warendorf, de uitgever van Groot Nederland, een extra honorarium te verkrijgen voor de voorpublikatie in het tijdschrift van zijn nieuwe roman De komedianten. De uitgever antwoordde op 25 augustus 1916: ‘Het was ons aangenaam te lezen dat Groot Nederland in 1917 wederom het voorrecht zal hebben een roman van u op te nemen. U houde ons echter ten goede dat wij ons minder kunnen vereenigen met uw eisch om daarvoor een honorarium van zes gulden per pagina te vragen. Het normale honorarium is ƒ2.50- per pagina en waar u daarvan ƒ4.- ontvangt, is zulks reeds een (zeer gewettigde) bevoorrechting; een honorarium van ƒ6.- per pag. zou werkelijk de draagkracht van het tijdschrift overschrijden, een feit waarmede u als mede-eigenaar toch wel rekening zult willen houden. -’Ga naar voetnoot6
In oktober 1916 had Couperus de roman grotendeels of vrijwel geheel voltooid. Hij logeerde toen een aantal dagen bij een kennis in Laren, waar hij onder andere Carry van Bruggen ontmoette. Zij schreef een maand later in de Rotterdamsche Dameskroniek over deze ontmoeting: ‘Wat Couperus ons aan het maal, en later onder de thee van zijn pas-voltooiden roman “De Komedianten”, een Romeinsch verhaal uit de eerste eeuw na Christus, zoo maar terloops en geheel onopzettelijk vertelde [...] mag ons het verschijnen daarvan in den loop van het aanstaande voorjaar met blijde verwachting tegemoet doen zien.’Ga naar voetnoot7
| |
| |
De jaargang-1917 van Groot Nederland opende met de eerste hoofdstukken van De komedianten. In de vier daarop volgende maandelijkse afleveringen werd de roman geheel voorgepubliceerd. In dezelfde tijd publiceerde Couperus in Het vaderland een reeks ‘Romeinsche portretten’ met de ondertitel ‘Uit den tijd van Keizer Domitianus’. Voor deze reeks heeft Couperus ongetwijfeld geput uit het materiaal dat hij voor De komedianten had verzameld. Aan het vijfde portret dat gewijd is aan Juvenalis, is een noot toegevoegd waarin verwezen wordt naar De komedianten.Ga naar voetnoot8
Begin maart liet Couperus aan Veen weten dat over de boekuitgave van de roman ‘nog niets’ was beslist.Ga naar voetnoot9 Twee maanden later vroeg Veen: ‘Als gij de Komedianten aan mij denkt te geven, welk honorarium zoudt gij dan verlangen en wanneer wilt gij dan dat het uitgegeven wordt.’Ga naar voetnoot10 Couperus antwoordde: ‘Wat De komedianten betreft, ik heb al mijn “business” in handen gegeven van mijn neef Mr. F.E. Vlielander Hein en ik geloof, dat hij voor de uitgave klaar zal komen met Nijgh en Van Ditmar, voor een honorarium als ik in onze goede dagen bij jou genoot, tevens met behoud van rechten voor volgende uitgave en met bedinging rekening-courant te ontvangen.’Ga naar voetnoot11 Volgens Veen was Nijgh en Van Ditmar een goede firma, ‘die een groote macht heeft door
| |
| |
gratis adverteeren in de Nieuwe Rotterdammer Courant. Of dit opweegt tegen de oude honoraria, zal de tijd moeten leeren.’Ga naar voetnoot12 Op 30 mei 1917 schreef Couperus' neef, Frans Vlielander Hein, aan Nijgh en Van Ditmar: ‘Ik ontving Uw schrijven van 26 Mei jl., met bijgesloten concept-contract, hetgeen naar mijne meening thans in orde is. Ik heb het aan den heer Couperus ter kennisname toegezonden en zoodra deze eveneens accoord is zal ik het op zegel laten overnemen en U ter teekening toezenden.’Ga naar voetnoot13 De volgende dag werd het contract door beide partijen ondertekend. Couperus droeg het recht van uitgave over voor een eerste druk van maximaal 5000 exemplaren. Hij ontving ƒ2500,- voor de eerste 3000 exemplaren die Nijgh en Van Ditmar in ieder geval zou uitgeven. In het laatste artikel van het contract werd uitdrukkelijk bepaald dat Couperus het auteursrecht niet overdroeg. Hij kreeg bovendien het recht de boeken van de uitgeverij betreffende de verkoop van De komedianten in te zien.Ga naar voetnoot14
De roman De komedianten verscheen in november 1917 bij uitgeverij Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam. Couperus zelf was bijzonder gesteld op deze roman. In maart 1917 noemde hij in een brief aan Duparc De komedianten ‘een boek, dat ook mij zéer lief is -’.Ga naar voetnoot15 Een jaar later schreef hij aan de classicus Kuiper: ‘Vooral Uwe waardeering voor mijn twee ondeugende bengels deed mij bizonder veel genoegen. Ik zelve voel ze ook als geslaagd en als absoluut “Romeinsche Keizerstijd”: ze konden niet nù bestaan en ook niet in welke andere eeuw.’Ga naar voetnoot16 En tegen Borel zei Couperus: ‘[...] je weet, ik moet véél schrijven uit harde noodzakelijkheid [...] maar dit is nu eens een boek dat ik héél alleen voor mijn eigen plezier heb gemaakt en waar ik zelf gecharmeerd van ben.’Ga naar voetnoot17
| |
| |
| |
Bronnen
Voorzover ons bekend, zijn van de roman De komedianten de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd:
A. twee manuscripten: een onvolledig kladhandschrift van de hand van Couperus en een onvolledig kopijhandschrift dat gedeeltelijk door Couperus en gedeeltelijk door zijn vrouw is gemaakt. De 22 bladen van het kopijhandschrift die Elisabeth Couperus heeft geschreven, zijn door Couperus gecorrigeerd. De handschriften bevinden zich in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sig. 76 di).
De twee handschriften interfereren: een groot deel van het kladhandschrift is tegelijk kopijhandschrift geweest. Couperus en zijn vrouw hebben slechts een klein gedeelte van het kladhandschrift voor de druk in het net overgeschreven. Ongetwijfeld door tijdnood gedwongen heeft Couperus grote delen van het kladhandschrift als kopij naar de drukker gestuurd. Om de zetter tegemoet te komen heeft hij het klad vooraf ‘verduidelijkt’ door in een andere kleur inkt letters en woorden forser aan te zetten. Aangezien enkele bladen van het kladhandschrift die tegelijk als kopij hebben gediend, verloren zijn gegaan, is er van De komedianten noch een volledig klad-, noch een volledig kopijhandschrift overgeleverd. Van de woordenlijst achterin de roman is evenmin een handschrift overgeleverd.
Het kladhandschrift bestaat uit 286 gelinieerde en ongelinieerde bladen van verschillend formaat, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot18 Het is als volgt samengesteld: een ongenummerd blad met het opschrift De Komedianten, en genummerde bladen van 2-2a
| |
| |
(gedeelte van een blad), 3-19, 19a-26, 26a-27 (hernummerd tot 28a), 28b-49, 49a-56, 58, 59-62/63 (oorspronkelijk genummerd 1-4; 62-63 samen één blad), 64, 64a-73 (gedeelte van een blad), 73a-109/110 (samen één blad), 111, 111a-114, 114b-117, 117a (half blad)-118, 118a (half blad)-121, 121a-140, 140a-143a, 143-144, 144a-147 (strook en blad samen), 147a-149, 160-171, 172a-185, 185-199bis, 199-243, 244a, 244-281.Ga naar voetnoot19 Het kladhandschrift bevat veel doorhalingen, verbeteringen, toevoegingen en verscheidene aantekeningen. Couperus heeft de eerste versie van de roman met enkele onderbrekingen op papier gezet. Er zijn verschillen in ductus. De bladen zijn in zwarte inkt beschreven. Een aantal correcties is met zwart potlood, de ‘verduidelijkingen’ voor de zetter zijn in paarse inkt aangebracht.
Het kopijhandschrift bestaat uit 56 gelinieerde bladen van hetzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot20 De bladen zijn als volgt genummerd: 2-28, 59-63, 150-172. Het eerste blad is ongenummerd gebleven; het heeft het opschrift De Komedianten. Het kopijhandschrift bevat vrijwel geen doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. Het is gedeeltelijk door Couperus, gedeeltelijk door zijn vrouw in zwarte en paarse inkt geschreven. De door Elisabeth Couperus overgeschreven gedeelten zijn door Couperus in inkt en met zwart potlood gecorrigeerd. De ductus van het kopijhandschrift is zeer gelijkmatig. Het is als kopijhandschrift te herkennen aan de vouwen in het papier en aan de zwarte vegen die op de zetterij zijn ontstaan. De bladen van het kladhandschrift die als kopij hebben gediend, vertonen dezelfde kenmerken. Bovendien bevatten zij verschillende instructies van Couperus aan de zetter, zoals: ‘Voor den zetter. Verzoeke de woorden, die het Programma uit maken met verschillende letters midden in de bladzijde te zetten.’
| |
| |
De tekst van de handschriften wijkt inhoudelijk niet erg af van de gepubliceerde versie van De komedianten. Meestal gaat het om kleine, vooral stilistische varianten. Couperus heeft slechts enkele passages in de proeven ingrijpend gewijzigd. Maar de opeenvolgende scènes en hoofdstukken uit de (klad)handschriften zijn gehandhaafd.
B. een voorpublikatie in Groot Nederland 15 (1917). Dl. 1 [januari-mei], p. 1-56; 113-181; 225-282; 337-386; 449-495.
Deze tijdschriftpublikatie is gezet naar het handschrift van Couperus.
C. een uitgave in boekvorm: Louis Couperus: De komedianten. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers-Maatschappij, [november] 1917.
Weliswaar is er geen correspondentie tussen Couperus en Nijgh en Van Ditmar over de produktie van De komedianten overgeleverd, maar het staat vast dat de tijdschriftpublikatie als kopij heeft gediend voor de boekuitgave. Een aantal zetfouten komt zowel in Groot Nederland als in de boekuitgave voor. Deze fouten moeten uit Groot Nederland zijn overgenomen en door Couperus over het hoofd zijn gezien. Bovendien had Couperus de gewoonte de gedrukte voorpublikatie als kopij naar de uitgever te sturen of de desbetreffende nummers van het tijdschrift door de uitgever te laten aanschaffen.
Couperus heeft zelf de proeven van de boekuitgave gecorrigeerd, want verschillende wijzigingen in de tekst van de eerste druk ten opzichte van de tijdschriftversie kunnen onmogelijk aan de zetter of de corrector van de drukkerij (of van de uitgeverij) worden toegeschreven. Couperus stond er trouwens altijd op de proeven van de voorpublikatie en van de eerste druk van zijn boeken zelf te corrigeren. Er zijn geen aanwijzingen dat hij voor de eerste druk van De komedianten van deze gewoonte is afgeweken.
Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar heeft in 1917 waarschijnlijk 3000 exemplaren van De komedianten laten drukken. Naast de ‘gewone’
| |
| |
ingenaaide en gebonden exemplaren verscheen er een zogenaamde ‘weelde-uitgave’ in 25 genummerde exemplaren, gedrukt op speciaal papier, gebonden in een rode leren band en voorzien van de handtekening van Couperus. Op 9 januari 1918 schreef Couperus aan Veen: ‘De Komedianten zijn zéer goed gegaan; de pracht-editie (van ƒ25.- het ex:) is zoo goed als uitverkocht.’Ga naar voetnoot21
Volgens het Nieuwsblad voor den boekhandel verscheen er in december 1918 een tweede druk van De komedianten en in augustus 1923 een derde druk.Ga naar voetnoot22 Deze drukken zijn geen reguliere herdrukken, maar nieuwe oplagen van de eerste druk. Ze zijn gedrukt van staand zetsel, dat wil zeggen van hetzelfde zetsel als van de eerste druk. Dit blijkt niet alleen uit een vergelijking van exemplaren van de drie ‘drukken’, maar valt ook af te leiden uit de afrekeningen die mevrouw Couperus na de dood van haar man ontving van uitgeverij Nijgh en Van Ditmar. In 1917 ontving Couperus een honorarium voor de uitgave van 3000 exemplaren van De komedianten. De uitgever had contractueel echter de mogelijkheid maximaal 5000 exemplaren te laten drukken. Indien er meer dan 3000 exemplaren werden verkocht, ontving Couperus een nabetaling van ƒ500,-. Na verkoop van de eerste druk van 5000 exemplaren, zou hij bij iedere volgende druk een royalty van 10% van de particuliere verkoopprijs van de ingenaaide exemplaren ontvangen. Volgens de afrekening van Nijgh en Van Ditmar van 29 mei 1925 waren er tot en met december 1924 van De komedianten 3541 exemplaren verkocht.Ga naar voetnoot23 Mevrouw Couperus ontving geen royalties. De afrekening moet dus betrekking hebben op de verkochte exemplaren van de eerste druk van maximaal 5000 exemplaren waarvoor Couperus eerst ƒ2500,- en later nog eens ƒ500,- honorarium had ontvangen. Ook volgens de afrekeningen van 1926, 1927 en 1928 ontving mevrouw Couperus geen
| |
| |
royalties over de in die jaren verkochte exemplaren van De komedianten.Ga naar voetnoot24
Waarschijnlijk heeft uitgeverij Nijgh en Van Ditmar in oktober 1917 eerst 3000 exemplaren van De komedianten laten drukken die zij volgens het contract in ieder geval moest uitgeven. Vervolgens werd het zetsel enige tijd bewaard. Toen de verkoop van de roman succesvol bleek, werd er in 1918 van staand zetsel tweemaal bijgedrukt, misschien tweemaal 1000 exemplaren (of 500 en 1500) om de toegestane 5000 exemplaren vol te maken. De bijgedrukte exemplaren werden niet gebonden, maar in plano bewaard en afhankelijk van de verkoop naar de binder gestuurd en daarna in de handel gebracht. Na een aanvankelijk zeer succesvolle verkoop van De komedianten stagneerde de vraag tot ongeveer 100 exemplaren per jaar.Ga naar voetnoot25 Hiervoor was de voorraad nog jarenlang toereikend. Uiteindelijk had alleen Couperus aan het contract verdiend. Veen schreef hem in 1919: ‘Niettegenstaande de Komedianten goed verkocht zijn, is er voor de uitgever niets overgebleven en daarvoor is men geen uitgever.’Ga naar voetnoot26
Nijgh en Van Ditmar zal in de eerste plaats uit commerciële overwegingen de aanduiding ‘tweede’ en ‘derde druk’ op de titelpagina van de bijdrukken hebben toegevoegd. Maar zij houdt ongetwijfeld ook verband met de wijzigingen die in het bestaande zetsel werden aangebracht. Afgezien van het ‘Erratum’ achterin de eerste druk, dat na verwerking in de tekst uit het zetsel werd verwijderd, werd de tekst ook op andere plaatsen veranderd. Het gaat hier om perscorrecties die Couperus op instigatie van de classicus Kuiper heeft laten aanbrengen. Op 20 april 1917 vroeg hij aan Kuiper: ‘Mocht U De Komedianten hebben gelezen en mij Uwe opmerkingen niet onthouden, dan zoû ik hier zeer dankbaar voor zijn.’Ga naar voetnoot27 Kuiper reageerde pas na lezing van de boekuitgave.
| |
| |
Hij attendeerde Couperus op verschillende fouten, onder andere in de vertaling van Martialis' epigrammen. Couperus antwoordde in januari 1918: ‘De epigrammen van Martialis... de twee eerste, die U mij verbetert, kunnen er misschien nog meê door, maar die van Atalantè... daar heb ik werkelijk al heel gek meê omgesprongen! Wat mij toen bezield heeft, weet ik niet... Vermoedelijk dacht ik... aan iets anders. Er is geen excuus voor. Het is héél erg. [...] Enfin: peccavi! Ik ben U erg dankbaar voor Uwe opmerkingen en U is veel te zacht voor me geweest bij dit barre passagetje!’ Couperus beloofde deze en andere fouten ‘zeker te veranderen’ als hij er de gelegenheid voor kreeg.Ga naar voetnoot28 De gelegenheid deed zich voor toen de uitgever in de loop van 1918 exemplaren liet bijdrukken.
Couperus zal de door hem gewenste verbeteringen schriftelijk hebben opgegeven. Ze werden in het staand zetsel van De komedianten aangebracht. Daarmee is de ‘tweede druk’ in feite de tweede, herziene, oplage van de eerste druk. En de zogenaamde ‘derde druk’ is in feite de derde, opnieuw herziene, oplage van de eerste druk. Toen er in 1918 voor de tweede maal exemplaren werden bijgedrukt, werden in het zetsel op aanwijzing van de corrector (of van Couperus?) enkele kleine zetfouten verbeterd.Ga naar voetnoot29 Een groot aantal andere zetfouten bleef onopgemerkt en werd voor de derde maal afgedrukt.
| |
Tekstkeuze
Voor deze uitgave van De komedianten is de tweede, herziene, oplage van de eerste en enige tijdens Couperus' leven verschenen druk (de zogenaamde ‘tweede druk’) als basistekst gekozen: hij vertegenwoordigt de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het exemplaar van de ‘tweede druk’ dat zich bevindt
| |
| |
in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag.
| |
Correcties
In de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woord-voor-woord vergelijking van achtereenvolgens het kladhandschrift (h1) met het kopijhandschrift (h2), voorzover overgeleverd, en met de tijdschriftpublikatie (gn) en de tijdschriftpublikatie met de eerste druk van De komedianten, de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde lezing gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing van de eerste druk. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij voorkomt in alle genoemde versies. Indien dit niet het geval is, worden ook de lezing van de handschriften (h1, h2) en Groot Nederland (gn) vermeld. Hierbij is de volgorde gn, h2, h1 aangehouden, omdat de tijdschriftpublikatie als kopij voor de eerste druk heeft gediend.
6,22 |
Nomentum-wijntje/Nomentanum-wijntje*Ga naar voetnoot30 |
13,5 |
tempel!/tempel? (tempel? gn, tempel! h2, h1) |
13,8 |
prijsde/prees (prees gn, h2, prijsde h1) |
14,5 |
ginds,/ginds (ginds, gn, h2, h1) |
14,18 |
knikkerende/knikkende (knikkerende gn, h2, h1) |
14,22 |
mannen:/mannen; (mannen: gn, h2, h1) |
17,11 |
er zijn/en zijn (er zijn gn, h2, h1)Ga naar voetnoot31 |
17,26 |
slipt.../slipt.. (slipt... gn, h2, h1) |
18,1 |
vrijgelatene/vrijgelaten (vrijgelaten gn, vrijgelatene h2, h1) |
18,34 |
overvuld/vervuld (overvuld gn, h2, h1) |
19,32 |
kooptl/koopt?* |
| |
| |
20,6/7 |
slaven-die-kunstenaars-waren/slaven-die kunstenaars-waren (slaven-die-kunstenaars-waren gn, h2, h1) |
20,24 |
gesproken/gesprongen (gesprongen gn, h2, gesproken h1) |
20,34 |
vrijgelatene/vrijgelaten (vrijgelaten gn, h2, vrijgelatene h1) |
21,17 |
deze/déze (déze gn, deze h2, h1) |
22,28 |
zèggen/zèggend (zèggend gn, h2 zèggen h1) |
24,34 |
openmonds/opensmonds (openmonds gn, h2, h1) |
25,8 |
drie-en-een-halve/drie-en-een halve* |
26,14 |
geslagen...?/geslagen..? (geslagen...? gn, h2, h1) |
30,22 |
histrio/“histrio” (“histrio” gn, histrio h2, h1) |
30,34 |
Nu/Toen (Toen gn, Nu h2, h1) |
31,15 |
de ‘jongste’/“de jongste” (“de jongste” gn, de “jongste” h2, h1) |
34,19 |
Cecilius/Cecilius (Cecilius gn, h1) |
35,3 |
vraag.../vraag.. (vraag... gn, h1) |
36,4 |
geven.../geven.. (geven... gn, h1) |
38,23/24 |
- De eerste opvoering? |
|
- De eerste opvoering...! En/ - De eerste opvoering....! En ( - De eerste opvoering? |
|
- De eerste opvoering...! En gn, h1) |
39,26/27 |
bedelpriesters/bedelpriester (bedelpriesters gn, h1) |
40,11/12 |
derde.../derde.. (derde... gn, h1) |
41,13 |
schoon.../schoon.. (schoon... gn, schoon.. h1) |
43,7 |
voór/voor (voor gn, voór h1) |
44,20 |
mindere-burgers/minder-burgers (mindere-burgers gn, h1) |
44,26 |
Meta-Sudans/Meta Sudans (Meta Sudans gn, Meta-Sudans h1) |
45,6 |
repetitie.../repetitie.. (repetitie... gn, h1) |
46,6 |
[alinea] Hij/Hij (Hij gn, [alinea] Hij h1) |
48,19 |
rollen.../rollen.. .. (rollen... gn, h1) |
50,34 |
geleken./geleken, (geleken. gn, h1) |
52,19 |
ìk/ik (ìk gn, h1) |
| |
| |
53,17 |
‘oude-wijve-rollen’!/oude-wijve-rollen! (oude-wijve-rollen! gn, ‘oude-wijverollen’. h1) |
56,27 |
wiegeling.../wiegeling.. (wiegeling.... gn, h1) |
59,29 |
komt.../komt...., (komt..., gn, komt... h1)Ga naar voetnoot32 |
64,29 |
gelijkmatig/gelijkmatigen (gelijkmatig gn, h1) |
65,35 |
buksboompjes/busboompjes* |
68,4 |
geleerde/geleerden (geleerden gn, geleerde h2, h1) |
79,1 |
maag/mond (mond gn, maag h1) |
84,23/24 |
half zeggende, half zingende,/half zeggende, (half zeggende, gn, half zeggende, half zingende, h1) |
95,12 |
gezien!/gezien? (gezien? gn, gezien! h1) |
96,5/6 |
verlate/verlaatte* |
98,30 |
dominus, hem/dominus, hem (dominus, hem gn, h1)Ga naar voetnoot33 |
100,1/2 |
had om móoi/hàd om mooi (had om móoi gn, h1) |
100,10 |
choreografische/choregrafische* |
106,28 |
maar/meer (meer gn, maar h1) |
110,34 |
geklikklak/geklikkak (geklikkak gn, geklikklak h1) |
111,3 |
herkend,/herkend (herkend gn, herkend, h1) |
112,8 |
druk,/druk (druk gn, druk, h1) |
113,27 |
tituli/titulï* |
114,32 |
en,/en (en gn, en, h1) |
115,22 |
hèbt/hebt (hèbt gn, h1) |
117,1 |
tituli/tutulï (tutulï gn, titulïh1) |
119,17 |
titulus/tilulus (titulus gn, h1) |
119,32 |
tituli/titulï* |
120,4 |
dominus-gregis/dominus gregis* |
120,14/15 |
roode-inktlooze/roode inktlooze (roode-inktlooze gn, h1) |
122,32 |
weemoedig.../weemoedig;.... (weemoedig;.... gn, weemoedig... h1) |
125,18 |
Ionische/Jonische (Jonische gn, Ionische h1) |
| |
| |
126,9 |
scirocco-achtig/sirocco-achtig (scirocco-achtig gn, h1) |
127,3 |
villa's/villà's (villà's gn, villa's h1) |
130,16 |
zei/zie (zei gn, h1) |
131,8 |
Drie/Driè (Drie gn, Drie h1) |
134,14 |
den eerste, den beste/den eersten den beste (den eerste de beste gn, den eerste, den beste h1) |
135,3 |
dominus-gregis/dominus gregis* |
135,7 |
dominus-gregis/dominus gregis* |
142,34 |
Idaea/Idaeae*Ga naar voetnoot34 |
143,11 |
Idaea/Idaeae* |
145,8 |
Idaea/Idaeae* |
145,30 |
overmorgen/overmogen (overmorgen gn, h1)Ga naar voetnoot35 |
147,30 |
waar/en waar (en waar gn, waar h1) |
148,13 |
Spelen/spelen (spelen gn, Spelen h1) |
149,1 |
haar,/haar; (haar; gn, haar, h1) |
153,29 |
O-o-o-oh/O-o-o-h (O-o-o-h gn, O-o-o-oh h1) |
156,9 |
fluisterden/fuisterden (fluisterden gn, h1) |
156,26 |
‘kolossale Eros’,/‘kolossale “Eros”,’ (“kolossale Eros”, gn, h1) |
157,28/29 |
den volgenden dag af/af (af gn, den volgenden dag af h1) |
158,4 |
wordt.../wordt.. .. (wordt... gn, h1) |
159,28 |
barstten/barsten (barsten gn, barstten h1) |
162,18 |
na,/nu (nu gn, na, h1) |
162,27 |
hè?/hé? (hè? gn, h1) |
165,3 |
Zoû/Zou (Zou gn, Zoû h1) |
169,19 |
choragus-eén/choragus (choragus gn, choragus-eén h2) |
170,1 |
O-o-o-oh/O-o-o-h (O-o-o-h gn, O-o-o-oh h2) |
171,26 |
preludeert/preludeeren* |
171,35 |
voornaamheid.../voornaamheid.. (voornaamheid... gn, h2) |
| |
| |
177,6 |
En zij/.... Zij (.... Zij gn, En zij h2, h1) |
177,8 |
zoû belàchelijk/zou belàchelijk (zou belàchelijk gn, zoû belàchelijk h2, h1) |
177,19 |
scenische/scaenische (scaenische gn, scenische h2, h1) |
177,28 |
adulescens/“adulescens” (“adulescens” gn, h2, “adulescens” h1 |
177,34 |
adulescens/“adulescens” (“adulescens” gn, h2, “adulescens” h1) |
178,4 |
Zoû/Zou (Zoû gn, h2, h1) |
178,5 |
Terwijl/Tèrwijl (Terwijl gn, h2, h1) |
178,11 |
goud-gestuivelde/goed-gestuivelde (goud-gestuivelde gn, goud gestuivelde h2, h1) |
178,13 |
pervers,/pervers (pervers gn, h2, pervers, h1) |
180,33 |
Nicobulus/Nicobolus (Nicobolus gn, Nicobulus h2, h1) |
181,22 |
statariesch/“statariesch” (“statariesch” gn, “statariesch” h2, h1) |
181,25 |
dravende,/dravende (dravende gn, dravende, h2, h1) |
182,14 |
weêr/weer (weer gn, h2, weêr h1) |
182,28 |
‘Plautus’/“Plautus (“Plautus” gn, h2, h1) |
184,20 |
Cecilius/Cecilianus (Cecilianus gn, Cecilius h2, h1) |
184,22 |
hè?/hé? (hè? gn, h2, h1) |
197,2 |
postscaenium/proscaenium (proscaenium gn, postscaenium h1) |
203,14 |
mìjn/mijn (mìjn gn, h1) |
205,33 |
senex-/senex--* |
206,5 |
af’/af”’ (af” (gn, h1) |
206,26 |
Alexandrië/Alexandrie (Alexandrië gn, h1) |
208,17 |
meisjes,/meisjes (meisjes, gn, h1) |
208,34 |
‘Bacchides’.../“Bacchides”.. (“Bacchides”... gn, h1) |
210,19/20 |
‘Menaechmi’.../“Menaechmi”.. (“Menaechmi”... gn, h1) |
214,21 |
meê/meè (meè gn, meê h1) |
214,27 |
dominus,/dominus (dominus gn, dominus, h1) |
217,10 |
Jawèl,/Jawèl (Jawèl gn, Jawèl, h1) |
219,23 |
ooit/weêr (weêr gn, ooit h1) |
220,5 |
neêr/niet (niet gn, neêr h1) |
| |
| |
220,31-33 |
groette eerbiedig. |
|
- Wel, dominus? vroeg Crispina. |
|
- Domina/groette Crispina. |
|
- Domina (groette eerbiedig. |
|
- Wel, dominus? vroeg Crispina. |
|
- Domina gn, h1) |
223,7 |
vollersbaas/vollerbaas (vollersbaas gn, h1) |
223,28 |
gebouwd:/gebouwd; (gebouwd; gn, gebouwd: h1) |
225,31 |
toen,/toen (toen gn, toen, h1) |
227,7 |
zullen/zulen (zullen gn, h1) |
227,21 |
invallen/uitvallen (uitvallen gn, invallen h1) |
229,34 |
heel fijn/heef fijn (heel fijn gn, h1) |
232,7 |
voelen/vragen (vragen gn, voelen h1) |
238,25 |
Cecilius/Cecilianus (Cecilianus gn, Cecilius h1) |
239,9 |
tegen kwamen.../tegen kwamen....? (tegen kwamen...? gn, tegen kwamen... h1) |
239,30 |
drinken? Heu/drinken? [alinea] Heu (drinken? [alinea] Heu gn, drinken? Heu h1) |
243,26 |
éen/eèn (eèn gn, éen h1) |
246,14 |
zweeg/zweég (zweég gn, zweeg h1) |
246,31 |
Cecilianus/Cecilius* |
247,25 |
Vóor/Voor (Vóor gn, h1) |
250,8 |
schuchter/schuchtér (schuchtér gn, schuchter h1) |
250,16 |
helmen/helmèn (helmèn gn, helmen h1) |
251,4 |
Caristo/Caristos (Caristo gn, h1) |
251,5 |
zuilen/zuìlen (zuìlen gn, zuilen h1) |
254,34 |
hiér/hier (hier gn, hiér h1) |
258,27 |
Cecilianus/Cecilius (Cecilius gn, Cecilianus h1) |
259,10 |
vaarde/voerde (voerde gn, vaarde h1) |
262,28 |
Hij/Het (Het gn, Hij h1) |
262,33 |
delling/helling (helling gn, delling h1) |
263,16 |
waar om/waarom (waarom gn, waar om h1) |
264,16 |
Cecilianus/Cecilius* |
265,20 |
weêr/weèr (weèr gn, weêr h1) |
266,5 |
gladiator/gladiatoren (gladiator gn, h1) |
| |
| |
266,7 |
dieren,/dieren (dieren gn, dieren, h1) |
270,4 |
moedigden/moedigen (moedigden gn, h1) |
273,21 |
Neen,/Neen. (Neen, gn, h1) |
273,28 |
toen/weg (weg gn, toen h1) |
275,8 |
vermagerde/vermagerd (vermagerd gn, vermagerde h1) |
277,4 |
mysten/mysten (mysten gn, mysten h1) |
277,29 |
Alexandrië/Alxandrië (Alexandrië gn, h1) |
278,24 |
meê/meè (meè gn, meê h1) |
278,24 |
Zij gaat naar/Wij gaan naar (Wij gaan naar gn, Zij gaat naar h1) |
280,12 |
minuten/miunten (minuten gn, h1) |
283,31 |
Baïae/Baiae (Baiae gn, Baïae h1) |
285,12 |
zomergewaad/zomer gewaad (zomergewaad gn, h1) |
287,10 |
Cecilius/Cecilianus (Cecilianus gn, Cecilius h1) |
288,27 |
boeken.../boeken.. (boeken... gn, h1) |
289,13 |
wier/wìer (wìer gn, wier h1) |
289,26/27 |
dominus-gregis/dominis-gregis (dominus-gregis gn, h1) |
292,22 |
nieuwsgierigheid/nieuwgierigheid (nieuwsgierigheid gn, h1) |
294,17 |
nog/nóg (nog gn, h1) |
297,7 |
daarvan.../daarvan.... (daarvan... gn, h1) |
304,13 |
kazernen/kazerne (kazerne gn, kazernen h1) |
306,7 |
den/dén (dén gn, den h1) |
306,12 |
Caelius/Coelius (Coelius gn, Caelius h1) |
311,16 |
Lectus-pavoninus/Lectus-pavonius |
311,28 |
Miles Gloriosus/Miles Glorisus |
313,19 |
Auctorum/Autorum- |
| |
Varianten
De eerste druk van De komedianten vertoont ten opzichte van het kladhandschrift (h1), het kopijhandschrift (h2), voorzover overgeleverd, en ten opzichte van de tijdschriftpublikatie (gn) de hieronder volgende woordvarianten. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de eerste druk gegeven;
| |
| |
na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgen de vroegere versies, te beginnen met gn.Ga naar voetnoot36
5,13 |
onbetrouwbare < onbetoombare h2, h1 |
6,3 |
naam < met naam h1 |
6,24 |
lange, breede < breede, lange h1 |
6,28 |
pezige, bezige < bezige, pezige h1 |
7,7 |
maar < maar de gn, h2, h1, |
7,11/12 |
troepje < boeltje h2, h1, |
7,31 |
en zoûden < en zij zouden gn, h2, h1 |
9,8 |
neêr < haar h2, h1 |
9,23 |
opmerkzaam makend < doende opmerken h1 |
9,35 |
gescheurde < op zij gescheurde h1 |
10,3 |
bijna < jeugdig, bijna h1 |
10,24 |
toch < maar toch h1 |
10,28 |
Archigal < Archigal verder h1 |
14,32 |
dadelijk Fabulla < Fabulla dadelijk h1 |
14,34 |
knie < knieën h1 |
15,2 |
dof den < dof aan de h1 |
15,20 |
Twintig < Achttien h2, h1 |
16,11 |
Ge ziet, dat het niet gaat! < Je ziet, waarde heer, dat het niet kan! h1 |
16,17 |
Lavinius < Valerius gn, h2, h1 |
16,19 |
praetor < eerwaardige praetor h1 |
16,19 |
heeren aedilen < aedilen h1 |
16,27 |
Lavinius < Valerius gn, h2, h1 |
17,3 |
Lavinius < Valerius gn, h2, h1 |
17,21 |
Lavinius < Valerius gn, h2, h1 |
17,23 |
vijf, zes < vier, vijf h1 |
17,29 |
Lavinius < Valerius gn, h2, h1 |
17,29 |
komedianten < tooneelslaven h1 |
17,33 |
komedianten < spelers h1 |
| |
| |
18,10 |
‘jongelingen’, ‘parazieten’ en < “jongelingen” en h2, h1 |
18,11/12 |
de twee < twee h1 |
18,16 |
Lavinius < Valerius gn, h2, h1 |
18,30 |
Lavinius < Valerius gn, h2, h1 |
19,10 |
Lavinius < Valerius gn, h2, h1 |
19,24 |
schaterlachten de gasten < schaterlachte het volk h1 |
19,29 |
want hij < want h2, h1 |
20,22 |
onderscheiding < onderscheidingen h2, h1 |
21,3/4 |
uitoefenden, en < uitoefenden, infames, en h2, h1 |
21,4 |
niet zoo < toch niet zoó h1 |
22,23/24 |
zoo een exodium-spel < een naspel h1 |
22,30 |
buitelen < mimeeren h1 |
23,3 |
overluisterde < overhoorde h1 |
23,30-32 |
doet... |
|
- Hi-ha! bevestigde de ezel. |
|
- ...tot je er tòch als een masker uit ziet! < doet, tot je er toch als een masker uit ziet. h1 |
24,22 |
lachte < lonkte h2, h1 |
24,31 |
saus < eiersaus h1 |
25,10 |
zich langzaam, < in eens h1 |
25,29 |
na < voor h1 |
26,30 |
tobde < weeklaagde nu h1 |
26,32 |
ventjes < slaafjes h1 |
26,33 |
zestien < zeventien h1 |
26,34 |
ja, ik heb ze gekòcht < gekòcht h1 |
26,35 |
nauwelijks < misschien h1 |
26,35/27,1 |
zeker al sedert dertien jaar < sedert meer dan dertien jaar, zeker h1 |
27,22/23 |
requizieten en maskers en manuscripten < kostumen, maskers, requiz[?]ieten h1 |
27,35/28,1 |
als van < als h1 |
28,14 |
weken < maanden h1 |
28,21 |
ja, dàt moesten ze < ja, dat moesten ze, dàt moesten ze h1 |
28,29 |
Vriend < Ach, vriend h1 |
| |
| |
29,6 |
dominus < caupo h1 |
29,16 |
tintelden < tinkelden h2, h1 |
29,20 |
Taurus < den leno Taurus h1 |
29,23 |
obsceen geschilderd < geschilderd met een obsceen reclame-schilderijtje h1 |
29,25 |
langs < uit h1 |
29,35 |
binnen. Blank < binnen. Blondde, even opgelicht, hun krullerig haar om hun lachend, elkander gelijkende gelaten. Blank h2, h1 |
30,1 |
elkaâr < zich h1 |
30,20/21 |
slank, toch kinderlijk < slank, h1 |
30,23 |
slaaf < slaaf, gemengd met [xxx]kinderlijke [xxx] h1 |
30,29/30 |
hun meer veel indruk kunnen maken < meer veel indruk hun maken h2, h1 |
30,32/33 |
proeven... |
|
- Hi-ha < proeven... |
|
- Dominus, zeide Nilus; die jongens van je hebben Egyptische oogen... Net als ik heb, maar moóiere... net als we ze daár allemaal hebben, maar ondeugender... |
|
Geen wonder, dacht de dominus, dat ze Egyptische oogen hadden: was Crispina, hun moeder, die ze hem afgestaan had, niet een Egyptische...? |
|
- Hi-ha h1 |
30,33 |
balken < betuigen h1 |
30,34 |
hun mantel < den mantel h2, h1 |
31,2 |
waren < meer waren h2, h1 |
31,4 |
geriemd < omriemd h2, h1 |
31,16 |
laadje met < laadje vol h2, h1 |
31,19 |
belangstellend < geinteresseerd h1 |
31,23 |
den Keizer < onzen Keizer h1 |
32,2 |
in het < ten h1 |
32,11/12 |
zusterkind < zuster gn, h1 |
32,13 |
der < dier h1 |
32,24 |
dat < deze gn |
| |
| |
32,25 |
die < de h1 |
33,27 |
belangstelling < belang gn, h1 |
35,7 |
koppen < kopjes h1 |
35,23 |
diens < zijn h1 |
37,13 |
zoo half en half patriciër < patriciër h1 |
37,14 |
komediantenvak < komediantenleven h1 |
38,12 |
Lavinius < Valerius gn, h1 |
38,19 |
Lavinius < Valerius gn, h1 |
38,25 |
Lavinius < Valerius gn, h1 |
38,25 |
nacht... Neen < nacht... Lieve gasten, ik sluit! Neen h1 |
38,28 |
den < dezen h1 |
39,9 |
een enkele < den enkele h1 |
39,11 |
lange < lage h1 |
39,16 |
groote < grootere gn, h1 |
40,6 |
steen < steenen h1 |
40,30 |
doortinteld < doortinkeld h1 |
41,14 |
Toen < Als h1 |
41,18 |
hoewel < toch wel h1 |
42,30 |
overtogen < overstreken h1 |
43,10 |
den muur < de muren gn, h1 |
43,19 |
gij zijt < u is gn, h1 |
45,6 |
nòch de mimus- < noch mimus- h1 |
46,15 |
deur < deuren h1 |
46,26 |
kuipen < kuip h1 |
48,10 |
hoog gehakten en gezoolden < hoog gehakten, -ge-zoolden h1 |
49,9 |
bouw, verhief zich, immense ellips < bouw, immense ellips verhief zich h1 |
49,12 |
travertijn en tufsteen < tufsteen h1 |
49,14/15 |
door Titus, ‘de zaligheid des menschelijken geslachts’, ingewijd. < door Titus ingewijd, “de zaligheid des menschelijken geslachts” bijgenaamd, gn, h1 |
50,25 |
Boven < Over gn, h1 |
51,14 |
rond < rank h1 |
| |
| |
51,19/20 |
lang gespletene, donkere oogen < lang gespletene, blauwe oogen gn, oogen h1 |
53,12 |
Natuurlijk, stomme ezels! < Natuurlijk, h1 |
54,34 |
een epiesch < epiesch h1 |
55,5 |
Keizer! zei < keizer? vroeg h1 |
55,9 |
éen paard of twee paarden < een en twee paarden h1 |
55,19 |
paleistrappen-vlucht < paleistrappen-vluchten h1 |
56,8 |
hooger < hóog h1 |
56,34 |
komediantjes < komedianten h1 |
58,8 |
Laurentum < Ostia h1 |
58,22 |
mimen < fluitspelers h1 |
58,26 |
te hebben herinnerd < herinnerd te hebben gn, h1 |
59,5 |
Cecilius Plinius < Plinius Cecilius h1 |
60,26 |
De < Die gn, h1 |
61,33 |
uit het Grieksch < uit het Grieksch. Naar Muzaeus gn, h1Ga naar voetnoot37 |
63,18 |
tusschen < tegen h1 |
63,24 |
met < als h1 |
63,31 |
na < van gn, h1 |
64,4 |
schouder < schouders h1 |
64,7 |
slavenschouders < zwarte slaveschouders h1 |
64,10/11 |
schaduwspelingen < schaduwespelingen gn, schaduwen h1 |
64,27 |
weêrschijn der lucht. En < weêrschijn der wolk, dieper de blauw weêrspiegelde weêrschijn der lucht. En gn, h1 |
66,8 |
salutatio < keizerlijke morgenbegroeting h1 |
67,9 |
donkere < sombere h1 |
67,18 |
groote < even zoo groote h1 |
67,18 |
met < en alle met h1 |
67,24 |
der < dierh1 |
67,29 |
hij < hij ze h1 |
67,30 |
rotonde < open rotonde h1 |
| |
| |
68,5 |
van mijn meester < van mijn meesters gn, h2, mijner meesters h1 |
68,7 |
cellen, voor < kamers en cellen, die volgden voor h1 |
68,8 |
cellen < kamers en cellen h1 |
68,10 |
Quintilianus < Quintilianus glimlachend h1 |
68,13 |
het < de gn, h2, h1 |
68,16-19 |
De baden [...] nissen... < De baden volgden daar; zwembaden van zoet water; het water ruischte, immer verfrischt, uit het koudwaterreservoir. De andere, verwarmde, badkamers volgden dan met het hypocaustum, zeer groot, ter verwarming, en er waren kleine kabinetjes, waar de onyxen en albasten zalf- en oliekruikjes stonden in nisjes, h1 |
68,20 |
ruim, rijk en sober, van < ruim en rijk, maar sober, van een h1 |
68,21 |
Opeenvolging < Het was eene opeenvolging h1 |
68,21 |
zuilen, pilasters < zuilen en pilasters h1 |
68,22 |
altijd, < altijd en h1 |
68,25 |
vervolgden < liepen zij h1 |
68,27 |
leêgte < leêge ruimte h1 |
68,30 |
zoekende < uitgaande, zoekende h1 |
68,31 |
voor, geleidde < voor en leidde h1 |
69,1 |
Rufus, die Plinius' voogd geweest was < Rufus h1 |
69,14 |
verschijnen moet < genoodigd is h1 |
69,21 |
rondom < rondom mij h1 |
69,28 |
door Vespazianus, door Titus < door een Vespazianus, door een Titus h1 |
70,7 |
wit, zwart, rood marmer < wit en zwart en rood marmer h1 |
70,8 |
rood porfier, zwart < van rood porfier en zwart h1 |
70,10 |
rust en vrede < rust, vrede h2, h1 |
70,12 |
beminnelijkste < beminnelijkste, edelste h1 |
71,7 |
niet uit < niet h1 |
| |
| |
71,20/21 |
Consul weldra onder Nerva < Consul hij ook korten tijd geweestGa naar voetnoot38 gn, h1 |
71,21 |
worden < meer en meer worden h1 |
71,22 |
zoû doen zien < deden zien h1 |
72,3 |
keizerlijk purper < purper h1 |
73,16 |
aequorei < aequori gn, h1Ga naar voetnoot39 |
74,18 |
doen < altijd doen h1 |
77,9 |
want < maarh1 |
77,18 |
ietwat < een beetje h1 |
78,13 |
zijn: ik heb < zijn, want ik lijd h1 |
80,29 |
waarnaar < waarop h1 |
81,18-20 |
Bewonder 't genie des Egyptenaars, want hoe vaak brak de kunstenaar, wenschende meerdere kelken te scheppen, zijn bronzen schaal. < Bewonder 't genie des Egyptenaars: meer dan eens wenschte hij Te cizeleeren zoo dun kristal, en brak zelve zijn werk, tot hij slaagde... gn, h1Ga naar voetnoot40 |
82,18 |
men < je h1 |
82,25 |
steeds levenslustig... < wees levenslustig en h1 |
83,11/12 |
't Borsteldragend dier gelijk, dat Meleagros |
|
Velt met AEtolischen spies... < 't Borsteldragend dier gelijk, dat Diomedes |
|
Velt met AEtolischen werpspies.... gn, h1Ga naar voetnoot41 |
83,26 |
wat < dat gn, h1 |
84,7 |
klonken < waren h1 |
84,30/31 |
Cecilanus, zijne zich < Cecilianus' zich h1 |
87,22 |
Martialis < uw Martialis h1 |
87,26 |
en die < die h1 |
| |
| |
87,27 |
dat < die h1 |
88,25 |
niet hem die < hem niet, die gn, h1 |
88,31 |
maskers... Zij zijn < maskers... Zij zijn niet zoo zwaar als de Latijnsche, geloof ik. Ze zijn h1 |
89,32 |
den < het gn, h1 |
90,27 |
weifelde < twijfelde h1 |
91,26 |
den < het gn, h1 |
93,29/30 |
- Bij Fabulla? |
|
- Ja < - Bij Fabulla? |
|
- ...Fabulla?? |
|
- Ja gn, h1 |
93,31 |
nog < ze nog h1 |
93,35 |
zoèt < zoo zoèt h1 |
98,11 |
bulderde < donderde h1 |
99,11 |
uit haat < haat h1 |
100,10 |
navoorstelling < tooververtelling h1 |
102,19 |
omziende < omziende naar de geesels h1 |
102,22 |
tegen geeselen-zien < tegen ze geeselen-zien h1 |
102,24 |
achtermuur met < achtergrond van h1 |
103,33 |
en de < en vooral de h1 |
104,5 |
Tacitus! Verginius Rufus! < Tacitus! h1 |
104,14 |
schelen! Er < schelen! Wie zijn goede moderne tooneelschrijvers? Er h1 |
104,32 |
zonder jùllie! < zonder jùllie, zonder jullie! h1 |
105,15 |
ronde < witte h1 |
105,33 |
schertsen en < schertsend h1 |
105,36 |
dien < den h1 |
106,17 |
dreigend < betuigend h1 |
107,7 |
door < die, door h1 |
108,10 |
die < de h1 |
108,22 |
gewone < jonge h1 |
108,26 |
in < met h1 |
108,29 |
morgen < overmorgen h1 |
110,25 |
werd < was h1 |
110,27 |
voor < om h1 |
| |
| |
111,17 |
beminde < bevriende[?] h1 |
111,19 |
senex < lammen senex h1 |
111,28 |
luider < luid h1 |
113,14/15 |
vrouwerol, ‘paraziet’ < vrouwerol, slaverol, “paraziet” gn, h1 |
113,16 |
maar < eerst h1 |
115,9 |
aedilen < waardige aedilen h1 |
118,5 |
die < de h1 |
118,25 |
toch < toe h1 |
119,9 |
mimiek < muziek h1 |
121,1 |
muilezels < muilen h1 |
123,11 |
dominus goedig < dominus h1 |
124,31 |
met < bij h1 |
125,18 |
hoog < met h1 |
125,35 |
morgen < overmorgen h1 |
126,8 |
twee < drie h1 |
127,25 |
zestien < zeventien h1 |
127,25 |
gekregen? En < gekregen? Toen zijn broêr, Titus, nog heerschte? En h1 |
127,27/28 |
Crispina. |
|
- De < Crispina. |
|
Crispinus lachte: |
|
- De h1 |
127,33 |
is < is al h1 |
128,22 |
zij; de fontein zweeg stil < zij h1 |
131,27 |
Hij heeft < Heeft hij h1 |
131,30 |
hèm?? < diè?? h1 |
135,2 |
- Wie is dat...? < - Wie is dat? |
|
- Wie is dat...? gn, h1 |
135,27/28 |
lachte Domitia en Domitilla en Fabulla schaterden < lachten Domitia en Domitilla en Fabula schaterde h1 |
135,29 |
van < iets van h1 |
137,16 |
van < op gn, h1 |
137,31 |
het hen < hen het h1 |
140,15/16 |
zoû willen < wilde h1 |
| |
| |
140,22/23 |
onduidelijk had < had h1 |
141,19 |
werden < waren h1 |
142,22 |
lauwer en sparrefestoen < lauwer-, sparrefestoen h1 |
142,22 |
in < uit h1 |
144,7 |
vele < hunne h1 |
144,24 |
mager, hè? < oùd... h1 |
145,5/6 |
hem... |
|
- Komt < hem... |
|
- De stommeling, dan heeft hij nièt slim gedaan. |
|
- Komt h1 |
145,35 |
toch < dan h1 |
146,5 |
van den < van het gn, h1 |
148,22 |
werd het < werd h1 |
149,6 |
de orchestra < orchestra h1 |
149,7 |
biljet < biljetje gn, h1 |
149,34 |
dieven en < dieven, de h1 |
150,11 |
het < het toch h1 |
150,35 |
van < in h1 |
152,22/23 |
van morgen < dezen morgen h1 |
153,12 |
weigeren < àfleenen h1 |
153,19 |
de opene ruimte < het opene Theater h1 |
155,27 |
spiraalde met dikke wolken < spiraalde, dikke wolk, h1 |
155,34 |
groepeerden < beijverden[?] h1 |
156,26 |
de < de jonge h1 |
158,8 |
Nilus < Nilus belangstellend gn, h1 |
161,3 |
Cosmus < Cosmus de geurwerker h1 |
161,7 |
Wat is er, < Wat is er, wat is er...?! h1 |
161,14 |
aan < op gn, h1 |
162,25 |
zit < is gn, h1 |
163,15 |
ezel, die... < ezel! h1 |
163,30 |
ketting < kettingen h1 |
164,8 |
zei < lachte h1 |
169,28 |
verzekerden de choragi < verzekerde de choragus h2 |
171,24 |
moderne < de moderne gn, h2 |
174,22 |
in het Tribunaal! < in Tribunaal. h2 |
| |
| |
174,28 |
schrale < wat schrale h1 |
174,29/30 |
uitspreidden de [...] vogelvlerken < spreidden de [...] vogelvlerken uit h1 |
175,3 |
fluisterde < herhaalde h1 |
175,4 |
vond, tot < vond, aan h1 |
175,15 |
zoo veel < veel te veel h1 |
175,19 |
emoties < emotie h2, h1 |
176,7 |
De < Pistoclerus, de h1 |
176,16/17 |
liefdesbetuig < liefdesbeding h1 |
176,18 |
die bij Nilus op < die gisteren op h1 |
176,25 |
hadden < hoe hadden h1 |
176,32 |
en < dat h1 |
177,16 |
De adulescens < Pistoclerus h1 |
177,21 |
den adulescens < Pistoclerus h1 |
177,21 |
wezen zij < wezen h1 |
177,21/22 |
fluisterden zij < fluisterden h1 |
177,26/27 |
de fluiten < de gelijke fluiten h1 |
177,27 |
rommelender < brommender h2, h1 |
177,32 |
was bijzaak < bijzaak h1 |
178,5/6 |
jongeling daar? |
|
- Doe < jongeling. |
|
- Ja, doe h1 |
178,26-28 |
paleis-officieren, schaarden zich, spere- en schilde-kletterend op de trappenvlucht, de Praetorianen. < paleis-officieren; Praetorianen schaarden zich, spereen schilde-kletterend op de trappevlucht... h1 |
178,33 |
Consuls < Keizerin h2, h1 |
179,6 |
dicht < toen dicht h1 |
179,20 |
hurkte de nar < zette de nar zich h1 |
179,22/23 |
de Keizer, ook ernstig, antwoordde < de keizer antwoordde ernstig h1 |
179,31/32 |
scaena-muur. Herhaalde < scaena-muur. Herhaalde zich de hymne en danste “Attis”... Herhaalde h2, h1 |
179,34 |
- Water... Water... < - Aqua! Aqua! Watèr... Watèr... h1 |
| |
| |
180,3 |
snuiven < te snuiven h1 |
180,4 |
doen < te doen h1 |
180,13 |
vergetende < vergeten h1 |
180,19/20 |
in het Theater < ter zij, spiedde in het Theater h2, h1 |
180,21 |
belang ging stellen < belang stelde h1 |
180,22 |
met de < met die h2,h1 |
180,25 |
den adulescens < Pistoclerus h1 |
181,2 |
was < had h1 |
181,5 |
met < van h1 |
181,6 |
verlossen < vrij maken h1 |
181,7 |
die < de h1 |
181,9 |
tafel < tafelen h1 |
181,11 |
ièts < ièts meer h1 |
181,15 |
had < kreeg h1 |
182,3 |
deze < hare gn, h2, h1 |
182,18 |
adplaudere: het < adplaudere aangegeven door de hier en daar verspreide, rythmiesche cadenseerende klappers-in-de-handen: het h1 |
182,18 |
klaterend < kletterend, klaterend h1 |
182,21 |
kort slotwoord < nog slotwoord h1 |
182,26 |
omgang < cuneih1 |
183,1/2 |
vrouwen, den kristallen koelbal tusschen de warme palmen bewegend < vrouwen h1 |
183,26 |
kluchtige < kluchtiger h2, h1 |
183,29 |
om de wangen en het achterhoofd < om wangen en achterhoofd h2, h1 |
183,33 |
dingen; < dingen; zoo het niet ware verboden, hadden zij gaarne om succes te hebben, een reusachtige fallus telkens tusschen de plooien van hun kleeden gezwaaid h1 |
184,5 |
vraatzuchtig < vraatzuchtig en gulzig h1 |
184,7 |
clown < nar h1 |
184,17 |
exodium-spelen < exodium-spelen: de [xxx] h1 |
184,18 |
stralend, < stralend en h1 |
184,20 |
zei < kwam h1 |
| |
| |
185,8 |
roode en < roode, h1 |
185,13 |
Of liever < Maar eerst, h1 |
185,14 |
eerst flink zoenen < zoenen h1 |
186,15/16 |
gezichten, < gezichten en h1 |
187,4 |
nicht < zuster h1 |
187,6 |
Crispina! Onze moeder?? < Crispina? h1 |
188,2 |
tal van < vele h1 |
188,6 |
mantel < gladiatormantel h1 |
188,29 |
Wàter! Watèr!! < Aquà-à! Aquà-à-à! Watèrr!! h1 |
189,10 |
was wel < was zoo h1 |
189,11 |
uur < uur aan h1 |
189,15/16 |
toch links en rechts < toch door de zaal gn, h1 |
189,17 |
was toch < was h1 |
190,23 |
Het was < Het was van h1 |
190,35 |
O-o-o-oh < O-o-oh h1 |
191,4 |
véel lager < héel lage gn, h1 |
192,7 |
aan < tot gn, h1 |
193,4 |
nu < plots h1 |
194,13 |
weêrzin < weêrpijn h1 |
194,14 |
starende < toekijkende h1 |
198,7 |
dien < den h1 |
198,23 |
Nigrina... zei Cosmus. < Nigrina... h1 |
199,6 |
was < nat h1 |
199,20/21 |
in zijn arm den knaap < den knaap in zijn arm h1 |
200,8 |
het < dat h1 |
200,18 |
zei Cecilianus < offerde zich Cecilianus op h1 |
202,9 |
om < met h1 |
202,30 |
ezel! klonk het van alle kant. < ezel! h1 |
203,22 |
van den troep < der troep gn, h1 |
204,20 |
vrouwen < meiden h1 |
206,3 |
Toonde < Toonen liet h1 |
206,25 |
leuk < wat leuk h1 |
209,28/29 |
overmorgen... |
|
- In < overmorgen... |
|
- Ja óvermorgen, zei Cecilius. |
| |
| |
|
- In onze plaats...? |
|
In h1 |
210,25 |
Neen < Ach h1 |
211,8 |
die < de gn, h1 |
211,26 |
en de < en die h1 |
212,9 |
de feesten < zij nu h1 |
212,12 |
Spelen, en zes < Feesten, zes h1 |
212,12 |
Circensische Spelen < Circensische Feesten h1 |
212,13 |
den < het gn, h1 |
212,19 |
het < den h1 |
212,31 |
onder < met h1 |
213,17 |
Hij < Het h1 |
215,23 |
zeide de senex < zeiden zij h1 |
216,17 |
bij hem < met hem gn, h1 |
216,33 |
zeide de < zei de h1 |
219,9 |
niet... < niet tot... h1 |
220,21 |
de stof < stof h1 |
220,28 |
glansde < gleed h1 |
221,3 |
zang en dans < zang, dans h1 |
221,10 |
gewoon < gewend h1 |
222,12 |
het < dat h1 |
222,25 |
niet dus < dus niet h1 |
222,32 |
ze < ze eens h1 |
224,9 |
wel < ze gn, h1 |
224,24 |
netjes < goed en netjes h1 |
225,8 |
van < af h1 |
225,20 |
het < me h1 |
227,4 |
iederen < èrgens, iederen h1 |
227,29 |
op het < op het eenige h1 |
227,30 |
donkerde < fronsende h1 |
228,6 |
een wacht van < de wacht der h1 |
228,25 |
donkere < donkerende gn, h1 |
228,29 |
akelig < zoo akelig h1 |
228,32 |
uit < in h1 |
229,4 |
zacht..., zei Decius < zacht... h1 |
| |
| |
229,12 |
praten < vragen h1 |
229,30 |
wisten, na eerst slechts vermoed te hebben < wisten h1 |
230,15 |
alles < hier alles h1 |
230,22 |
moeder en vonden < moeder, vonden h1 |
230,24 |
ze < hen h1 |
230,27 |
waar en wanneer zij het laatst hadden gespeeld < waar zij vóor Rome het laatst hadden gespeeld gn, h1 |
231,16 |
met < bij h1 |
231,17 |
vertrekjes < vertrekken h1 |
231,19 |
Die was < Het was gn, h1 |
231,19 |
Die zag < Het zag gn, h1 |
231,31 |
kleurige < zacht kleurige h1 |
232,2 |
Op rood < Op de rood gn, h1 |
232,16/17 |
af houden. Zij < af houden. Wat waren zij mooi! Zoo fijn en toch sterk en gezond! Zij h1 |
232,23 |
van < om h1 |
233,9 |
stil gierde < gierde h1 |
233,28 |
en < en met h1 |
234,35 |
wringen < wringen en wenden h1 |
234,35 |
schuiven < schokken h1 |
236,2 |
ontroering < ontroeringen h1 |
238,21 |
gras < groen h1 |
241,4 |
had < had hen h1 |
241,27 |
hen < hen nu h1 |
241,33 |
druipende < natte h1 |
243,30/31 |
Toon dat contract! raasde Crispinus tot zijn zuster. Ben jij gek geweest?! Heb < Ben je gek geweest?! raasde Cripinus tot zijn zuster. Heb h1 |
245,11 |
elke < alle h1 |
245,14 |
den knaap < het kind h1 |
245,29 |
langs < met h1 |
247,5/6 |
tempels, de eerebogen en -zuilen, de bazilieken < tempels, de bazilieken, de eerebogen en -zuilen h1 |
247,34 |
Gij zijt < U is h1 |
248,7 |
gij zijt < u is h1 |
| |
| |
249,22 |
boven < voor gn, h1 |
250,19 |
hadden < vonden h1 |
251,21 |
lotus < roos h1 |
252,7 |
luid-op < hard op h1 |
252,31 |
en sliep door < en sliep. En sliep door h1 |
253,18 |
over < aan h1 |
253,25 |
Augusta < Domina h1 |
253,28 |
Augusta < Domina h1 |
255,28 |
doortrilde < doorrilde h1 |
256,5 |
ver < ginds h1 |
256,29 |
jongen < knaap h1 |
260,13 |
lange < lange, lange h1 |
261,3 |
hij < hij nog gn, h1 |
262,14 |
jongen < zoete kind h1 |
263,4 |
zaligheid < zaligheden gn, h1 |
265,17/18 |
al wat ge zegt < wat u zegt gn, h1 |
265,31 |
mijn zoet < zoet h1 |
269,29 |
Dat hoorde ik reeds, zei Plinius < Toch niet? schrikte Plinius h1 |
270,11 |
ben < was h1 |
270,21 |
pastei, neem van < pastei meê, van h1 |
271,13 |
die < deze h1 |
271,24 |
Wat een < Aan een gn, h1 |
272,10/11 |
Suetonius. |
|
- Neen < Suetonius. |
|
- Neén! zeiden zij allen. |
|
- Neen h1 |
273,20/21 |
welnu, welnu < welnu h1 |
274,1 |
de < zijn gn, h1 |
277,4 |
van < met h1 |
277,31 |
tweelingen < twee tweelingen gn, h1 |
278,34 |
Christus is een < Christus, een h1 |
279,6 |
aan hen < hun h1 |
279,20 |
dan tot < tot h1 |
279,26 |
strak en bleek < strak bleek h1 |
| |
| |
280,5 |
hoe de gladiator < dat de gladiator h1 |
280,20 |
muren < wanden h1 |
280,26 |
zij op < op h1 |
280,29 |
den doodstraf < doodstraf h1 |
280,29 |
geweest zijn < zijn h1 |
281,23 |
donkere < bruine h1 |
281,31 |
ge < u h1 |
282,20 |
meestal < altijd h1 |
282,22 |
nissen < nisjes h1 |
282,35 |
met < als h1 |
283,26 |
nissen < nisjes h1 |
283,34 |
mijn < zoete h1 |
284,22 |
te geven < gegeven h1 |
285,11/12 |
in een < in h1 |
286,23 |
nog meer < niet meer h1 |
286,35/287,1 |
ondeugende < donkere h1 |
290,2 |
lieve, jonge < heeljonge h1 |
290,32 |
jongens < twee jongens h1 |
291,18/19 |
van verder < verder h1 |
291,35 |
Dat < Dáar gn |
292,2 |
radeloos < weêr h1 |
292,26 |
gebaar < gehuil h1 |
292,33 |
uitgezakte < ingezakte h1 |
295,20/21 |
tweelingen en de twee gladiatoren < tweelingen, Afer en Syrus... h1 |
295,32/296,1 |
die zoo goede vrienden waren geworden < die ook dien dag waren aangekomen, h1 |
298,11 |
De < Die h1 |
298,35 |
jammeren! bezwoeren < jammeren, dominus!! bezwoeren h1 |
300,35 |
nóoit < nóoit met ze h1 |
301,22 |
jongensoogen < kind-oogen h1 |
302,4 |
allen < alle de gasten h1 |
302,11 |
en Cecilius < met Cecilius h1 |
| |
| |
302,19 |
meiden < vrienden h1 |
302,30 |
worstjes < saucysjes h1 |
303,7 |
omarmde < handen schudde h1 |
303,22 |
de gelegenheid < een gelegenheid gn, gelegenheid h1 |
303,27 |
plaagde < vroeg h1 |
304,1 |
toren, < toren af h1 |
306,12 |
om, om < om, en h1 |
307,35 |
vertoon: àls < vertoon: àls ik dan afscheid neem van de stad, waar ik maanden was, àls h1 |
309,1-313,20 |
verklaring [...] Davide Ruhnkenio. < ontbreekt gn, h1 |
| |
Afbrekingstekens
In deze uitgave van De komedianten moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:
17,26 |
en- |
18,7 |
en- |
20,6 |
kunstenaars- |
22,12 |
kolom- |
22,23 |
exodium- |
23,4 |
minnaars- |
28,14 |
emotie- |
39,27 |
taveerne- |
44,17 |
nieuwe- |
45,6 |
mimus- |
45,13 |
‘eerste- |
48,17 |
mimus- |
55,3 |
Rood- |
55,12 |
morgen- |
66,26 |
rood- |
79,12 |
Pompeïus- |
84,8 |
linker- |
85,7 |
verlangen- |
94,12 |
Palatinus- |
100,9 |
muzikaal- |
100,16 |
dominus- |
109,10 |
schorrie- |
120,14 |
roode- |
141,29 |
‘Intrat- |
141,30 |
viole- |
146,35 |
Consulaire- |
147,10 |
goud- |
147,33 |
veertig- |
150,31 |
veertig- |
157,17 |
ontslag- |
159,19 |
vaag- |
160,15 |
half- |
169,8 |
wel- |
176,8 |
jonge- |
179,6 |
vijf- |
181,4 |
Plautus- |
226,26 |
tweeling- |
245,29 |
fresco- |
250,9 |
in- |
254,21 |
fengiet- |
| |
| |
261,15 |
gladiatoren- |
275,28 |
man- |
277,25 |
dominus- |
279,4 |
man- |
288,2 |
‘eerste- |
289,26 |
dominus- |
291,16 |
gladiatoren- |
300,20 |
komediante- |
311,25 |
vrouwe- |
* Voor de bibliografische gegevens werd onder meer gebruik gemaakt van het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, een door zwo gesubsidieerd project, onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen.
Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werken Louis Couperus: Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders, Marijke Stapert-Eggen en H.T.M, van Vliet.
|
-
voetnoot1
- F.L. Bastet: Louis Couperus; Een biografie. Amsterdam, 1987. p. 501. De oorspronkelijke brief van Couperus is in het Frans.
-
voetnoot2
- Vgl. F.L. Bastet: Louis Couperus, p. 512.
-
voetnoot3
- Louis Couperus: De tweelingbroeders; Jambische bewerking van Plautus' Menaechmi. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, [1916]. Dramatisch bijvoegsel van Groot Nederland 14 (1916), nr. 7 (juli).
-
voetnoot4
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie. Ed. H.T.M. van Vliet. Utrecht/Antwerpen, [1987]. p. 160.
-
voetnoot5
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 160-163.
-
voetnoot6
- Brief in de Couperus-collectie van het Letterkundig Museum te Den Haag (sig. c.383 b.2).
-
voetnoot7
- F.L. Bastet: Louis Couperus, p. 527.
-
voetnoot8
- Het gaat om Juvenalis' satire op de tarbot die aan keizer Domitianus werd aangeboden. De noot luidt: ‘In mijn roman De Komedianten biedt Crispinus zelve den Tarbot den Keizer aan. Dit is niet volgens Juvenalis maar de lezer van een historischen roman vergete nooit, dat de schrijver in zulk een werk alleen wil op roepen “een beeld van den tijd” en dat niet iedere daad, ieder woord ook van zijne “historische” personages “historiesch” behoeft te zijn. De historische-roman-schrijver combineert zijn materiaal naar mate hem dit geschikt lijkt om het tijdbeeld op het levendigst voor te tooveren.’ (Louis Couperus: ‘Romeinsche portretten; Uit den tijd van Keizer Domitianus; v Juvenalis’. In: Het vaderland 3 februari 1917. Gebundeld in: Louis Couperus: Proza. Eerste bundel. Amsterdam, [1924]. p. 298-305.)
-
voetnoot9
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen/Amice; Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever. Ed. F.L. Bastet. 's-Gravenhage, 1977. 2 dln. Dl. 1: 1890-1902. Dl. 11:1902-1919. In: Achter het boek 12 (1973), afl. 1/3 en 13 (1974), afl. 1/3. Dl. 11, p. 197.
-
voetnoot10
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 164.
-
voetnoot11
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 165.
-
voetnoot12
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 165.
-
voetnoot13
- Brief in het archief van uitgeverij Nijgh en Van Ditmar te Amsterdam.
-
voetnoot14
- Een exemplaar van het contract is in bezit van uitgeverij Nijgh en Van Ditmar te Amsterdam en een bevindt zich in de Couperus-collectie van het Letterkundig Museum te Den Haag.
-
voetnoot16
-
Couperus en de Oudheid; Een opstel van Prof. Dr. W.E.J. Kuiper en enkele brieven van Couperus. [Ed. J.B.W. Polak.] Amsterdam, 1961. p. 34.
-
voetnoot18
- Op de achterkant van blad 60 staat de titel ‘Afternoon-Tea in het Hôtel du Sud’ met daaronder een onvoltooide openingszin; op de achterkant van blad 62/63 staat ‘Antieke Portretten, door Louis Couperus 1.’; op de achterkant van blad 168 staat ‘Epigrammen door Louis Couperus.’ met daaronder ‘Niet Pro-Fransch’ en ‘De Naamlooze’; op de achterkant van blad 277 staat opnieuw ‘Epigrammen door Louis Couperus’ en op de achterkant van blad 281 heeft Couperus een paar berekeningen genoteerd. De bladen 211, 220 en 227 zijn aan de achterkant eveneens genummerd met respectievelijk 211, 21 en 227 en bevatten slechts een kleine aanzet.
-
voetnoot19
- De bladen 57 en 150-159 ontbreken. De ‘a’- en ‘b’- en ‘bis’-nummers zijn aparte bladen met toevoegingen en inlassen. Blad 27 is hernummerd tot 28a omdat het later als kopij heeft gediend en de tekst ervan aansloot bij blad 28 van het kopijhandschrift. De dubbele nummering 185 is een vergissing van Couperus.
-
voetnoot20
- Op de achterkant van blad 151 staat ook 151 met een kleine aanzet.
-
voetnoot21
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 172.
-
voetnoot22
- Vgl. Nieuwsblad voor den boekhandel 85 (1918), nr. 93 (6 december), p. 1425; 90 (1923), nr. 63 (10 augustus), p. 784.
-
voetnoot23
- De afrekeningen bevinden zich in de Couperus-collectie van het Letterkundig Museum te Den Haag (sig. c.383 b.3).
-
voetnoot24
- De verkoopcijfers over 1925, 1926 en 1927 waren respectievelijk: 3687, 3774 en 3855.
-
voetnoot25
- Ditzelfde patroon vertoonde in het algemeen ook de verkoop van de boeken van Couperus die door Veen zijn uitgegeven.
-
voetnoot26
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 174.
-
voetnoot29
- Zie de lijst van correcties, hierna p. 327, 329-330.
-
voetnoot30
- Op deze plaats na heeft Couperus overal elders in de roman ‘nomentanum’ verbeterd in ‘nomentum’; in twee gevallen is dit gebeurd met een erratum achterin de eerste druk.
-
voetnoot31
- In de ‘derde druk’ is deze verbetering aangebracht door middel van een perscorrectie.
-
voetnoot32
- In de ‘derde druk’ is deze verbetering aangebracht door middel van een perscorrectie.
-
voetnoot33
- In de ‘derde druk’ is deze verbetering aangebracht door middel van een perscorrectie.
-
voetnoot35
- In de ‘derde druk’ is deze verbetering aangebracht door middel van een perscorrectie.
-
voetnoot36
- De onzekere lezingen van de handschriften worden gevolgd door een gecursiveerd vraagteken tussen teksthaken ([?]). De woorden in de handschriften die wij in het geheel niet hebben kunnen ontcijferen worden aangegeven door drie x-en tussen teksthaken ([xxx]).
-
voetnoot37
- Couperus heeft deze verandering in de ‘tweede druk’ laten aanbrengen. Vgl. Couperus en de Oudheid, p. 34-36.
-
voetnoot38
- Couperus heeft deze verandering in de ‘tweede druk’ laten aanbrengen. Vgl. Couperus en de Oudheid, p. 34-36.
-
voetnoot39
- Couperus heeft deze verandering in de ‘tweede druk’ laten aanbrengen. Vgl. Couperus en de Oudheid, p. 34-36.
-
voetnoot40
- Couperus heeft deze verandering in de ‘tweede druk’ laten aanbrengen. Vgl. Couperus en de Oudheid, p. 34-36.
-
voetnoot41
- Couperus heeft deze verandering in de ‘tweede druk’ laten aanbrengen. Vgl. Couperus en de Oudheid, p. 34-36.
|